ECLI:NL:RBNNE:2021:3310
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van de verdachte in een zaak van ontuchtige handelingen met een minderjarige
Op 3 augustus 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige kleinzoon. De tenlastelegging omvatte twee punten, waarbij de verdachte werd verweten dat hij in de periode van 20 oktober 2012 tot 20 oktober 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleinzoon, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie.
Tijdens de zitting op 20 juli 2021 heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd, waarbij hij de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beschouwde, gesteund door verklaringen van getuigen. De verdediging heeft echter vrijspraak bepleit, met de stelling dat er onvoldoende bewijs was en dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen niet betrouwbaar waren. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende steun vonden in ander bewijsmateriaal. Volgens artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan een bewezenverklaring niet uitsluitend gebaseerd zijn op de verklaring van één getuige of het slachtoffer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van het slachtoffer niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om tot een bewezenverklaring te komen. De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, met de griffier aanwezig. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 augustus 2021.