ECLI:NL:RBNNE:2021:3219

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
LEE 18/3934 en LEE 18/3935
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van jeugdhulp na 31 mei 2018 en medewerkingsplicht van ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2021, gaat het om de vraag of eisers, twee kinderen met het syndroom van Asperger, recht hebben op jeugdhulp na 31 mei 2018. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Veendam, ten onrechte heeft gesteld dat de ouders van eisers niet de benodigde medewerking hebben verleend aan een onderzoek naar de zorgbehoefte van hun kinderen. De rechtbank concludeert dat de ouders wel degelijk bereid waren om mee te werken, maar dat er onvoldoende regie is genomen door de verweerder om het onderzoek adequaat uit te voeren. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van 15 november 2018, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de verweerder inmiddels een onafhankelijk deskundige heeft ingeschakeld om de zorgbehoefte van eisers te onderzoeken. De rechtbank veroordeelt de verweerder tot het vergoeden van de reiskosten van de ouders en het terugbetalen van het griffierecht. De uitspraak benadrukt de verplichting van de verweerder om zorgvuldig onderzoek te doen naar de jeugdhulpbehoefte en de rol van de ouders in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 18/3934 en LEE 18/3935

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaken tussen

[eisers] te [woonplaats] , eisers

(wettelijk vertegenwoordigd door [moeder eisers] , de moeder van eisers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Veendam, verweerder

(gemachtigde: E. Keuning).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 6 juni 2018 heeft verweerder besloten aan eisers na 31 mei 2018 geen jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet (Jw) toe te kennen.
Eisers hebben tegen de besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluiten van 15 november 2018, verzonden 26 november 2018, (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de besluiten afzonderlijk beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 april 2021 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig de moeder van eisers als hun wettelijk vertegenwoordiger, bijgestaan door haar partner, [partner] , en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1.1.
Eiser ( [naam eiser 1] ), geboren op [geboortedatum 1] , is bekend met de syndroom van Asperger (een Autisme Spectrum Stoornis) en een posttraumatische stressstoornis (PTTS). Eiser ( [naam eiser 2] ), geboren op [geboortedatum 2] , is bekend met het syndroom van Asperger. Het Bureau Jeugdzorg heeft indicatiebesluiten in het kader van de Algemene wet bijzondere ziektekosten ten behoeve van eisers genomen en aan beiden is jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend.
1.2.
Met de besluiten van 28 juli 2017 heeft verweerder aan eisers ieder afzonderlijk een individuele jeugdhulpvoorziening (begeleiding groep, 9 dagdelen en begeleiding individueel, 4 uur per week) toegekend, in de vorm van een pgb voor de periode 1 maart 2017 tot en met 31 mei 2018. Daarbij is er op gewezen dat de voorzieningen eindigen per
31 mei 2018 en dat het belangrijk is om zorgvuldig te onderzoeken of verzoekers op dat moment nog steeds een zorgvraag hebben. Bij besluiten op bezwaar van 14 maart 2018 heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften van februari 2018, de bezwaren van eisers ongegrond verklaard en de besluiten in stand gelaten.
1.3.
Bij brief van 31 januari 2018 heeft verweerder aan de moeder van eisers bericht dat hij I. [naam onderzoeker] ( [naam gedragswetenschapper] ) van [naam bedrijf] heeft verzocht om onderzoek te doen naar de zorgvraag van eisers na 31 mei 2018, waarbij de ouders zijn gevraagd of zij toestemming geven de dossiergegevens ten name van eisers aan [naam gedragswetenschapper] beschikbaar te stellen. Bij brief van 1 februari 2018 heeft de moeder van eisers aan verweerder bericht dat zij wil meewerken aan het onderzoek door [naam gedragswetenschapper] en dat zij zelf de benodigde stukken aan [naam gedragswetenschapper] zal doen toekomen.
1.4.
Bij brief van 22 februari 2018 heeft verweerder aan de ouders bericht dat [naam gedragswetenschapper] is verzocht om onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van eisers en dat daarvoor de medewerking van de ouders en eisers aan dit onderzoek noodzakelijk is. Bij brief van
27 februari 2018, door verweerder ontvangen op 1 maart 2018, is voor eisers een aanvraag voor jeugdhulp ingediend voor de periode na 31 mei 2018.
1.5.
Bij brief van 30 april 2018, verzonden op 1 mei 2018, heeft verweerder de moeder van eisers in kennis gesteld van zijn voornemen om geen jeugdhulp aan eisers toe te kennen na 31 mei 2018. Op 3 mei 2018 is namens eisers een reactie hierop gegeven.
1.6.
Bij de primaire besluiten heeft verweerder geen jeugdhulp toegekend aan eisers na
31 mei 2018. Hiertegen is namens eisers bezwaar gemaakt.
2. Bij de bestreden besluiten heeft verweerder, waarbij het advies van de commissie van advies voor bezwaarschriften van oktober 2018 grotendeels is overgenomen, de bezwaren ongegrond verklaard en de primaire besluiten in stand gelaten. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de ouders geen medewerking hebben willen verlenen aan een onderzoek door onafhankelijk deskundige [naam gedragswetenschapper] en dat daarom het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp van eisers niet heeft kunnen plaatsvinden. Om die reden heeft verweerder geen jeugdhulp aan eisers toegekend na 31 mei 2018.
3. Eisers hebben de juistheid van de bestreden besluiten gemotiveerd bestreden. Een bespreking van wat zij in de (aanvullende) gronden van beroep naar voren hebben gebracht, zal hieronder plaatsvinden.
4. Beoordeling door de rechtbank.
Medewerkingsplicht
4.1.
In geschil is of verweerder terecht heeft besloten om eisers na 31 mei 2018 geen jeugdhulp toe te kennen. Het gaat hierbij om de vraag of door de ouders van eisers de medewerking is verleend als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Jw.
4.2.
Op grond van artikel 8.1.2, derde lid. van de Jw zijn de jeugdige en zijn ouders verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
4.3.
Eisers voeren, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hun ouders niet hebben willen meewerken aan een onderzoek door [naam gedragswetenschapper] naar de behoefte aan jeugdhulp. Het onderzoek moet worden gedaan door een onafhankelijk deskundige waarin zij vertrouwen kunnen hebben. De behoefte aan jeugdhulp van eisers na 31 mei 2018 had kunnen worden vastgesteld en verweerder had hier een inhoudelijk besluit over kunnen nemen.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de onderzoeksplicht (of, en zo ja, welke jeugdhulp is nodig) primair bij verweerder ligt. Verweerder heeft op grond van de Jw de verplichting onderzoek te (laten) doen naar de hulpvraag van verzoekers (en hun moeder), vast te (laten) stellen of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en, indien er problemen en/of stoornissen zijn vastgesteld, vast te (laten) stellen welke hulp er nodig is voor eisers om, rekening houdend met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Dit volgt uit artikel 2.3, eerste lid, van de Jw en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Om een dergelijk onderzoek op een adequate wijze te kunnen verrichten, is de hulp en medewerking van (de ouders van) de aanvrager noodzakelijk. Het is aan verweerder om onderzoek te doen overeenkomstig de door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangegeven te volgen stappen (ECLI:NL:CRVB:2017:1477).
4.5.
De rechtbank stelt vast dat verweerder onafhankelijk deskundige [naam gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper) heeft gevraagd of zij onderzoek naar de zorgbehoefte van eisers zou willen doen en verweerder te adviseren of en zo ja welke jeugdhulp voor hen passend is. Verweerder heeft de ouders van eisers vanaf eind januari 2018 gevraagd mee te werken aan het onderzoek en om toestemming te geven dossiergegevens ten name van eisers aan [naam gedragswetenschapper] beschikbaar te stellen. In de brief van 1 februari 2018 hebben de ouders verweerder om een onderbouwing gevraagd waarom het nodig is om onderzoek te doen naar de zorgbehoefte van hun kinderen. De ouders van eisers hebben bij brief van 27 februari 2018 aan verweerder laten weten dat de gemaakte afspraak op 4 april 2018 door kan gaan en dat zij toestemming geven dat [naam gedragswetenschapper] onderzoek verricht. Zij hebben als voorwaarde gesteld dat de afspraak op 4 april 2018 dient plaats te vinden op het kantoor van verweerder en niet in het bijzijn van [naam gedragswetenschapper] en hun kinderen. Bij brief van 20 maart 2018 heeft verweerder aan de ouders van eisers laten weten dat het gesprek op 4 april 2018 in aanwezigheid van [naam gedragswetenschapper] zal moeten plaatsvinden en dat de stukken betrokken moeten worden bij het onderzoek. Op 26 en 30 maart 2018 hebben de ouders van eisers aan verweerder laten weten dat zij wel op 4 april 2018 in gesprek willen, maar niet in het bijzijn van [naam gedragswetenschapper] . Bij e-mail van 3 april 2018 hebben zij aan verweerder bericht alsnog in gesprek te willen met [naam gedragswetenschapper] . Op 18 april 2018 heeft het gesprek plaatsgevonden tussen de ouders van eisers en [naam gedragswetenschapper] , waarbij [naam gedragswetenschapper] op hun verzoek de ruimte heeft verlaten. De ouders van eisers hebben tijdens het gesprek aangegeven dat het onderzoek ‘onnodig en belastend’ is voor het gezin en dat zij bezwaren hebben tegen [naam gedragswetenschapper] als onafhankelijk onderzoeker. Van dat gesprek is een verslag opgemaakt.
4.6.
Uit wat in 4.5 is overwogen kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan verweerder in de bestreden besluiten heeft gesteld, niet de gevolgtrekking worden getrokken dat de ouders van eisers er blijk van hebben gegeven geen (volledige) medewerking te willen verlenen aan het noodzakelijk geachte onderzoek door [naam gedragswetenschapper] als onafhankelijk deskundige. Dat uit de stukken blijkt dat de ouders van eisers kritiek hadden op de door verweerder aangewezen onafhankelijk deskundige [naam gedragswetenschapper] , maakt dit niet anders. Het gaat in dit geval niet zozeer om de situatie dat de ouders weigerachtig zijn geweest mee te werken aan het onderzoek door [naam gedragswetenschapper] naar de zorgbehoefte van eisers, maar veeleer dat zij bedenkingen hadden bij en vragen hadden over de deskundigheid van en de keuze en noodzaak voor [naam gedragswetenschapper] . De rechtbank acht hierbij van belang dat de ouders op 12 april 2018 de ingevulde gezinsplannen van eisers aan verweerder hebben doen toekomen en dat zij op het gesprek van 18 april 2018 zijn verschenen. Niet duidelijk is wat verweerder na het gesprek op 18 april 2018 voor concrete stappen heeft ondernomen om de zorgbehoefte van eisers na 31 mei 2018 vast te kunnen stellen. Daar komt bij dat in het gespreksverslag niet staat dat de ouders niet willen meewerken aan het onderzoek. Op de zitting heeft verweerder dat niet weersproken. Dat de ouders wellicht onder bepaalde voorwaarden wilden meewerken aan het onderzoek, is onvoldoende voor de door verweerder getrokken conclusie. Verweerder heeft daarom na 18 april 2018 onvoldoende de regie genomen in dit dossier en niet alle hem ter beschikking staande middelen ingezet om op juiste wijze tot een goede vaststelling van de benodigde jeugdhulp na 31 mei 2018 te komen. Hierbij komt dat in het verslag van het gesprek staat dat de jeugdconsulent S. [naam jeugdconsulent] een terugkoppeling van het verslag zal geven aan verweerder en dat zij probeert die week een antwoord aan de ouders te geven over hoe het nu verder moet. Niet gebleken is dat verweerder antwoorden heeft gegeven op de vragen van de ouders waar [naam jeugdconsulent] een terugkoppeling op zou vragen en evenmin dat een vervolggesprek met de ouders is gepland. Bovendien had verweerder in het kader van het voeren van regie aan [naam gedragswetenschapper] kunnen vragen advies uit te brengen over door hem geformuleerde onderzoeksvragen. Door dit niet te doen is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen. Indien verweerder dat wel had gedaan, dan had [naam gedragswetenschapper] de ouders van eisers kunnen vragen de benodigde dossiergegevens te overleggen die nodig zijn voor het doen van onderzoek naar de zorgbehoefte van eisers. Daar komt bij dat in de brieven van 1 en 27 februari 2018 staat dat de ouders bereid zijn de dossiergegevens aan [naam gedragswetenschapper] te verstrekken.
Conclusie
4.7.
Gelet op 4.4 tot en met 4.6 heeft verweerder ten onrechte geconcludeerd dat de ouders van eisers niet de (volledige) medewerking als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw hebben verleend die redelijkerwijs nodig is ter uitvoering van die wet. Hieruit volgt dat de bestreden besluiten moeten worden vernietigd en dat de beroepen gegrond zijn. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten, omdat verweerder na het nemen van de primaire besluiten M. [naam onderzoeker 2] (gedragswetenschapper) als onafhankelijk deskundige heeft gevraagd om te onderzoeken of eisers nog aangewezen zijn op jeugdhulp na 31 mei 2018. De rechtbank heeft bij uitspraken van gelijke datum in de beroepszaken met de nummers LEE 18/4012 en LEE 18/4013 geoordeeld dat (de ouders van) eisers zonder redelijke grond niet hebben meegewerkt aan een onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van eisers en dat daarom terecht aan eisers per die datum jeugdhulp is geweigerd. De conclusie is daarom nog steeds dat verweerder niet heeft kunnen vaststellen of eisers jeugdhulp nodig hebben. Dit betekent dat de uitkomst van de zaken hetzelfde blijft.
5. Aanleiding bestaat om verweerder te veroordelen in de gemaakte reiskosten van de ouders van eisers. Deze reiskosten worden begroot op een bedrag van € 13,34 (reiskosten op basis van tarief openbaar vervoer, retour [plaats] naar Groningen).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten van 15 november 2018;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de reiskosten van de ouders van eisers tot een bedrag van
€ 13,34;
- bepaalt dat verweerder aan de ouders van eisers het betaalde griffierecht van in totaal
€ 92,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, op 29 juli 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Als de zaak spoedeisend is, kunnen partijen de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om het treffen van een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel).