ECLI:NL:RBNNE:2021:3370

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
18/000511-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijke onoplettendheid en onvoorzichtigheid van de bestuurder

Op 30 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 1 februari 2020 te Emmen. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed, verkeerde in de (onjuiste) veronderstelling dat hij een snelweg opreed. Hierdoor heeft hij niet de nodige aandacht voor het verkeer gehouden en is hij in botsing gekomen met twee tegemoetkomende voertuigen, een Volkswagen en een Mercedes Benz. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor twee slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere signalen heeft gemist die hem hadden moeten waarschuwen voor het feit dat hij zich op een autoweg bevond met tegenliggers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak, waaronder de ernst van de verwondingen van de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer 18/000511-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , [geboorteland] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 16 juli 2021.
Verdachte is verschenen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. Rademacher.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Emmen, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg N-34, komende van de oprit N-381 en gaande in de richting van Hoogeveen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, terwijl hij, verdachte, aan het invoegen was om op die N-34 te rijden, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven, heeft gereden met een snelheid tussen 65 en 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan 50 kilometer per uur en/of
- niet voortdurend en/ of niet voldoende zijn aandacht bij de weg en/of het verkeer heeft gehouden en/of niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) een voor hem, verdachte, rijdende motorrijtuig heeft ingehaald, terwijl hij, verdachte, bezig was met een invoegmanoeuvre en/of
- ( vervolgens) de doorgetrokken groene streep heeft overschreden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die/ dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/ weggedeelte van voornoemde weg is gebotst of aangereden op/ tegen een op die rijbaan tegemoetkomend/ naderend motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Volkswagen, type Polo), waardoor hij, verdachte, de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of
- ( vervolgens) frontaal is gebotst of aangereden op/tegen een tweede op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Mercedes Benz, type A160),
waardoor (een) ander(en), te weten [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knieschijf en/of (een) gebroken rib(ben) en/of een gebroken rugwervel en/of een hartkneuzing, en/of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken pols en/of gebroken vinger(s) en/of een hartkneuzing, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 februari 2020 te Emmen, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de provinciale weg N-34, komende van de oprit N-381 en gaande in de richting van Hoogeveen, terwijl
hij, verdachte, aan het invoegen was om op die N-34 te rijden, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
1990, op welk bord een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was aangegeven, heeft gereden met een snelheid tussen 65 en 100 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan 50 kilometer per uur en/of
- niet voortdurend en/ of niet voldoende zijn aandacht bij de weg en/of het verkeer heeft gehouden en/of niet voortdurend de controle over zijn motorrijtuig heeft gehouden en/of
- ( vervolgens) een voor hem, verdachte, rijdende motorrijtuig heeft ingehaald, terwijl hij – verdachte – bezig was met een invoegmanoeuvre en/of
- ( vervolgens) de doorgetrokken groene streep heeft overschreden en/of geheel of gedeeltelijk rijdend op die/ dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan/ weggedeelte van voornoemde weg is gebotst of aangereden op/ tegen een
op die rijbaan tegemoetkomend/ naderend motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Volkswagen, type Polo), waardoor hij, verdachte, de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en/of
- ( vervolgens) frontaal is gebotst of aangereden op/tegen een tweede op die rijbaan tegemoetkomend/naderend motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Mercedes Benz, type A160),
ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel heeft/hebben bekomen en/of schade aan goederen heeft/hebben gelden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, waardoor een ongeval heeft plaatsgevonden dat aan de schuld van verdachte te wijten is. Door het ongeval hebben de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat hij de situatie op de weg niet kende en dat hij dacht dat hij op een snelweg reed. Verdachte heeft daarnaast aangevoerd dat hij nooit een ongeval heeft willen veroorzaken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (met fotomap) d.d. 6 maart 2021, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020029774 d.d. 20 april 2020, inhoudend het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 februari 2020, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 april 2020, opgenomen op pagina 104 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] ;
5. een geneeskundige verklaring, opgemaakt en ondertekend door Dr. E.F.M. Veldhuis op 2 maart 2020, opgenomen op pagina 106 van voornoemd dossier;
6. een niet gedateerde geneeskundige verklaring, opgemaakt en ondertekend door Dr. P.C.Th. van Aanholt, opgenomen op pagina 108 van voornoemd dossier.
Bewijsoverweging
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt:
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW) moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 februari 2020 als bestuurder van een personenauto via de oprit de Provincialeweg N34 opreed in de richting van Hoogenveen. Na of bij het invoegen wilde verdachte het voertuig dat voor hem reed inhalen. Hij is daarbij op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht gekomen. Vervolgens kwam de auto van verdachte in botsing met de tegemoetkomende Volkswagen en daarna heeft er een frontale botsing plaatsgevonden tussen de auto van verdachte en de tegemoetkomende Mercedes. Als gevolg van deze botsing zijn de inzittenden van de Mercedes, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zwaar gewond geraakt.
Verdachte heeft verklaard dat hij in de (onjuiste) veronderstelling was dat hij een snelweg opreed en dus op de baan waar hij in botsing is gekomen met de Volkswagen, geen tegenliggers verwachtte of hoefde te verwachten. De vraag is of verdachte met die handelwijze aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig heeft gereden. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte reed op een voor hem relatief onbekende weg en had slecht zicht, omdat het donker was en er een voertuig voor hem reed. Aan het begin van de invoegstrook stond een verkeersbord waarop stond afgebeeld dat het ging om een weg met tegenliggers. Daarnaast was in het midden van de weg een groene strook op het wegdek aangebracht. Een dergelijke groene strook geeft aan dat het gaat om een autoweg en niet om een snelweg. Er was geen enkel aanknopingspunt waar verdachte de verwachting aan kon ontlenen dat hij (niet een autoweg maar) een snelweg opreed, terwijl verdachte meerdere signalen dat hij een autoweg – met tegenliggend verkeer – opreed heeft gemist. Dergelijk verkeersgedrag kwalificeert de rechtbank als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat door de aanrijding bij de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft als gevolg van de botsing elf dagen in het ziekenhuis gelegen en een rugwervel, haar rechter knieschijf en ribben gebroken. Daarnaast heeft zij nog een hartkneuzing opgelopen en is er sprake van blijvend letsel, omdat een stuk bot bij haar rechter knie verloren is gegaan. Meneer [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het ongeval zijn linker pols verbrijzeld, zijn rechter ringvinger gecompliceerd gebroken en zijn hart gekneusd.
Verdachte is in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van hem, als bestuurder, verwacht mocht worden. Daarmee is sprake van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW, zodat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 februari 2020 te Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig personenauto, daarmede rijdende over de provinciale weg N-34, komende van de oprit N-381 en gaande in de richting van Hoogeveen, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend, terwijl hij, verdachte,
- niet voortdurend en/of niet voldoende zijn aandacht bij de weg en het verkeer heeft gehouden en
- een voor hem, verdachte, rijdend motorrijtuig heeft willen inhalen, en
- vervolgens de doorgetrokken groene streep heeft overschreden en gedeeltelijk rijdend op die voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijbaan van voornoemde weg is gebotst tegen een op die rijbaan tegemoetkomend motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Volkswagen, type Polo, waardoor hij, verdachte, de controle over zijn motorrijtuig heeft verloren en
- vervolgens frontaal is gebotst tegen een tweede op die rijbaan tegemoetkomend motorrijtuig, te weten een personenauto, merk Mercedes Benz, type A160,
waardoor anderen, te weten [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een gebroken knieschijf en gebroken ribben en een gebroken rugwervel en een hartkneuzing werd toegebracht, en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een gebroken pols en gebroken vinger en een hartkneuzing.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Standpunt van de verdachte
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en hetgeen verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Door dit ongeval hebben twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen. De grote gevolgen die dit ongeval op hun persoonlijk en hun gezinsleden heeft gehad, hebben zij beiden op invoelbare wijze verwoord in de door hen afgelegde slachtofferverklaringen.
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met de mate van verwijtbaarheid, de gevolgen die het ongeval voor de slachtoffers hebben gehad en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte was ten tijde van het ongeval een beginnend bestuurder. De gevolgen voor zowel de slachtoffers als voor verdachte zijn groot. Uit de slachtofferverklaringen kan worden afgeleid dat zowel de heer [slachtoffer 2] als mevrouw [slachtoffer 1] nog elke dag bij de uitoefening van hun dagelijkse activiteiten hinder ondervinden van het letsel dat zij hebben opgelopen. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat ook verdachte de gevolgen van zijn verkeersgedrag voor anderen niet heeft gewild en zelf ook letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij sinds het ongeval in de ziektewet zit en tot op heden niet kan werken. Tot slot neemt de rechtbank nog in aanmerking dat verdachte geen strafblad heeft.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer geldt als oriëntatiepunt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
Strafverzwarend acht de rechtbank de omstandigheid dat twee slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte zelf ook ernstig gewond is geraakt.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 juli 2021.