ECLI:NL:RBNNE:2021:3379

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
178795
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht verleende spoedmachtiging gesloten jeugdzorg na onvoldoende onderzoek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2021 een beschikking gegeven over een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De zaak werd behandeld op verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die als gecertificeerde instelling (GI) optrad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de spoedmachtiging ten onrechte is verleend, omdat de gedragswetenschapper de minderjarige niet had gezien of gehoord, wat in strijd is met de wettelijke vereisten van de Jeugdwet.

De procedure begon met een verzoek van de GI op 26 mei 2021, waarna op 28 mei 2021 een spoedmachtiging werd verleend. De kinderrechter heeft de zaak op 8 juni 2021 behandeld, waarbij de vader en moeder van de minderjarige aanwezig waren, evenals de advocaat van de minderjarige en een medewerker van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen waren over de minderjarige, die in een onveilige situatie verkeerde en suïcidaliteit vertoonde. Echter, de kinderrechter oordeelde dat de GI niet had voldaan aan de vereisten van de Jeugdwet, omdat de gedragswetenschapper de minderjarige niet persoonlijk had onderzocht.

De kinderrechter concludeerde dat de spoedmachtiging niet aan de wettelijke vereisten voldeed, ondanks de noodsituatie. De kinderrechter benadrukte dat het horen en zien van de minderjarige essentieel is voor het verlenen van een machtiging en dat de GI niet had aangetoond dat dit onmogelijk was. De kinderrechter heeft de spoedmachtiging daarom ongeldig verklaard, wat betekent dat de GI niet de juiste procedure heeft gevolgd bij het aanvragen van de gesloten jeugdhulp.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaakgegevens : C/17/178795 / FJ RK 21-499
datum uitspraak: 16 juni 2021
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI (gecertificeerde instelling),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader]
hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] ,
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het (spoed)verzoek met bijlagen van de GI van 26 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 28 mei 2021;
- de schriftelijke bevestiging (28 mei 2021) van de mondelinge beslissing van de kinderrechter van 26 mei 2021,
- een verklaring van geen instemming van een onafhankelijk gedragswetenschapper van 28 mei 2021, ingekomen bij de griffie op 1 juni 2021.
1.2.
Op 8 juni 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- mr. H.C.L. Crozier namens [de minderjarige] ,
- de vader, bijgestaan door mr. J.D. Nijenhuis,
- de moeder;
- [naam medewerker] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[de minderjarige] verblijft sinds 28 mei 2021 op een groep van [instelling 1] .
2.3.
Bij beschikking van 4 februari 2009 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is nadien steeds verlengd, voor het laatst tot [geboortedatum] 2021.
2.4.
Bij mondelinge beslissing van 26 mei 2021 heeft de kinderrechter (in piket) een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [de minderjarige] verleend voor de duur van vier weken, met ingang van 26 mei 2019 tot 23 juni 2021. Bij beschikking van 28 mei 2021 heeft de kinderrechter deze machtiging op verzoek van de GI per direct beëindigd en een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] verleend in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs voor de duur van vier weken, met ingang van 28 mei 2021 tot 25 juni 2021. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op beide verzoeken. De beslissing op de verleende spoedmachtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie jeugdhulpaanbieder 24-uurs zal bij afzonderlijke beslissing worden gegeven (C/17/178807 / FJ RK 21/502).

3.Het standpunt van de GI

3.1.
De GI heeft het volgende aangevoerd. Het gaat al lange tijd helemaal niet goed met [de minderjarige] . Hij is vanuit het pleeggezin, waar hij lange tijd heeft gewoond, na een onhoudbare situatie, overgeplaatst naar een crisisplek, vandaaruit naar een zorgboerderij en vervolgens weer naar een crisisplek. Ook op deze crisisplek was de situatie op 26 mei 2021 dusdanig onveilig voor [de minderjarige] en zijn omgeving dat er op dat moment geen andere optie was dan een verzoek gesloten jeugdhulp in te dienen. Er was sprake van suïcidaliteit en zelfbeschadiging en [de minderjarige] had zijn slaapkamer dusdanig beschadigd dat deze onbruikbaar is geworden. De GGZ, die op 25 mei 2021 tweemaal langs geweest was, kwam niet met [de minderjarige] in contact en heeft medicatie voorgeschreven. Op 25 mei 2021 is nog geprobeerd een gesloten plaatsing af te wenden maar het lukte niet om een andere plek voor [de minderjarige] te vinden. De GI kan de beslissing van de gedragswetenschapper volgen om niet in te stemmen met de plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie. De gezinsvoogd is zelf bij deze procedure niet betrokken geweest en stelt dat een gesloten plaatsing niet in het belang is van [de minderjarige] . Er was op dat moment echter geen andere mogelijkheid. Na twee nachten is [de minderjarige] overgeplaatst naar een groep van [instelling 1] . [de minderjarige] krijgt daar één op één begeleiding. Vannacht heeft hij nog geprobeerd zichzelf te verwurgen.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

[de minderjarige]

4.1.
Namens [de minderjarige] is het volgende aangevoerd. De advocaat heeft [de minderjarige] kort voor de zitting bezocht en heeft een hele rustige jongen aangetroffen. Het lijkt alsof het gedrag van [de minderjarige] heftiger wordt weergegeven dan dat dit werkelijkheid is. De spoed machtiging voor gesloten jeugdhulp ten onrechte verleend. [de minderjarige] is namelijk voor het verlenen van de spoedmachtiging niet gezien of gehoord door een gedragswetenschapper terwijl dit wel mogelijk was. DE gedragswetenschapper die op 26 mei 2021 met de kinderrechter heeft gebeld was een gedragswetenschapper in dienst van de GI en dus niet onafhankelijk. Bovendien heeft die gedragswetenschapper zijn instemming verleend op basis van het dossier en is [de minderjarige] niet zelf bezocht terwijl dit een wettelijk vereiste is. De (onafhankelijke) gedragswetenschapper die [de minderjarige] diezelfde dag nog wel zelf heeft bezocht heeft niet ingestemd met het verzoek en ook de gezinsvoogd staat niet achter de gesloten plaatsing. Bovendien was gesloten plaatsing niet nodig omdat niet is gebleken dat [de minderjarige] zich aan de hulpverlening onttrekt. Na twee dagen bleek er wel een andere plek beschikbaar te zijn waardoor het de vraag is of [de minderjarige] niet op 26 mei 2021 al naar deze plek kon. Nu het verzoek niet aan de wettelijke vereiste van artikel 6.1.3. van de Jeugdwet (Jw) voldoet is de machtiging onterecht afgegeven.
De vader
4.2.
Door en namens de vader is het volgende aangevoerd. De vader is het absoluut niet eens met de plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie en al helemaal niet bij [instelling 2] . Er is daar geen avondbegeleiding terwijl [de minderjarige] dat wel nodig heeft. Bovendien worden daar drugs gebruikt en de vader is bang dat [de minderjarige] daar zal worden gepest. De vader was er niet van op de hoogte dat de gedragswetenschapper die de rechter heeft gesproken [de minderjarige] niet had bezocht. De vader begrijpt evenwel dat er sprake is geweest van een stresssituatie en paniek. Het is zorgelijk dat deze situatie überhaupt is ontstaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de machtiging gesloten jeugdhulp op 28 mei 2021 reeds is beëindigd. De beoordeling van de kinderrechter zal daarom enkel zien op de verlening van de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp.
5.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet kan een spoedmachtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp onmiddellijk noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, of een ernstig vermoeden daarvan. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. De kinderrechter overweegt daarover het volgende.
5.3.
Er zijn al lange tijd ernstige zorgen over [de minderjarige] . In korte tijd heeft hij op veel verschillende plekken verbleven omdat het steeds niet mogelijk was om zijn veiligheid en die van zijn omgeving te waarborgen. Tot nu toe is er geen geschikte plek voor hem waar hij na alles wat hij heeft meegemaakt kan stabiliseren en tot rust kan komen voordat er onderzoek kan worden gedaan naar wat [de minderjarige] nu en straks als jongvolwassene nodig heeft. Op 25 en op 26 mei 2021 was er sprake van een zeer zorgelijke situatie. [de minderjarige] was al langere tijd spanning aan het opbouwen en ondanks de inzet van één op één begeleiding en de inzet van de GGZ, die medicatie heeft voorgeschreven, was de situatie onhoudbaar. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat het verzoek voldoet aan de criteria genoemd in artikel 6.1.3, om een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp te verlenen.
5.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp echter slechts worden verleend indien een daartoe gekwalificeerde gedragswetenschapper de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan van artikel 6.1.3, derde lid, Jeugdwet afgeweken worden, bijvoorbeeld als de jeugdige spoorloos is of weigert in gesprek te gaan met de gedragswetenschapper. De kinderrechter is van oordeel dat dit in de huidige situatie niet het geval was.
Uit de beschikking van 28 mei 2021 volgt dat de gedragswetenschapper van de GI zelf telefonisch contact heeft gehad met de piketrechter en op basis van het dossier instemming heeft verleend om [de minderjarige] te plaatsen op een groep gesloten jeugdhulp. Niet is gebleken dat het horen en zien van [de minderjarige] feitelijk onmogelijk was op dat moment, integendeel, [de minderjarige] is, na het verlenen van de machtiging gesloten jeugdhulp, diezelfde dag op 26 mei 2021 door een onafhankelijk gedragswetenschapper, [naam] gesproken en gezien via beeldbellen. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de spoedmachtiging ten onrechte is verleend nu het verzoek niet heeft voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke vereisten.
Dat [de minderjarige] vervolgens alsnog is gezien en gehoord door een onafhankelijk gedragswetenschapper maakt het voorgaande niet anders. Uit de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper die [de minderjarige] op 26 mei 2021 heeft gezien en gesproken blijkt nadrukkelijk de noodzaak van het horen en zien van de minderjarige voorafgaand aan het verlenen van de machtiging. Uit de verklaring van deze gedragswetenschapper blijkt dat [de minderjarige] een rustige en goede omgeving nodig heeft die aansluit bij zijn functioneringsniveau. Een plaatsing binnen Jeugdzorg Plus is volgens deze gedragswetenschapper niet passend gelet op de populatie en de context waarin de jongeren daar begeleid worden. [de minderjarige] zou daar juist overvraagd worden waarbij het risico is dat hij vanwege paniekgedrag gesepareerd moet worden. Dit kan traumatisch werken. Voorts blijkt uit deze verklaring dat gezien de paniek en de afgegeven mondelinge beschikking het een noodoplossing zou hebben kunnen zijn, voor een zo kort mogelijke tijdsbestek, waarbij twee nachten echt maximaal zou zijn geweest en enkel en alleen om de hulpverleners de tijd te geven een andere plek te regelen. Dat betekent echter niet dat daarmee aan de gronden van artikel 6.1.3. van de Jeugdwet is voldaan.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt vast dat de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp ten onrechte is verleend.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
fn 315