ECLI:NL:RBNNE:2021:3218

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juli 2021
Publicatiedatum
29 juli 2021
Zaaknummer
LEE 18/4012 en LEE 18/4013
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdwet; Onderzoeksplicht verweerder naar de hulpvraag van eisers en medewerking aan onderzoek

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 29 juli 2021, hebben eisers bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Veendam, waarbij hen na 31 mei 2018 geen jeugdhulp is toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders van eisers onvoldoende medewerking hebben verleend aan het onderzoek naar de hulpvraag van hun kinderen, wat in strijd is met de verplichtingen onder de Jeugdwet. De rechtbank oordeelt dat de onderzoeksplicht primair bij verweerder ligt, en dat de ouders de noodzakelijke medewerking hadden moeten verlenen om de hulpvraag vast te stellen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en het verzoek om schadeloosstelling afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van medewerking aan onderzoeken in het kader van jeugdhulp en de gevolgen van het niet meewerken voor de vaststelling van de hulpbehoefte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 18/4012 en LEE 18/4013

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2021 in de zaken tussen

[eisers] te [woonplaats] , eisers

(wettelijk vertegenwoordigd door [moeder eisers] , de moeder van eisers),
en

het college van burgemeester en wethouders van Veendam, verweerder

(gemachtigde: E. Keuning).

Procesverloop

Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 14 november 2018, verzonden op
16 november 2018 (de bestreden besluiten) van verweerder 15 oktober 2018, waarbij aan eisers na 31 mei 2018 geen jeugdhulp is toegekend.
Bij uitspraak van 21 december 2018 (LEE 18/3791 en LEE 18/3792) heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder eisers een persoonsgebonden budget (pgb) verstrekt, zoals zij dat tot 31 mei 2018 hebben ontvangen, voor de periode van twee maanden vanaf datum uitspraak.
Eisers hebben verweerder verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft daarmee ingestemd en hij heeft het bezwaarschrift doorgezonden aan de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eisers hebben aanvullende stukken ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 april 2021 op zitting behandeld. Hierbij waren aanwezig de moeder van eisers als hun wettelijk vertegenwoordiger, bijgestaan door haar partner, [naam partner] , en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1.1.
Eiser ( [naam eiser 1] ), geboren op [geboortedatum 1] , is bekend met een Autisme Spectrum Stoornis (syndroom van Asperger) en een posttraumatische stressstoornis (PTTS). Eiser ( [naam eiser 2] ), geboren op [geboortedatum 2] , is bekend een Autisme Spectrum Stoornis (syndroom van Asperger).
1.2.
Eisers hebben meerdere jaren een pgb ontvangen, laatstelijk op grond van de Jeugdwet (Jw) van verweerder. Verweerder heeft bij besluiten van 6 juni 2018 hun pgb per
31 mei 2018 beëindigd, omdat verweerder niet heeft kunnen vaststellen of en zo ja, welke jeugdhulp na 31 mei 2018 zou moeten worden toegekend.
1.3.
Op 13 juni 2018 heeft de moeder van eisers een ondertekende verklaring inzake het meewerken een aan onderzoek jeugdhulp ondertekend. Zij heeft verklaard medewerking te willen verlenen aan een onderzoek door een door verweerder aangewezen deskundige in het kader van de beoordeling of en zo ja welke jeugdhulp naar aard en omvang eisers op grond van de Jw nog nodig hebben. Deze verklaring is door verweerder aangemerkt als een nieuwe aanvraag om jeugdhulp voor eiseres per 1 juni 2018.
1.4.
Verweerder heeft M. [naam gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper) als deskundige gevraagd om te onderzoeken of eisers nog aangewezen zijn op jeugdhulp en zo ja, welke soort jeugdhulp dan zou moeten worden toegekend. Bij e-mail van 14 juni 2018 heeft verweerder aan [naam gedragswetenschapper] de benodigde informatie voor het doen van onderzoek gestuurd.
2. Bij de besluiten van 14 november 2018 heeft verweerder besloten aan eisers geen jeugdhulp in het kader van de Jw toe te kennen, omdat verweerder nog niet heeft kunnen vaststellen of en zo ja welke jeugdhulp aan eisers toegekend zou moeten worden. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen mogelijkheid is jeugdhulp toe te kennen, omdat de moeder van eisers onvoldoende meewerkt aan onderzoek naar de noodzaak van jeugdzorg en naar, als de noodzaak wordt vastgesteld, de omvang en de vorm van de jeugdhulp. Hiertegen hebben eisers bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
2.1.
Op 21 december 2018 heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verweerder verzoekers een pgb verstrekt, zoals verzoekers dat tot 31 mei 2018 hebben ontvangen, voor de periode van twee maanden vanaf datum uitspraak.
3. Eisers hebben de juistheid van de bestreden besluiten gemotiveerd bestreden. Een bespreking van wat zij daarover naar voren hebben gebracht, zal hieronder plaatsvinden.
4. Beoordeling door de rechtbank.
Meewerken onderzoek
4.1.
In geschil is of verweerder terecht heeft besloten om eisers na 31 mei 2018 geen jeugdhulp toe te kennen. Het gaat hierbij om de vraag of door de ouders van eisers de medewerking is verleend als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw die redelijkerwijs nodig is ter uitvoering van de Jw.
4.2.
Op grond van artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw zijn de jeugdige en zijn ouders verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
4.3.
Eisers voeren, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hun ouders niet hebben willen meewerken aan een onderzoek door [naam gedragswetenschapper] naar de behoefte aan jeugdhulp. Zij stellen dat hun ouders niet de gelegenheid hebben gekregen om de rapporten te rectificeren, dan wel om deze – zoals was toegezegd – te bespreken met [naam gedragswetenschapper] . Na overleg met een AVG-medewerker zijn de rapporten over eisers door de ouders, onder dwang, aan verweerder gestuurd en zijn op advies delen van de rapporten door hen blanco gemaakt. Voor verweerder was voldoende duidelijk welke hulpvraag er was voor eisers en ook de aard en omvang van de jeugdhulp die nodig is. Eisers stellen verder dat de verzamelde informatie, die zij wens(t)en te rectificeren, niet in het belang was van de onderzoeksdoelstellingen van verweerder voor het nemen van een beslissing op de aanvraag. De ouders hebben de volledige medewerking verleend aan het door verweerder gelaste onderzoek door [naam gedragswetenschapper] . Ter ondersteuning wijzen eisers op de verklaring van 19 december 2018, waarin staat dat de ouders in goed overleg met [naam gedragswetenschapper] hun medewerking hebben verleend aan de uitvoering van de verschillende onderdelen van het onderzoek.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de onderzoeksplicht (of, en zo ja, welke jeugdhulp is nodig) primair bij verweerder ligt. Verweerder heeft op grond van de Jw de verplichting onderzoek te (laten) doen naar de hulpvraag van verzoekers (en hun moeder), vast te (laten) stellen of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en, indien er problemen en/of stoornissen zijn vastgesteld, vast te (laten) stellen welke hulp er nodig is voor eisers om, rekening houdend met hun leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Dit volgt uit artikel 2.3, eerste lid, van de Jw en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Om een dergelijk onderzoek op een adequate wijze te kunnen verrichten, is de hulp en medewerking van (de ouders van) de aanvrager noodzakelijk. Het is aan verweerder om onderzoek te doen overeenkomstig de door de Centrale Raad van Beroep aangegeven te volgen stappen (ECLI:NL:CRVB:2017:1477).
4.5.
De beroepsgrond dat de ouders van eisers hun volledige medewerking hebben verleend aan het door het verweerder gelaste onderzoek slaagt niet. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dat vindt. Uit de stukken blijkt dat verweerder in deze zaken voldoende de regie heeft genomen door een onafhankelijk deskundige, M. [naam gedragswetenschapper] (gedragswetenschapper), de opdracht te geven onderzoek te doen naar de behoefte aan jeugdhulp van eisers. Verweerder heeft in dat kader gericht vragen geformuleerd aan [naam gedragswetenschapper] . [naam gedragswetenschapper] heeft bij e-mail van 11 oktober 2018 aan verweerder bericht dat de ouders nog geen toestemming hebben gegeven en dat zij gisteren (10 oktober 2018) een laatste versie van de rapporten met nog enige aanpassingen aan de ouders heeft gestuurd. Daarbij heeft [naam gedragswetenschapper] aan de ouders te kennen gegeven dat het gaat om de definitieve versies die niet meer zullen worden aangepast. In genoemde e-mail staat verder dat de ouders de rapporten zelf naar de gemeente willen sturen met hun eigen op- en aanmerkingen. Op
19 oktober 2018 heeft verweerder aan de moeder van eisers gevraagd of zij alsnog toestemming geeft aan [naam gedragswetenschapper] om de opgestelde rapporten aan verweerder te sturen. De ouders van eisers hebben op 19 oktober 2018 de rapporten naar hun eigen zeggen onder dwang aan verweerder gestuurd, waarbij zij delen van de onderzoeksverslagen blanco hebben gemaakt. Verweerder heeft dus geen definitieve onderzoeksresultaten van [naam gedragswetenschapper] ontvangen, mede omdat de moeder van eisers geen toestemming heeft gegeven de rapporten naar aanleiding van het onderzoek zonder aanpassing aan verweerder te geven. Dit betekent dat zich in het dossier geen onderzoeksrapporten bevinden waaruit blijkt welke behoefte aan jeugdhulp eisers nodig hebben. De rechtbank wijst erop dat verweerder voor de beoordeling of eisers jeugdhulp nodig hebben de beschikking dient te hebben over de door [naam gedragswetenschapper] opgestelde volledige definitieve rapporten. De moeder van eisers heeft hiervoor echter geen toestemming gegeven aan verweerder. Verweerder heeft – zoals op de zitting is toegelicht – geen gebruik hoeven maken van de door de ouders van eisers aan hem gestuurde rapporten, waarin delen blanco zijn gemaakt. Hoewel de ouders van eisers het recht hebben om opmerkingen te maken bij de door [naam gedragswetenschapper] opgestelde rapporten, hadden zij toestemming moeten geven aan [naam gedragswetenschapper] om na aanpassing de rapporten aan verweerder te sturen. Dat hebben zij ten onrechte niet gedaan. De gevolgtrekking kan daarom geen andere zijn dan dat de ouders niet (voldoende) hebben willen meewerken door het niet geven van toestemming aan [naam gedragswetenschapper] om de door haar opgestelde rapporten aan verweerder te sturen. Medewerking aan dit onderzoek was redelijkerwijs nodig ter uitvoering van de wet als bedoeld in artikel 8.1.2, derde lid, van de Jw. Als gevolg van het niet meewerken heeft verweerder de behoefte aan jeugdhulp van eisers niet kunnen vaststellen per 1 juni 2018. Daarbij is van belang dat verweerder in het verweerschrift terecht heeft opgemerkt dat de verstrekking van de rapporten over eisers aan verweerder alleen is toegestaan als daarvoor toestemming wordt gegeven. Nu die toestemming door de ouders van eisers niet is gegeven, mocht [naam gedragswetenschapper] de rapporten niet aan verweerder verstrekken.
Conclusie
5. Wat voor het overige nog is aangevoerd, behoeft geen verdere bespreking.
Uit 4.1. tot en met 4.5 volgt dat verweerder de bezwaren van eisers bij de bestreden besluiten terecht ongegrond heeft geacht. De beroepen zijn daarom ongegrond. Dit betekent voor eisers dat de besluiten van 14 november 2018 in stand blijven. Omdat de beroepen ongegrond zijn, zal de rechtbank het verzoek van eisers om schadeloosstelling afwijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat, gelet op het voorgaande, geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, op 29 juli 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. Als de zaak spoedeisend is, kunnen partijen de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om het treffen van een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel).