Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Aangever heeft consistent verklaard over een onbekende man die samen met [naam 1] liep en die hem uit het niets in zijn hals stak. Voordat hij stak zou de man hebben geroepen: ‘blijf van mijn rasta af.’ Daarmee bedoelde de onbekende man [naam 1] die een rastakapsel heeft. Als de politie ter plaatse komt, wordt eerst gezegd dat de rasta met gitaar zou hebben gestoken, doch later wordt dit gecorrigeerd naar de blanke man die zou hebben gestoken. Op de Vismarkt worden drie mannen aangehouden, [naam 1] , [naam 2] en verdachte, waarbij verdachte de enige blanke man is en bij hem wordt het mes met bloed aangetroffen. Uit DNA-onderzoek van het NFI is gebleken dat de aangetroffen DNA-sporen op het heft van het mes afkomstig zijn van het slachtoffer, verdachte en een onbekende persoon. Bij dit onderzoek was eveneens het DNA van [naam 2] onderzocht en op een later moment het DNA van [naam 1] , maar hun DNA-sporen zijn niet aangetroffen op het mes. [naam 2] heeft verklaard dat het de blanke man is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Verdachte is de enige blanke man die betrokken is geweest en hij had het mes. De verklaring van verdachte dat hij het mes voor [naam 2] moest bewaren is naar de mening van de officier van justitie aantoonbaar onjuist nu er geen dna van [naam 2] op het mes is aangetroffen. Op grond van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft gestoken. Door in de hals te steken had verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm opzet op de dood van het slachtoffer, of in elk geval het voorwaardelijk opzet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft uitdrukkelijk ontkend dat hij degene is geweest die aangever heeft gestoken met het mes. Hij heeft het mes in handen gekregen van een onbekend iemand nadat er al was gestoken. Er zijn meerdere getuigen gehoord bij de politie en de rechter-commissaris. De raadsvrouw meent dat deze verklaringen te tegenstrijdig, onbetrouwbaar en leugenachtig zijn om voor het bewijs te kunnen gebruiken. Verder roepen de getuigenverklaringen alleen maar vragen op over de toedracht. Meerdere betrokkenen hadden die nacht ruzie met elkaar en de getuigen laten niet het achterste van hun tong zien. [naam 3] zegt eerst dat de rasta met de gitaar heeft gestoken en pas later zegt hij dat dit verdachte was. De rasta met de gitaar was [naam 1] , die ook nog bloed op zijn handen heeft van het slachtoffer. [naam 1] heeft verklaard dat dit was gekomen doordat hij [naam 4] heeft vastgepakt. Ook verdachte heeft verklaard dat hij een jongen heeft gezien met bloed op zijn T-shirt. Op het heft van het mes is naast het DNA van verdachte en het slachtoffer ook DNA aangetroffen van een onbekende persoon. Het kan goed dat het slachtoffer niet goed heeft gezien wie hem precies heeft gestoken. Naast alle onzekerheden omtrent het bewijs die dit dossier oproept, is er een alternatief scenario dat past bij de verklaring van verdachte, zodat de raadsvrouw verzoekt om hem vrij te spreken van het ten laste gelegde, dan wel om de zaak aan te houden voor vergelijkend onderzoek van het onbekende DNA-spoor met het DNA van [naam 4] en [naam 3] .
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik samen met [naam 1] en [naam 2] ben aangehouden op de Vismarkt. Het klopt dat ik toen het mes had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 juni 2020, opgenomen op pagina 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020152789 d.d. 26 november 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Vannacht donderdag 11 juni 2020 was ik bij de nachtwinkel vlak bij de Mediamarkt en Mac Donalds te Groningen. Ik liep ter hoogte van de Hasret en de ijswinkel. Ik zag toen [naam 1] met zijn rasta haar en een Irakees schreeuwen. [naam 1] en de Irakees staan tegenover mij op 1.5 meter afstand. De Irakees zegt tegen mij: ‘blijf af van mijn rasta man’. Ik zeg tegen [naam 1] : wat gebeurd er. De Irakees stond voor mij, maar even in mijn dode hoek, en ik zie daardoor niet wat hij doet. Ik zag dat zijn arm omhoog ging en voor ik kon reageren voelde ik in mijn nek dat ik geen lucht meer kreeg. Ik ging met mijn linkerhand naar mijn nek. Ik voel dat het open is en druk de plek dicht. Ik voelde gelijk pijn in mijn nek en wist door het bloed dat ik gestoken was door een mes.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juni 2020, opgenomen op pagina 12 e.v. van het voornoemd dossier:
Ik hoorde het slachtoffer het volgende verklaren. "Ik was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Ik liep voorbij de shoarmazaak Hasret op het hoekje Astraat. Ik zag dat [naam 1] en zijn vriend ruzie hadden met twee Somaliërs. Ik wilde er tussen komen om de boel rustig te krijgen. Ik zag dat de man die bij [naam 1] was mij uit het niets stak in mijn nek/kin.'
4. Een medische verklaring d.d. 11 juni 2020 en opgemaakt door dr. P.C. Baas, chirurg, voor zover inhoudend als zijn geneeskundige verklaring, opgenomen op pagina 4 van voornoemd dossier:
Steekverwonding onder kin/kaak, fracturen aangezicht.
Bij opvang op de SEH werd de steekverwonding in de hals onder de kaak gehecht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juni 2020, opgenomen op pagina 132 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
[naam 1] en ik liepen met zijn tweeën over de Westerhaven richting de avondwinkel. Vlakbij de avondwinkel kwamen wij twee mannen tegen. Dit waren Somalische mannen. [naam 1] zocht ruzie met [naam 5] . Ik zag dat [naam 1] en [naam 5] elkaar bij de kraag vast pakten waarop ik en [naam 6] naar hun toe zijn gelopen en ze toen uit elkaar hebben gehaald.
Vervolgens lopen [naam 1] en ik weg. Vervolgens kwam er een man aanlopen. Deze man ken ik. Hij heet [slachtoffer] . Hij kwam uit de bushalte en liep onze kant op. Vervolgens komt er vanuit het niets een blanke man aan komen lopen met een fiets aan zijn hand. Ik hoorde deze man zeggen " [naam 1] is mijn broeder". Ik hoorde [slachtoffer] vervolgens zeggen in het Engels "ik doe niks". Ik zag dat de blanke man richting [slachtoffer] liep en hem begon te steken. Ik zag dat [slachtoffer] bloed had op zijn T-shirt. Nadat [slachtoffer] was gestoken door de blanke man is hij weggerend en de blanke man liep hem achterna een klein stukje en komt dan weer terug naar ons toe.
Nadat [naam 6] weg was gegaan liepen [naam 1] en de blanke man weg en ik liep erachter aan en toen kwam de politie.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 11 juni 2020, opgenomen op pagina 105 e.v.van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Toen kwam die gipsy man aangelopen. Ik zag dat hij boos was. Hij zei: 'Laat mijn rasta met rust'. Ik zei tegen gipsy: 'het is tof dat jij mij wilt helpen, maar jij maakt lawaai'. Hij schreeuwde namelijk veel en dat hoefde voor mij niet. Ik liep in de richting van de Vismarkt en toen werd ik aangehouden. Gipsy en [naam 2] liepen met mij mee.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.11 juni 2020, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij zagen dat van de twee andere mannen die bij de man met rasta-haar waren, er één blanke man was. Wij zagen dat collega [verbalisant 1] deze man aansprak. Wij zagen enkele seconden later dat collega [verbalisant 1] een mes bij de verdachte vandaan haalde, dit mes op de grond
legde en de verdachte aanhield, tegen de muur plaatste en hem de transportboeien aanlegde. Omdat [verbalisant 1] zich focuste op de verdachte, richtten wij ons op het mes. Wij zagen dat het een gekarteld mes was. Ik, [verbalisant 2] , pakte het mes op met een handschoen. Wij zagen dat op het snijgedeelte van het mes nog wat bloedresten zaten.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.06.26.062, d.d. 14 augustus 2020 opgemaakt door P.W. Sjoukema, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend als zijn/haar deskundige verklaring:
Het mes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn meerdere bloedsporen
aangetroffen. Op het mogelijke weefseldeeltje is eveneens bloed aangetroffen. Twee bloedsporen op de rechterzijde van het lemmet en het losse mogelijke weefseldeeltje zijn
bemonsterd. De bemonsteringen zijn als AAKZ2882NL#01 t/m #03 veiliggesteld voor een
DNA-onderzoek. Het gehele heft is bemonsterd, gericht op het verzamelen van DNA van degene(n) die het mes heeft/hebben gehanteerd De bemonstering is als AAKZ2882NL#04 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. In bemonstering
AAKZ2882NLS#04 is geen bloed aangetroffen.
AAKZ2882NL#01 Een bloedspoor op de rechterzijde van het lemmet
AAKZ2882Nl#02 Een bloedspoor op de rechterzijde van het lemmet
AAKZ2882NL#03 Een bemonstering (met bloed) van een deel van het losse mogelijke weefseldeeltje
AAKZ2882NL#04 Een bemonstering van het heft van het mes
DNA-profielen van personen betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek
REF921 slachtoffer [slachtoffer] 21 februari 1982
RGU883 verdachte [verdachte] 28 december 1975
Interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAKZ2882NL#01 t/m #03 Eén persoon: Bewijskracht:
(bloedsporen lemmet en slachtoffer [slachtoffer] meer dan 1 miljard
mogelijk weefseldeeltje)
AAKZ2882Nl#04 Minimaal drie personen: Bewijskracht:
(heft) slachtoffer [slachtoffer] meer dan 1 miljard
verdachte [verdachte] meer dan 1 miljard
minimaal één onbekende persoon
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAKZ2882NL#01 tot en met #03 (Bloedsporen lemmet en mogelijk weefseldeeltje)
DNA-profielen AAKZ2882NL#01 tot en met #03 zijn elk meer dan 1 miljard keer
waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van slachtoffer [slachtoffer] ,
dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet aan het slachtoffer verwante
persoon.
AAKZ2882NL#04 (Heft)
Voor deze berekening is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie
niet-verwante personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte]
DNA-mengprofiel AAKZ2882NL#04 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende
personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige onbekende
personen.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer]
DNA-mengprofiel AAKZ2882NL#04 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van slachtoffer [slachtoffer] en twee willekeurige
onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van drie willekeurige
onbekende personen
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt.
Op basis van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken. Verdachte was bij zijn aanhouding, kort na het feit, in het bezit van een mes met daarop zowel bloed van het slachtoffer (op het lemmet) als dna van verdachte (op het heft).
Zowel het slachtoffer als getuige [naam 2] wijzen verdachte aan als dader. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van hun verklaringen. Geen van beiden was betrokken bij de ruzie die aan de steekpartij vooraf was gegaan. Wat zij verklaren over het verloop van de ruzie, het moment waarop verdachte zich ermee begon te bemoeien en de locatie waar aangever is gestoken komt met elkaar overeen, en sluit ook aan bij de verklaring van [naam 1] over het verloop van de ruzie en het moment dat verdachte hem te hulp schiet.
De rechtbank gaat uit van voornoemde getuigenverklaringen en hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij het mes pas in handen gedrukt heeft gekregen nadat iemand anders het slachtoffer er al mee had gestoken. Volgens verdachte zou dit zijn gebeurd tijdens de ruzie tussen [naam 1] en de Somalische mannen voor de avondwinkel en heeft hij het mes aangenomen om te voorkomen dat het tijdens de ruzie gebruikt zou worden. Uit voornoemde getuigenverklaringen en het bloedspoor op straat – dat loopt tussen de Astraat en de avondwinkel waar het slachtoffer gewond door de politie is aangetroffen – blijkt dat het steken pas ná de ruzie voor de avondwinkel heeft plaatsgevonden even verderop, in de Astraat. Uitgaand van zijn eigen verklaring had verdachte het mes toen dus al in handen.
De rechtbank merkt op dat zij – reeds gelet op het voorgaande - geen aanleiding ziet om het verzoek van de raadsvrouw om de zaak aan te houden voor nader onderzoek toe te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met een mes te steken in de hals van het slachtoffer, waar zich zeer kwetsbare delen van het lichaam bevinden zoals de luchtpijp en de halsslagader, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer hierdoor dodelijk zou verwonden. Er is daarom sprake van opzet in voorwaardelijke zin op de dood van het slachtoffer.