ECLI:NL:RBNNE:2021:3369

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
5 augustus 2021
Zaaknummer
17/880334-08
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met één jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 juli 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde. De officier van justitie had op 7 juni 2021 verzocht om de termijn van terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De behandeling vond plaats op 16 juli 2021, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman, de officier van justitie en deskundigen aanwezig waren. De rechtbank heeft de relevante stukken, waaronder adviezen van deskundigen en reclassering, in overweging genomen.

De veroordeelde, geboren in 1974, heeft een complexe achtergrond met een combinatie van ADHD en problematische opvoedingsfactoren, wat heeft geleid tot een gebrekkige ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Hij heeft in het verleden verschillende delicten gepleegd, waaronder brandstichting en ontucht. De terbeschikkingstelling is in 2009 gestart en sindsdien meerdere keren verlengd. De deskundigen hebben geadviseerd om de terbeschikkingstelling te verlengen, omdat de veroordeelde nog niet in staat is om zonder het vangnet van de kliniek te functioneren.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het wegvallen van de terbeschikkingstelling zou leiden tot een verhoogd recidiverisico, en heeft daarom besloten de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. De rechtbank heeft ook de officier van justitie verzocht om tijdig een maatregelenrapport op te stellen voor de volgende verlengingszitting, om de mogelijkheden voor een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880334-08
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 juli 2021 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straatnaam] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 7 juni 2021 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met één jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 juli 2021, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. S.F.J. Smeets, de officier van justitie mr. B. Rademacher en de deskundigen: mevrouw E.W.M. van den Broek, GZ-psycholoog/klinisch psycholoog i.o., hoofd behandeling van Van der Hoeven Kliniek, en mevrouw C. Cartmel en mevrouw K. Natrop, reclasseringsmedewerkers van Reclassering Nederland.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de FPC Van der Hoeven kliniek ondertekende verlengingsadvies van 27 mei 2021, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde en het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 mei 2021.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 2 juli 2009 heeft de rechtbank te Leeuwarden veroordeelde ter beschikking gesteld met voorwaarden wegens onder andere brandstichting met gevaar voor goederen en levensgevaar voor personen, meermalen gepleegd, en het meermalen plegen van ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.
De terbeschikkingstelling met voorwaarden is aangevangen op 17 juli 2009. Op 4 februari 2011 is deze omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 28 juli 2015 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 8 september 2016 is de terbeschikkingstelling verlengd met twee jaren en zijn de voorwaarden gewijzigd, zoals door de reclassering geadviseerd. Op 15 februari 2017 heeft de rechtbank gelast de verpleging van overheidswege te hervatten. De terbeschikkingstelling is op 25 juli 2018, 26 juli 2019 en 14 juli 2020 telkens met één jaar verlengd.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met één jaar. In het verlengingsadvies is – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende aangegeven.
Veroordeelde is een 46-jarige man, bij wie een combinatie van ADHD en ongunstige opvoedingsfactoren heeft geleid tot een scheefgroei in zijn persoonlijkheid. Binnen zijn persoonlijkheidsproblematiek staan borderline en antisociale trekken op de voorgrond; in de basis is hij een onzekere, wantrouwende en impulsieve man die bij ontbreken van structuur onvoldoende in staat is richting en structuur aan te brengen in zijn leven.
Het proefverlof is op 17 april 2020 aangevangen. Begin december 2020 heeft hij een terugval in gebruik van middelen (alcohol, cannabis en cocaïne) gehad, waarna uiteindelijk een time-out plaatsing in de kliniek plaatsvindt. Veroordeelde werkt hier goed aan mee. Eind januari 2021 valt de veroordeelde opnieuw terug in gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Besloten wordt hem de kans te geven – met intensieve steun en controle –zijn stabiele leven weer op de rit te krijgen. In de periode hierna wordt echter geconstateerd dat dit niet lukt. Op 16 april 2021 vindt opnieuw een time-out plaatsing in de kliniek plaats. Geleidelijk ontstaat echter meer probleembesef en hernieuwde motivatie voor abstinentie en betrouwbare samenwerking. Hierop keert veroordeelde op 21 mei 2021 weer terug naar zijn woning.
Het risico op terugval in gewelddadig gedrag en seksueel gewelddadig gedrag wordt bij zowel proefverlof als een voorwaardelijke beëindiging van de tbs ingeschat als laag. Het risico van terugval in gewelddadig gedrag bij gebruik loopt niet direct op, maar vooral op de lange termijn wanneer hij zijn gebruik niet weet te stoppen en dan sociaal-maatschappelijk afglijdt. Zonder de tbs wordt het risico van terugval in gewelddadig gedrag op lange termijn ingeschat als matig tot hoog. Bij ontbreken van hulpverlening en toezicht wordt verwacht dat veroordeelde onvoldoende in staat zal zijn om bij terugval in middelengebruik een afglijdend proces te voorkomen.
De kliniek concludeert dat een overgang naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op dit moment prematuur is. Veroordeelde is nog te zeer afhankelijk van het vangnet van de kliniek – daarmee van het kader van het proefverlof – om zich buiten de kliniek staande te kunnen houden. Hoewel recidiverisico’s bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege naar verwachting verantwoord laag zullen blijven, kunnen de behandelvoortgang en de resocialisatie van veroordeelde binnen dit kader juist niet voldoende worden geborgd. Het kader van een proefverlof biedt mogelijkheid tot (tijdelijke) terugplaatsing in de kliniek, zonder dat dit – anders dan bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege – meteen verstrekkende gevolgen heeft voor het traject. Vanwege het voornoemde adviseert de kliniek de terbeschikkingstelling te verlengen met de termijn van een jaar, met voortzetting van het huidige proefverlof. Bij stabiel verloop van het proefverlof in de komende periode wordt beoogd volgend jaar over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
De deskundige, mevrouw E.W.M. van den Broek, heeft ter zitting van 16 juli 2021 het advies bevestigd en nader toegelicht.
Een voorwaardelijke beëindiging is op dit moment nog niet aan de orde, omdat in het kader van het proefverlof de mogelijkheden voor een time-out beter zijn. Op het moment dat er meer nodig is dan een time-out, kan de kliniek een goed vangnet bieden. Daarnaast kan nog een stap terug worden gedaan naar transmuraal verlof, indien het niet goed gaat met veroordeelde. Daarvoor zijn minder mogelijkheden indien de tbs voorwaardelijk is beëindigd.
Het reclasseringsadvies
Uit het reclasseringsadvies van 27 mei 2021, opgesteld door mevrouw C. Cartmel, reclasseringswerker van Reclassering Nederland te Utrecht, blijkt – zakelijk weergegeven – het navolgende.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld. Dit is verhoogd ten opzichte van vorig jaar. Veroordeelde is meerdere beschermende factoren verloren in het afgelopen jaar en bevindt zich in een relatie die een trigger kan zijn voor drugsgebruik en emotionele spanningen. De verwachting is wel dat er sprake moet zijn van langdurig afglijden voordat veroordeelde tot (ernstige) delictpleging zal komen. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag-gemiddeld. In het afgelopen jaar heeft hij zich gehouden aan de afspraken rondom de time-outs, dit is een vooruitgang. Echter inhoudelijk probeert veroordeelde de reclassering en De Waag meermalen op afstand te houden door niet eerlijk te zijn over wat er speelt in zijn leven op belangrijke leefgebieden.
Geadviseerd wordt om veroordeelde niet in aanmerking te laten komen voor de voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwangverpleging. De reclassering wil het reeds ingezette proefverlof continueren.
De deskundige mevrouw C. Cartmel heeft tijdens de zitting van 16 juli 2021 het advies bevestigd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij zijn vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar.
Voorts heeft de raadsman bepleit om, evenals in de vorige beslissing van de rechtbank van 14 juli 2020, expliciet de officier van justitie te verzoeken tijdig een maatregelenrapport op te laten stellen voor de volgende verlengingszitting.
Het oordeel van de rechtbank
Uit de adviezen leidt de rechtbank af dat bij veroordeelde nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens terwijl het wegvallen van het tbs-kader, uiteindelijk een matig tot hoog recidiverisico zal ontstaan, zodat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met één jaar verlengen.
De rechtbank ziet in de huidige ontwikkelingen opnieuw aanleiding om de officier van justitie te verzoeken om tijdig voor een eventuele volgende verlengingszitting een maatregelenrapport op te laten stellen omtrent de mogelijkheden tot voorwaardelijke beëindiging. Opnieuw verbindt de rechtbank hieraan de voorwaarde dat de positieve ontwikkeling bestendig is en dat er geen sprake is van een terugval of incidenten. Veroordeelde heeft dat dus zelf in de hand.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juli 2021.