ECLI:NL:RBNNE:2021:338

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
5 februari 2021
Zaaknummer
18/218477-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor meerdere pogingen tot diefstal en diefstal

Op 4 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een minderjarige veroordeeld voor twee pogingen tot diefstal uit een woning, een fietsendiefstal en een winkeldiefstal. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 207 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden. De zaak betreft meerdere incidenten in Drachten, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van één poging tot diefstal, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank overwoog dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de gepleegde feiten ernstige gevolgen hadden voor de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, de achtergrond van de verdachte en de noodzaak voor begeleiding en behandeling van zijn verslaving en trauma. De rechtbank legde strikte voorwaarden op voor de voorwaardelijke straf, om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte te ondersteunen in zijn rehabilitatie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/218477-20
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/229212-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in [instelling]
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 21 januari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd:
in de zaak met parketnummer 18/218477-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om geld en/of (een) goed(eren) (van zijn/hun gading), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met zijn, verdachtes, en/of zijn medeverdachtes, hoofd en/of hand, door het (geopende) klapraam (van de tot de woning behorende slaapkamer) is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met traangas, dan wel een bijtende en/of scherpe en/of prikkelende vloeistof, naar en/of in de richting en/of in het gezicht van die [benadeelde partij 1] heeft gespoten;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (dames)fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 9 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, een mobiele telefoon (Iphone 7), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen mobiele telefoon/goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om horloges en/of powerbanks en/of T-shirts (en/of geld), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming (via een raam) de slaapkamer van de woning is/zijn binnengedrongen en/of in een slaapzak de weg te nemen goederen heeft/hebben verzameld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer 18/229212-00 dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2020, te Den Helder, een fles Aperol, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij 5], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 1., 2., 3. en 4. en het in de zaak met parketnummer 18/229212-00 ten laste gelegde. Hij heeft in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder meer het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 2. laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken van het in vereniging plegen van de diefstal van de fiets. Verdachte heeft verklaard dat hij de diefstal van de fiets alleen heeft gepleegd en uit de stukken blijkt onvoldoende duidelijk dat verdachte de fiets samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.
Het onder 3. ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen. De werkwijze van de daders bij dit feit was hetzelfde als bij het onder 1. en 4. ten laste gelegde, te weten inklimming door een raam. Tevens is door aangeefster [benadeelde partij 3] gezien dat de persoon die in het raam hing een spuitbus in zijn hand had. Ook deze werkwijze komt overeen met het onder 1. ten laste gelegde. Op het platte dak is een schoenspoor van verdachte aangetroffen en volgens verdachte leent hij nooit zijn schoenen uit. Dit maakt dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die bij de woning van aangeefster [benadeelde partij 3] is geweest en de diefstal samen met anderen heeft gepleegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 3. en 4. moet worden vrijgesproken. Hij heeft ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd en dat het op het platte dak in de nabije omgeving aangetroffen schoenspoor en het signalement van de persoon die is ingeklommen onvoldoende is om tot het wettig en overtuigend bewijs te komen dat verdachte deze poging tot diefstal heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd, de aangetroffen sigarettenpeuk is niet van hem, maar van een medeverdachte en bovendien betreft dit verplaatsbaar DNA-materiaal. Voorts hoeft het aangetroffen schoenspoor niet daadwerkelijk afkomstig te zijn van de schoen van verdachte. Hierdoor is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring van deze poging tot diefstal te komen.
Oordeel van de rechtbank
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 3. ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt het volgende. Uit de stukken blijkt dat verdachte een van de drie personen op het platte dak bij de woning van aangeefster is geweest. Zijn schoenspoor is hier immers aangetroffen en verdachte heeft verklaard dat hij zijn schoenen niet uitleent. De stukken geven echter onvoldoende duidelijkheid over wie van de drie personen in de woning van aangeefster is geweest. Dat de omschrijving die aangeefster van de jongeman geeft, past bij verdachte, is onvoldoende, omdat dat signalement onvoldoende specifiek is. Voorts blijkt niet wat de rol van de twee personen op het platte dak onder het slaapkamerraam van aangeefster is geweest. De rechtbank komt dus niet tot het bewijs dat verdachte de persoon is geweest die de woning van aangeefster door het slaapkamerraam is binnengegaan en haar telefoon heeft weggenomen, terwijl -als verdachte een van de personen is geweest die op het dak is blijven staan- evenmin kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen hem en de persoon die daadwerkelijk de telefoon van aangeefster heeft weggenomen dat het in vereniging plegen van poging tot diefstal kan worden bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 1. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In de nacht van 28 augustus 2020 te Drachten was ik samen met [medeverdachte] , wij liepen wat rond op straat. Wij zijn die nacht twee keer politieagenten tegengekomen. Ik kan mij niet herinneren wat wij die nacht hebben gedaan. Het zou best kunnen dat wij die nacht bij een poging tot diefstal uit een woning betrokken zijn geweest. Ik had die nacht een busje met pepperspray bij mij. Toen ik zag dat [medeverdachte] werd aangehouden heb ik het busje met pepperspray weggegooid. Het door de politie aangetroffen busje met pepperspray, afgebeeld op pagina 68 van het dossier, is het busje dat ik bij mij had.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 54 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik woon samen met mijn vader, broer en broertje aan de [straatnaam] te Drachten. Omstreeks 6.20 uur ging mijn wekker af. Ik lag op dat moment in bed in mijn slaapkamer. Mijn slaapkamer bevindt zich op de benedenverdieping. Als je de oprit oploopt bevindt mijn slaapkamer zich meteen bij de eerste ramen aan de rechterkant. Mijn slaapkamer heeft een tweetal ramen waarvan een groter raam en een kleiner klapraampje boven aan het grotere raam. Ik bleef nog even liggen. Vervolgens hoorde ik pratende mensen buiten bij mijn slaapkamerraam. Ik hoorde dat het kleine klapraam open werd gedaan. Het klapraampje kan vanaf buiten open worden gemaakt, omdat hier geen sluiting op zit. Ik kon vanuit mijn bed langs het gordijn van het raam kijken wie er bij mijn raam stonden. Ik zag een persoon staan. Vervolgens stond ik op en zag ik dat er ook een ander persoon bij het raam stond. Ik zag dat deze inmiddels al met zijn hoofd en zijn rechterhand door het klapraam heen was. Ik riep luid en duidelijk dat de personen weg moesten gaan. Vervolgens hoorde ik de persoon, die met het hoofd door het klapraam stond, iets schreeuwen. Ik hoorde duidelijk dat dit geen Nederlandse taal was. Vervolgens zag ik en hoorde ik dat hij een onbekende substantie de slaapkamer in sprayde. Ik zag dat hij dit in mijn richting sprayde. Ik kreeg meteen last van een heftig prikkelende luchtweg en prikkende ogen. Vervolgens belde ik de politie. Ik zag dat de personen inmiddels al weg waren. Ik kan de verdachte die de substantie sprayde en al met zijn hoofd en arm in mijn woning was als volgt beschrijven:
- man, tussen 1.70 m en 1.75 m lang, licht getinte huidskleur, droeg een zwarte muts met witte tekst aan de voorzijde, droeg een donkerkleurige jas, broek en schoenen onbekend.
Ik kan de andere verdachte welke nog buiten bij het raam stond als volgt beschrijven:
- man, rond 1.70 m lang, haar of hoofddeksel onbekend, droeg een trui met kleuren wat leek op rood en oranje, donkerblauwe broek. Leek op een joggingbroek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 5.00 uur reden wij op de Stationsweg naar de Ringweg te Drachten. Daar zagen wij twee licht getinte mannen over de openbare weg lopen. Wij zagen dat deze personen onvast ter been waren en slingerend over de openbare weg liepen. Hierop zijn verbalisanten wij tot een controle overgegaan. Tijdens deze controle bleken de beide personen de Nederlandse en Engelse taal niet machtig waren. Ik, [verbalisant 1] vroeg de personen om een paspoort of identiteitskaart. Ik zag dat de beide personen uit hun broekzak een plastic kaart met daarop hun persoonsgegevens aan mij overhandigde. Daarop heb ik een foto gemaakt van beide plastic kaarten. Eén van de mannen droeg een zwarte pet en de andere man droeg een zwart trainingspak. Ik, verbalisant [verbalisant 2] herkende de man met de zwarte pet als de persoon waarbij ik eerder deze week de identiteit had vastgesteld in een strafzaak. Ik herkende de man met de zwarte pet als [medeverdachte] .
Omstreeks 6.30 uur kregen wij de opdracht te gaan naar het [straatnaam] te Drachten naar aanleiding van een heterdaad poging tot inbraak. Wij hoorden dat de meldkamer een signalement doorgaf van twee mannen waarvan één een zwarte muts droeg en de andere man een zwart trainingspak droeg. Eénmaal ter plaatse zagen wij dat wij werden gewenkt door een man. Wij hoorde hem zeggen dat hij ons had gebeld. Wij hoorden hem zeggen dat hij gestommel bij zijn slaapkamer raam hoorde en dat hij toen de gordijnen open deed. Terwijl hij dit deed zag hij dat er twee onbekende mannen bij hem voor het raam stonden en dat één van deze mannen al met zijn hoofd door het bovenlicht van het raam hing. Wij hoorden de melder de volgende omschrijving van de twee mannen geven: "Het zijn AZC'ers, want ze spraken de Nederlandse taal niet, ze hadden licht getinte huidskleur waarvan één man een zwarte pet droeg en de andere een zwart trainingspak.
Naar aanleiding van de bovengenoemde omschrijving hadden wij de link gelegd met de controle die wij om 5.00 uur hadden uitgevoerd aan de Ringweg te Drachten. Met dit in het achterhoofd hadden wij de zoekslag gefocust in de richting van de Ringweg. Terwijl wij over de Torenstraat reden op de zoek naar de twee mannen met het eerder genoemde signalement zagen wij twee jongens lopen die voldeden aan het signalement. Wij zagen dat de verdachten over de Vogelzang liepen. Wij zagen dat de verdachten uit de richting van de Lange West, op het trottoir gelegen aan de Vogelzang, in de richting van de Torenstraat liepen, alwaar wij deze mannen hebben staande gehouden. Daarop herkenden wij de mannen die wij staande gehouden hadden als dezelfde wij omstreeks 5.00 uur ook hadden gecontroleerd. Aangezien deze mannen de enige voetgangers waren in de nabijheid van het plaats incident, er verder nagenoeg geen overig verkeer op straat aanwezig was en deze mannen voldeden aan het signalement, hebben wij deze mannen aangehouden. Het betroffen [medeverdachte] en [verdachte] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 62 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 6:30 uur kregen wij een melding te gaan naar de [straatnaam] te Drachten. Ter plaatse troffen wij aangever [benadeelde partij 1] samen met een aantal huisgenoten. Wij hoorden dat de aangever en zijn huisgenoten hoesten en dat zij vertelden dat ze last hadden van een prikkelende en irriterende luchtweg en prikkelende ogen. Wij zagen dat alle personen rood doorlopen tranende ogen hadden. Vervolgens zijn wij richting het raam van de slaapkamer gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , voelde nabij het slaapkamerraam dat ik meteen een prikkelend gevoel in mijn luchtweg kreeg waarna ik moest hoesten. Ik, verbalisant [verbalisant 5], voelde ook nabij het raam dat ik meteen een prikkelend gevoel kreeg in mijn luchtweg met hoesten als gevolg. Nadat wij bij het raam wegliepen om frisse lucht in te ademen trok het prikkelend gevoel weer wat weg.
Wij herkende beiden ambtshalve het prikkelend en irriterend gevoel als gevolg van pepperspray of een substantie gelijkend aan pepperspray.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 28 augustus 2020 omstreeks 8:00 uur kregen wij de opdracht om te zoeken naar een busje pepperspray welke zou zijn gebruikt bij een poging tot insluiping aan [straatnaam] te Drachten. Wij hoorden dat de verdachten vanaf [straatnaam] weg zijn gelopen en op het kruispunt van de Torenstraat en de Vogelzang te Drachten zijn aangehouden. Wij zijn naar het kruispunt Torenstraat en Vogelzang gereden om daar naar het busje pepperspray te zoeken. Ik, verbalisant [verbalisant 4] , zocht in de tuin van de woning gelegen aan de [straatnaam] . Ik zag een zwart busje liggen in een plant met lange, groene bladeren. Deze plant staat in de tuin aan de zijde van de Torenstraat. Ik heb vervolgens het zwarte busje uit de plant gepakt. Wij hebben het busje bekeken en zagen dat het busje de opdruk "Military Gas" heeft en van het merk "Walther" is.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2020, opgenomen op pagina 67 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het busje 'Military gas' wat was aangetroffen, naar aanleiding van de poging tot inbraak woning met geweld. Ik zag op het busje de volgende tekst staan; gaz pieprzowy 40 ml. Ik heb deze tekst ingetoetst op de vertalingssite van google. Hieruit bleek dat dit in de Poolse taal, pepperspray betreft. Ik heb op internet gezocht op 'walther military gas 40 ml'. Ik kwam op een Poolse site uit met hierop exact hetzelfde busje. Ik zag dat in de informatie dat het een busje van 40 ml betrof welke een gewicht had van 50 gram. In de omschrijving stond namelijk 'wage: 50 g' wat vertaald uit het Pools betekent 'gewicht: 50 g'. Ik woog het in beslag genomen busje 'military gas'. Ik zag dat dit busje 41 gram woog. Dit is een verschil van 9 gram met het opgegeven gewicht. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er 9 gram uit het busje mist en dat het aannemelijk is dat dit busje met 'military gas' een keer gebruikt is. Tevens heb ik, na wegen, gespoten met de inhoud van het busje. Ik voelde dat ik direct een prikkelend gevoel in mijn luchtwegen kreeg en dat ik moest hoesten. Ambtshalve weet ik dat dit ook het geval is met pepperspray. Derhalve kan ik concluderen dat er werkzame pepperspray in het busje 'military gas' zit.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb het adres [straatnaam] opgezocht op google en vervolgens de locatie van aanhouding in de bocht Vogelzang met de Torenstraat te Drachten. Vervolgens heb ik de wandelroute bevraagd in de routeplanner van google. Ik zag dat de snelste wandelroute zes minuten en vijfhonderdenvijftig meter was. Verder zag ik dat de alternatieve route zeven minuten en vijfhonderdenvijftig meter was. Vervolgens heb ik de afstand gemeten op de monitor en zag dat dit vijftien centimeter was, waarbij de schaalverdeling twee centimeter, vijftig meter is. Ik kan dan met deze gegevens berekenen dat de afstand hemelsbreed driehonderdvijfenzeventig meter is.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 12 september 2020 heb ik de beelden van [restaurant 1] bekeken. Dit naar aanleiding van de poging tot diefstal met geweld gepleegd op [straatnaam] te Drachten. [restaurant 1] is gevestigd op [straatnaam] te Drachten. Volgens de routeplanner is de afstand tussen [restaurant 1] en plaats delict betreft 0,2 kilometer.
Ik hoorde eigenaar [naam 1] van [restaurant 1] het volgende zeggen: "Ik weet niet of de tijd op de camera overeen komt met de echte tijd. Ik geloof het niet. Op de beelden is te zien 5:30 uur. Mijn schoonmaakster [getuige 1] was rond 06:15 uur - 06:30 uur aanwezig op de zaak. Dan lopen beide personen langs. U ziet de schoonmaakster dan wel de bewegingen van de schoonmaakster."
Ik zag op de camerabeelden van [restaurant 1] het volgende:
Ik zie twee personen welke ik als persoon 1 en persoon 2 zal omschrijven.
Ik zie om 5:30:47 uur 1 persoon in beeld komen. Ik zie dat persoon 1 donkere kleding aan heeft. Ik zie dat hij een donkerkleurige muts op heeft met witte letters/tekst aan de voorzijde. Ik zie dat persoon 1 donkere schoenen aan heeft met witte zolen. Ik zie dat de persoon 1 uit beeld verdwijnt. Ik zie dat persoon 2 in beeld komt. Ik zie dat de man donkere kleding aan heeft. Ik zie dat de persoon een donkerkleurige pet op heeft. Ik zie dat hij een donkerkleurige broek aan heeft met lichtkleurige strepen aan de kant. Ik herken dit als zijnde een trainingsbroek van merk Adidas. Ik zie om 5:31:08 uur persoon 2 uit beeld verdwijnen.
Ik sprak met getuige [getuige 1] en zij vertelde mij het volgende: "Ik was die desbetreffende dag aan het werk bij [restaurant 1] . Ik was er rond 6:20 uur. Ik zag enkele minuten later twee personen langs lopen. Dit viel op. Het is normaal veel fietsverkeer. Ik stond op ongeveer 10 meter afstand. Het was buiten nog wat schemerig. Ik weet nog wel dat beide personen niet heel groot/lang waren. Ik weet dat één van de personen een petje op had. Ik weet de leeftijd niet. Ik geloof dat ze licht getint waren. Ik dacht een buitenlands uiterlijk. Ik weet zo niet uit welk land. Ik hoorde kort daarna wat lawaai. Ik dacht dat ze iets vernielden.
Ik heb de foto bijlages van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] bekeken. Ik zie dat persoon 1 voldeed aan het signalement van [verdachte] . Ik zie op de foto's dat [verdachte] donkere kleding aan heeft en een donkerkleurige muts bij zich heeft met witte letters. Ik zie dat [verdachte] donkere schoenen aan had met een witte zool aan de onderkant. Daarbij is [verdachte] niet heel lang/groot.
Ik zie dat persoon 2 voldeed aan het signalement van [medeverdachte] . Ik zie op de foto's dat [medeverdachte] donkere kleding aan heeft met een trainingsbroek met licht kleurige strepen aan de zijkant. Ik zag dat [medeverdachte] een donkere pet op had. Daarbij is [medeverdachte] niet heel lang/groot en draagt een pet.
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 2. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 27 augustus 2020 te Drachten was ik samen met [medeverdachte] . Ik zag een fiets staat die niet op slot stond. Het was niet mijn fiets. Ik heb de fiets vastgepakt en ik heb een stukje met de fiets gelopen. Vervolgens heb ik tegen [medeverdachte] gezegd dat hij op de fiets moest gaan stappen. Dat wilde hij wel. We zijn samen op de fiets weggefietst.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 28 augustus 2020, opgenomen op pagina 102 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 2] :
Ik heb op 27 augustus 2020 mijn fiets neergezet bij de [bedrijf 1] aan de [straatnaam] te Drachten. Ik ben vergeten mijn sleutels uit de fiets te halen. Dit was rond 21.30 uur. Toen in wegging en erachter kwam dat mijn fiets was gestolen was rond 22.15 uur. Het betreft een damesfiets, merk Batavus, type Old Dutch plus N3 dames, kleur zwart.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2020, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 28 augustus 2020 werd er in de Whatsappgroep van politiecollega's Drachten een filmpje gedeeld van camerabeelden van een gestolen fiets met hierop twee personen. Deze beelden waren afkomstig van aangeefster [benadeelde partij 2] welke aangifte had gedaan van diefstal van een fiets. Haar fiets was op 27 augustus 2020 tussen 21.30 uur en 22.15 uur gestolen bij de [bedrijf 1] op de [straatnaam] te Drachten. Ik heb 28 augustus 2020 contact opgenomen met aangeefster [benadeelde partij 2] . Zij vertelde dat de beelden afkomstig waren van de
[bedrijf 3] winkel en dat zij haar fiets herkende op de beelden. Zij herkende de fiets aan het rekje voor op haar fiets. Op afstandmeten.nl zag ik dat de afstand tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 3] 300 meter was. Beide locaties liggen in het verlengde van elkaar in dezelfde straat. Ik heb de originele camerabeelden gekregen van de [bedrijf 3] betreffende de fietsendiefstal. Ik zag dat op de camerabeelden geen dag/datum/tijdstip stonden. Op de het camerasysteem van [bedrijf 3] zag ik dat het beelden betroffen van 27 augustus 2020 22.18 uur. Ik zag op de camerabeelden twee personen op een fiets zitten. NN1 en NN2. NN1 fietst en NN2 zit op de bagagedrager.
Op 28 augustus 2020 omstreeks 6.30 uur zijn verdachten [verdachte] , en [medeverdachte] aangehouden. Van beide verdachten is de kleding gefotografeerd bij de aanhouding en/of insluiting. Ik zag dat het signalement van NN1 op de camerabeelden sterk overeenkwam met de kleding van [verdachte] . Zo zag ik dat de broek met streep over de gehele zijkant met hierop accenten/figuren overeenkwam. En ook de donkere jas/vest, donkere pet/muts en donkere schoenen kwamen overeen. Tevens betreft het in beide gevallen een lichte huidskleur. Ik zag dat het signalement van NN2 op de camerabeelden sterk overeenkwam met de kleding van
[medeverdachte] . Zo zag ik dat de binnenkant van de jas van [medeverdachte] rood/oranje is, net zoals de jas op de camerabeelden. Mogelijk dat hij deze omgekeerd heeft gedragen. Ook zag ik dat de donkere broek met witte accenten, donkere schoenen met witte streep en lichte huidskleur overeenkwamen. Tevens droeg [medeverdachte] een pet met witte accenten op de zijkant, net als NN2 op de camerabeelden.
Bewijsoverweging
In aanvulling op de bewijsmiddelen overweegt de rechtbank met betrekking tot het medeplegen het volgende. De verklaring van verdachte houdt in dat hij in het gezelschap van de medeverdachte [medeverdachte] was toen hij de fiets wegnam. Nadat zij samen een stukje met de fiets hadden gelopen, is de medeverdachte op de fiets gestapt en is hij -met verdachte achterop- weggefietst. Deze verklaring wordt ondersteund door wat op de beelden te zien is. Het wegfietsen op de fiets maakt in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank deel uit van de wegnemingshandeling, zodat van een gezamenlijke uitvoering en dus van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte kan worden gesproken.
Het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 4. ten laste gelegde.
1. De door verdachte ter zitting van 21 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 27 en 28 augustus 2020 was ik bij [medeverdachte] in Drachten. Dit waren twee nachten. Ik ben de hele tijd met [medeverdachte] samen geweest en we trokken samen op.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 september 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020238349 van 17 november 2020, inhoudend als verklaring van
[benadeelde partij 4] :
Op 27 augustus 2020 omstreeks 2:55 uur zat ik in de woonkamer. De woonkamer en het balkon grenzen aan de kant van de Zuiderbuurt/Museumplein te Drachten. Onder de woningen zit het [restaurant 2] gevestigd. Omstreeks 2:56 uur hoorde ik mijn vissersstoeltjes vallen in de slaapkamer. Kort daarna hoor ik gestommel in mijn slaapkamer en ik ging kijken. Toen ik de slaapkamerdeur open deed zag ik iemand half in het raam hangen. Ik wilde zijn voet vast pakken, maar hij was te snel. Ik zag dat een andere jongen de deur naar de trappengang open hield voor de jongen die zojuist door het raam naar buiten was geklommen. Om 2:58 uur heb ik 112 gebeld. Toen dacht ik, ik moet naar het balkon, kijken of ik nog iemand zie. Dit was nog geen minuut later en toen zag ik twee jongens elk op een fiets vanaf de uitgang van onze appartementen richting het Raadhuisplein fietsen. De ene fietste richting het Raadhuisplein en de andere fietste richting het carillon. Toen hoorde ik geschreeuw in een buitenlandse taal en toen zag ik de jongen die richting het Raadhuisplein fietste terug komen en die fietste daarna ook richting het carillon. De jongens hadden beide een getinte huidskleur. Zij hadden kort zwart haar, hadden een slank postuur en waren tussen de 170 à 175 cm lang. Eén van de jongens droeg een zwarte rugzak voorop zijn borst. De jongen die half uit het raam hing had een donkere broek aan. Mijn slaapkamer grenst aan de portiek op de 1e verdieping. Het uitzetijzer van het raam was geforceerd waardoor de jongen door het raam kon klimmen. De slaapkamer was overhoop gehaald. Er lagen meerdere doosjes op de grond, waar horloges in zaten. Er was tevens een slaapzak uit een zak gehaald en daar waren spullen ingestopt, mogelijk om mee te kunnen nemen.
De volgende dag zag ik dat er twee powerbanks, twee horloges en meerdere T-shirts in de zak van de slaapzak zaten. Omdat ik ze gestoord heb konden ze dit niet meenemen. Er is niets weggenomen uit mijn woning.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2020, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik bekeek ik de camerabeelden van 27 augustus 2020 afkomstig van het [bedrijf 2]
gevestigd aan de [straatnaam] te Drachten. Ik zag dat de tijd op de camerabeelden 25 minuten achter loopt op de daadwerkelijke tijd. Ik zag op de camerabeelden het volgende:
02:34:59 (werkelijke tijd +/- 02:59:59 uur)
Er fietst een persoon (NNI) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaan in de richting van het Raadhuisplein te Drachten. De persoon op de fiets draagt een donkere jas o.i.d. en een broek met een witte streep over de gehele zijkant. De persoon fietst richting Raadhuisplein in Drachten.
02:35:03 (werkelijke tijd +/- 03:00:03 uur)
Er fietst een persoon (NN2) door het beeld, komende uit de richting van het Museumplein te Drachten. De persoon fietst uit beeld, gaande richting het carillon in Drachten.
02:35:10 (werkelijke tijd +/- 03:00:10 uur)
NN2 komt terug in beeld, komende uit de richting van het carillon in Drachten en draait half lopend/fietsend een rondje voor de winkel het [bedrijf 2] . Hij gaat een klein beetje in de richting van waar NNI heen is gefietst. Vervolgens fietst NN2 uit beeld, wederom richting het carillon in Drachten.
02:35:16 (werkelijke tijd +/- 03:00:16 uur)
Persoon, waarschijnlijk NNI komt heel snel door het beeld fietsen, komende uit de richting van het Raadhuisplein en gaande in de richting van het carillon in Drachten. Hij gaat achter NN2 aan.
Ik kan de personen als volgt omschrijven:
NNI :
- draagt een donkere gekleurde jas o.i.d.
- draagt een broek met een witte streep over de gehele zijkant
NN2 :
- draagt een donkere rugzak o.i.d. op zijn buik;
- draagt een bont gekleurde jas;
- draagt een zwarte broek met witte streep over de breedte van de zijkant;
- draagt zwarte schoenen met een witte onderrand;
- draagt een zwarte muts met een wit accent er op.
In de aangifte las ik dat de aangever zei dat er om 2:57 uur bij hem was ingebroken.
Ik heb op 29 augustus 2020 contact gehad met de aangever. Ik hoorde van hem dat hij zei dat dit het tijdstip was waarop hij 112 had gebeld en dat de inbraak hoogstens een aantal minuten eerder door hem was ontdekt. In de aangifte las ik ook dat aangever had gezien dat twee mannen, die betrokken waren bij de inbraak bij hem, beiden een andere kant op fietsten. De een ging richting Raadhuisplein en de ander richting carillon in Drachten. Waarna degene die richting Raadhuisplein fietste terug kwam om vervolgens ook richting carillon te fietsen. Dit komt overeen met de hierboven beschreven camerabeelden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek van 27 augustus 2020, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 27 augustus 2020 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit een woning, voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] te Drachten, binnen de gemeente Smallingerland. De aangever verklaarde dat het uitzetraam van de slaapkamer geopend stond. Ik zag dat het raamhefboompje los van het scharnier stond. Deze bleek te zijn afgebroken. Vermoedelijk werd de binnenkomst tot de woning via dit raam verkregen. Ik zag dat de slaapkamer doorzocht was. Ik zag dat er meerdere ladekasten geopend stonden en vele goederen lagen op het bed en op de vloer. Ik zag op de laminaatvloer een schoenzoolafdruk. Door mij werd de schoenzoolafdruk veiliggesteld, sin AAOD3711NL. Ik zag buiten, ter hoogte van het inklimraam een gerookte joint/peuk en een grijs vest met opschrift "BAM" liggen. De aangever verklaarde dat dit vest van hem was. Tevens verklaarde de aangever dat de aangetroffen gerookte joint/peuk niet van hem was. De joint/peuk werd door mij veiliggesteld voor DNA-onderzoek, sin AAOD3712NL.
5. een schriftelijk stuk, te weten een rapport opgemaakt door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna NFI) d.d. 6 november 2020, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van NFI-deskundige ing. H.J. van Paassen:
Het DNA-profiel WAAG0490NL van de verdachte [medeverdachte] is opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is tot op heden één match gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 49494. Bovenstaande betekent dat DNA in het sporenmateriaal met het identiteitszegel AAOD3712Nl#01, uit DNA-profielcluster 49494, afkomstig kan zijn van de verdachte [medeverdachte] . De matchkans DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van een vergelijkend schoensporenonderzoekaanvullend met nummer PL0100-2020237167 van 2 december 2020, inhoudend als verklaring van verbalisant:
Ik startte een vergelijkend schoensporenonderzoek, waarbij het volgende is waargenomen, verricht en bevonden:
schoenen
Nummer : A
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303776.
SIN : AAN02814NL.
Beslagene : [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -2006.
Nummer : B
Bvh.nummer : PL0100- 2020237167.
Goednummer : PL0100- 2020237167-1303775.
SIN : AAN02813NL
Beslagene : [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] -2005.
spoor
Nummer : 3
Soort : folie.
Bvh.nr : PL0100-2020236009. ( [straatnaam] Drachten)
SIN : AAOD3711NL.
Schoen : linkerschoen.
Zichtbaar deel : bijna gehele zool.
Profiel : rechthoekige profielelementen (verschillende groottes) /
open profielelementen in de vorm van een cirkel.
Onregelmatigheden : niet waargenomen.
Slijtage : niet waargenomen.
Opmerking : twee schoensporen over elkaar geplaatst.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen A en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Tijdens het vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het veiliggestelde spoor 3 en anderzijds de zool van linkerschoen B en het hiermee vervaardigde proefafdrukspoor, is gebleken dat:
• de profielovereenkomst, voor zover zichtbaar, nagenoeg hetzelfde is:
• de afmetingen, voor zover meetbaar, nagenoeg hetzelfde zijn;
• onverklaarbare verschillen zijn niet waargenomen.
Op grond van het vergelijkend onderzoek concludeer ik, dat één afdrukspoor op spoor 3 voorzien van waarmerk AAOD3711NL, 2020236009, [straatnaam] te Drachten, is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen A en één afdrukspoor op spoor 3 is veroorzaakt met een schoen soortgelijk aan de schoenen B. Door het ontbreken van karakteristieke overeenkomsten kon niet worden vastgesteld dat de sporen daadwerkelijk zijn veroorzaakt met de schoenen A en B.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de nacht van 27 augustus 2020 samen in Drachten waren. Na de poging tot diefstal in de woning aan de [straatnaam] te Drachten wordt onder het inklimraam in de portiek een peuk aangetroffen met daarop DNA-materiaal dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van [medeverdachte] afkomstig is. Binnen in de slaapkamer van de woning worden twee schoenafdrukken aangetroffen. Een van deze afdrukken is soortgelijk aan die van de schoen van verdachte en de andere afdruk is soortgelijk aan die van de schoen van [medeverdachte] . Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de poging tot diefstal is gepleegd door twee personen die een buitenlandse taal spreken, die zijn gevlucht op de fiets en die voldoen aan een signalement dat lijkt te passen bij het signalement van verdachte en [medeverdachte] . Verdachte weet niet meer wat hij in de nacht van 27 augustus 2020 heeft gedaan. Op grond van voornoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de poging tot diefstal heeft gepleegd. Het feit dat het DNA-materiaal is aangetroffen op een sigarettenpeuk, dat een verplaatsbaar object is, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
Het in de zaak met parketnummer 18/229212-20 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/229212-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 juni 2020 deel uitmakend van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL1100-2020132436 van 7 juli 2020, inhoudend de verklaring van [getuige 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 26 juni 2020 deel uitmakend van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 1., 2. en 4 en het in de zaak met parketnummer 18/229212-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande:
in de zaak met parketnummer 18/218477-20 dat:
1.
hij op 28 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading, die geheel of ten dele toebehoorden aan [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met zijn, verdachtes, hoofd en hand door het geopende klapraam van de tot de woning behorende slaapkamer is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, met een bijtende en scherpe en prikkelende vloeistof in de richting van die [benadeelde partij 1] heeft gespoten;
2.
hij op 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, een damesfiets, toebehorende aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 27 augustus 2020 te Drachten, gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om horloges en powerbanks en T-shirts toebehorende aan [benadeelde partij 4] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming via een raam de slaapkamer van de woning zijn binnengedrongen en in een slaapzak de weg te nemen goederen hebben verzameld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met parketnummer 18/229212-00 dat:
hij op 26 juni 2020 te Den Helder, een fles Aperol, toebehorende aan winkelbedrijf [benadeelde partij 5], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/218477-20:
1. poging tot diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de
vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd in een woning, door twee of meer verenigde personen,
waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van inklimming;
2. diefstal, door twee of meer verenigde personen;
4. poging tot diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
en in de zaak met parketnummer 18/229212-00:
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 1., 2., 3. en 4. en het in de zaak met parketnummer 18/229212-00 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 202 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Het is de bedoeling dat de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk is aan de duur van het voorarrest plus twee of drie dagen, zodat er in die dagen een woonplek voor verdachte kan worden geregeld. Aan de voorwaardelijke straf dienen als bijzondere voorwaarden worden verbonden dat verdachte:
- zich houdt aan de meldplicht en de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling, te weten Leger des Heils Nederland in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden ITB Criem;
- meewerkt aan urinecontroles en drugstests om meer inzicht te krijgen in verslaving, op momenten dat de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan een ambulante behandeling vanuit Verslavingszorg;
- zich zal houden aan het opgestelde plan en de afspraken die gemaakt worden, in het kader van dagbesteding en scholing, met en door de Jeugdreclassering;
- zo lang als afgesproken wordt, in de nachtelijke uren, tussen 21:00 en 07:00 uur bij zijn woonplek zal verblijven;
- zich zal houden aan de regels van de verblijfplaats en de aanwijzingen van de begeleiders opvolgt;
- zal meewerken aan de hulpverlening die Nidos en de jeugdreclassering noodzakelijk achten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij bewezenverklaring bepleit het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op de dag van de uitspraak en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) en door de officier van justitie gevorderd. Hij heeft bepleit het voorwaardelijke deel van de jeugddetentie te matigen, omdat het onvoorwaardelijk deel voor een minderjarige zonder relevante recidive fors is. Tevens heeft de raadsman bepleit dat het niet nodig is om het onvoorwaardelijk deel met twee of drie dagen te vermeerderen, omdat de voogd in de dagen tot aan de uitspraak een woonplek voor verdachte kan regelen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting het rapport opgemaakt door de Raad van 4 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De destijds dertienjarige verdachte heeft zich in een tijdsbestek van ruim twee maanden schuldig gemaakt aan twee maal een poging tot diefstal uit een woning, een fietsendiefstal en een winkeldiefstal. Verdachte en zijn medeverdachte klommen 's nachts brutaal de slaapkamers van de woningen naar binnen via een raam. Een van de bewoners lag wakker in zijn bed en zag een persoon door het raam hangen. Toen hij opstond werd hij met pepperspray in zijn ogen gespoten.
Woninginbraken zorgen voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij. Verdachte is daar medeverantwoordelijk voor. Voorts veroorzaken diefstallen overlast en financiële schade bij de betrokkenen. Verdachte heeft zich daar niet om bekommerd en heeft slechts gehandeld uit eigenbelang.
Verdachte is in februari 2020 in Nederland aangekomen als alleenstaande minderjarige vreemdeling en heeft zich gemeld bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. Uit zijn justitiële documentatie blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De voorlopige hechtenis van verdachte is onder voorwaarden op 8 oktober 2020 geschorst. Deze schorsing is op 23 oktober 2020 weer opgeheven, omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden van de schorsing heeft gehouden.
Door de Raad is onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte en zij hebben het volgende geconcludeerd. Verdachte gebruikt het middel Rivotril wat voor veel problemen zorgt.
De onderhavige delicten zijn gepleegd onder invloed van Rivotril. Daarnaast dronk
hij vrijwel dagelijks alcohol en gebruikte hij harddrugs. Tijdens zijn detentie, nadat hij was afgekickt, werd zichtbaar dat er sprake is van onderliggend trauma uit het verleden. Prioriteit moet hebben dat verdachte geen middelen meer gebruikt en dat hij hulp krijgt bij traumaverwerking. Het is belangrijk om hem hiervoor te motiveren en hem hierbij te begeleiden en ondersteunen. Tijdens de detentie is zichtbaar dat zeer strakke kaders en regels met weinig vrijheid, maken dat verdachte zich enigszins kan voegen. Het is daarom noodzakelijk dat verdachte op een plek gaat verblijven waar veel toezicht is en waar hij weinig ruimte krijgt om zijn eigen plan te trekken. Adequate dagbesteding is hierbij essentieel. Tijdens de detentie is verdachte in staat gebleken hier positief aan mee te doen. Om de juiste ondersteuning te realiseren adviseert de Raad een maatregel van de jeugdreclassering, waarvan zes maanden Intensieve Traject Begeleiding (ITB). Hiernaast zijn strakke bijzondere voorwaarden noodzakelijk met een forse stok achter de deur, in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie, om de kans op recidive te verminderen en verdachte mee te laten werken. Door de raadsonderzoeker is ter terechtzitting aangevoerd dat omdat verdachte uit een gestructureerde setting komt, de kans om het toezicht en de begeleiding te laten slagen aansluitend op de voorlopige hechtenis het grootst is.
De rechtbank heeft een feit minder bewezenverklaard dan waar de officier van justitie in zijn vordering rekening mee heeft gehouden. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest erg fors is en dat daarom matiging van het voorwaardelijk deel plaats moet vinden.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank onder meer gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor jeugd, de ernst en de hoeveelheid van de strafbare feiten, de korte tijd waarin deze feiten zijn gepleegd en de leeftijd van verdachte. Alles afwegend acht de rechtbank de een jeugddetentie voor de duur van 207 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd voor de duur van twee jaren passend en geboden en zal deze straf opleggen. Hierbij is het onvoorwaardelijk deel van de straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank zal geen twee of drie dagen extra opleggen, opdat een geschikte plek voor verdachte kan worden gevonden. Verdachte kan immers direct door het COA worden geplaatst.
De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden, zoals door de Raad geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd, opleggen, zodat verdachte vanuit een strak gestructureerde setting wordt begeleid en wordt behandeld voor zijn verslaving en trauma.

Benadeelde partij

[benadeelde partij 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.959,69 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze niet geschikt is om in het strafproces te behandelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Subsidiair heeft hij niet-ontvankelijkheid van de vordering ten aanzien van de schade aan de iPhone bepleit, omdat deze schade onvoldoende is onderbouwd en hij heeft afwijzing van de vordering ten aanzien van de schade aan de iPad bepleit, omdat er geen grond is deze schade toe te kennen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/218477-20 onder 1., 2., en 4. en het in de zaak met parketnummer 18/229212-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 207 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 60 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
1. nadat de jeugdreclassering van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, Nederland, een afspraak met hem heeft gemaakt, hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht en zich hierbij aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering zal houden, waarvan de eerste zes maanden van de proeftijd in het kader van Intensieve Traject Begeleiding (ITB) Criem;
2. ten behoeve de controle op en het inzicht in het gebruik van alcohol en drugs meewerkt aan bloed- en urineonderzoek op de momenten dat de jeugdreclassering dat nodig vindt;
3. meewerkt aan ambulante behandeling vanuit verslavingszorg, wanneer en zolang als de jeugdreclassering dat nodig acht, op de tijden en plaatsen als door of namens de jeugdreclassering aan te wijzen zorginstelling te bepalen;
4. zich houdt aan het opgestelde plan en de afspraken die worden gemaakt met de jeugdreclassering in het kader van dagbesteding en onderwijs;
5. zolang als de jeugdreclassering dat nodig vindt, in de nachtelijke uren tussen 21.00 uur en 7.00 uur op zijn toegewezen woonplek zal verblijven;
6. zich zal houden aan de regels van de hem toegewezen woonplek en aan de aanwijzingen van de begeleiders van deze woonplek;
7. zich onder ambulante behandeling zal stellen van de Geestelijke Gezondheidszorg (in verband met traumaverwerking), wanneer de jeugdreclassering in samenspraak met Nidos dat nodig acht op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven.
Geeft aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, Nederland, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Benadeelde partij

in de zaak met parketnummer 18/218477-20 feit 3.:
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J. Dijkstra en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2021.
Mr. R.B. Maring en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.