Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser 1] en [eiseres 2] , te [plaats 1] , eisers,
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Tevens is H. Geuze, deskundige bij D.O.G. Ingenieurs (Geuze), verschenen.
Overwegingen
en 26 is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij onbevoegd is om de aanvraag van 2 juni 2017 te behandelen voorzover die ziet op deze schades. Zowel Born als Bakker hebben hun eigen bevindingen ter plaatse vergeleken met de bevindingen van Witteveen+Bos en geconcludeerd dat sprake is van schades die eerder zijn behandeld door het CVW en de NAM en dat die schades niet zijn verergerd. Bakker heeft daarbij uitleg gegeven over hoe de schades zich verhouden tot de gebintconstructie. Uit het verkennend onderzoek van Van der Wal volgt daarentegen niet waarom hij vindt dat deze schades nieuwe of verergerde schades zouden zijn. Zo geeft Van der Wal aan dat hij zich bij zijn rondgang heeft gericht op de grote lijnen en specificeert hij niet per schade wat de mogelijke schadeoorzaak dan wel oorzaak van schadeverergering zou kunnen zijn. Evenmin concretiseert Van der Wal hoe zijn bevindingen zich verhouden tot de bevindingen van Witteveen+Bos. Uit het rapport van Vergnes van 5 maart 2021 en de reactie van 18 maart 2021 volgt evenmin waarom sprake zou zijn van nieuwe of verergerde schades. In die stukken is geen kenbare vergelijking gemaakt tussen de eigen bevindingen van Vergnes en de bevindingen van Witteveen+Bos. Laatstgenoemde bevindingen heeft Vergnes geheel buiten beschouwing gelaten. Daar komt bij dat Geuze in zijn nadere toelichting per schade heeft gemotiveerd waarom sprake is van identieke schades als behandeld in schadedossier NAM0097386 en waarom de visie van Van der Wal niet kan worden gevolgd. Die motivering van Geuze komt de rechtbank niet onbegrijpelijk, onvolledig of onjuist over.
Gelet op de aard van de door Bakker geadviseerde herstelwerkzaamheden volgt de rechtbank eisers niet in hun stelling dat verweerder hoofdzakelijk cosmetisch herstel vergoedt.
Beslissing
mr. R.A. Schaapsmeerders, griffier, op 28 juli 2021. De uitspraak is openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.