ECLI:NL:RBNNE:2021:3181

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
18/254873-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en oplegging van tbs met voorwaarden

Op 27 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 11-jarige jongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder al veroordeeld was voor soortgelijke feiten, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat ten tijde van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd, die dadelijk uitvoerbaar is. Tevens is er een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer volledig toegewezen, waarbij de verdachte ook de kosten van de benadeelde partij moet vergoeden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de verdachte en de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/254873-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling 18/950064-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Koopmans, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 augustus 2020, in elk geval in de maand augustus 2020, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], en/of [pleegplaats 3], althans in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] -2009 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het geheel of gedeeltelijk ontkleden van die [slachtoffer] en/of
- met de penis tussen de billen en/of tegen de anus van die [slachtoffer] wrijven en/of het (met de penis) betasten van de billen en/of de anus van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal slaan/geven van tikjes op de billen van die [slachtoffer] en/of
- met de hand wrijven en/of betasten van de penis en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- trekkende bewegingen maken met zijn – verdachte - hand over de penis van die [slachtoffer] en/of
- het insmeren met zonnebrandcrème over het lichaam en/of de penis en/of de ballen van die [slachtoffer] en/of
- het bekijken van de penis van die [slachtoffer] terwijl hij plast.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen met uitzondering van het tweede en derde gedachtestreepje. Verdachte ontkent deze handelingen stellig en het dossier bevat naast de verklaring van [slachtoffer] geen steunbewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 13 juli 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 1 augustus ben ik met [slachtoffer] gaan vissen. Toen we vervolgens zijn gaan zwemmen heb ik hem aangerand. Eerst heb ik in het water aan zijn penis en ballen gezeten. Ik heb hem bij zijn heupen gepakt en zijn zwembroek naar beneden getrokken zodat zijn billen bloot waren. Ik had toen een erectie. Toen we het water uitkwamen heb ik hem uitgekleed en ingesmeerd met zonnebrandcrème, ik heb daarbij ook zijn penis en ballen aangeraakt. Toen zijn we weer gaan zwemmen. Na het zwemmen heb ik hem afgedroogd en een pluisje bij zijn piemel weggehaald. Ik heb daarvoor zijn velletje naar achter getrokken en zijn eikel ook aangeraakt. Dat was ongeveer vijf seconden, om het te kunnen voelen. Toen hij later die dag ging plassen in de bosjes ben ik naar hem toe gelopen. Ik wilde zijn penis zien. Ik ben met [slachtoffer] gaan vissen met het idee om hem aan te raken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2020, opgenomen op pagina 73 en verder van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020276080 d.d. 10 december 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] , geboren [slachtoffer] /2009:
A: Het gaat over [verdachte] . […] Toen zat mijn kunstaasje vast en ik had maar 1 onderlijn. […] Dus ik wou hem terug dus ik ben in het water gegaan. Hij moest me perse uitkleden. […] Toen gingen we daar nog een paar worpjes doen daar in dat water. Toen ging hij me daar een beetje insmeren. Toen nog een beetje normaal insmeren. […] Toen gingen we naar de Borgerscompagnieplas om te zwemmen. En daarna ging hij rare dingen doen. Zijn piemel een beetje bij mijn billen doen. […] Eh een paar keer heel vaak op mijn kont klappen. Heel hard ook op mijn kont. Toen had ik een rode kont. Ging hij de hele tijd aan mijn kont zitten. […] Toen gingen we uit het water. Toen ging hij me mee helpen met het uitkleden. Mijn zwembroek uit doen en mijn onderbroek, want ik had mijn onderbroek gewoon nog aan en ik ga niet in mijn nakie staan. Hij kwam met een stijve piemel uit het water. […] Zag hij een vlekje bij mijn piemel terwijl dat niet zo was. Toen ging hij 5 keer mijn velletje van mijn piemel naar achteren doen. Toen deed hij zijn onderbroek uit. En je zag gewoon die piemel. Die stond helemaal rechtop. […] Hij ging hij ook de hele tijd bij mijn piemel insmeren. Op mijn piemel. Op de eikel ging hij ook insmeren. Terwijl dat niet een nut heeft. Op mijn billen ging hij insmeren. […] Toen waren we nog bij de golfbaan vissen. Toen moest ik plassen. Ik plaste gewoon netjes in de bosjes en hij ging kijken. Ik stond heel ver weg en hij ging opeens kijken. […]
V: Jij hebt mij van alles verteld wat er met [verdachte] gebeurde. Nou heb je mij bijvoorbeeld verteld, dat [verdachte] met zijn piemel tussen jouw bilnaad ging.
A: Ja.
V: Is dat 1 keer of is dat vaker gebeurd?
A: Volgens mij 2 keer.
V: En op welke plekken waren jullie toen dat gebeurde, dat het met zijn piemel tussen jouw bilnaad ging?
A: Gewoon open en bloot in het water. […] dat was bij die grote plas, bij het rietkantje zoiets. […] Zelfde dag. […]
V: Nou heb je mij ook verteld dat hij jouw velletje heen en weer ging doen. Is dat 1 keer gebeurd of vaker?
A: 5 keer, dat heb ik ook gezegd volgens mij.
V: Dat klopt, maar zijn er ook nog andere momenten geweest dat hij met dat velletje heen en weer ging?
A: Ja met het insmeren. Dat heb ik ook gezegd. […]
V: Nou heb jij ook verteld over billenklappen. Wat is dat dan precies?
A: Weet ik niet hij had het over de klapperman of zoiets. […] Dan ging hij heel hard op mijn kont slaan.
V: Heel hard op je kont slaan. Is dat 1 keer gebeurd [slachtoffer] of vaker?
A: Vaker. […] Bij de grote plas in het water. […] Op dezelfde dag.
V: Je vertelde ook nog over dat hij jou billen ging aanraken. Dat hij de hele tijd aan jouw billen zat.
A: Ja, dat was met de klapperman.
V: Oke, ook nog op andere manieren, dat hij jouw billen ging aanraken?
A: Ja met de piemel.
V: Ja dat is wat je ook vertelde he. Met de piemel tussen je bilnaad.
A: Ja.
V: En nou heb je ook verteld dat hij met zijn piemel rechtop kwam uit het water en ook onder die handdoek. Heb je dat 1 keer gezien dat zijn piemel rechtop stond of vaker?
A: 1 keer, want (onverstaanbaar) ik vond het best wel vies. […]
V: Oke, goed. Nou heb je verteld dat hij met zijn piemel tussen jouw bilnaad ging he. Hoe gaat dat dan precies? Vertel me daar eens alles over.
A: Nou we waren in het water, toen ging het nog een beetje normaal, en toen ging hij, hoe heet dat, ging hij precies zijn piemel tussen mijn billennaad doen. En ik keek en toen ging hij er opeens mee ophouden. Dus ik dacht, daar gaat iets niet goed.
V: Maar hoe kan dat dan? Hoe kan hij zijn piemel tussen jouw bilnaad doen?
A: Weet ik niet.
V: Hoe zit het dan met je kleren?
A: Toen had ik mijn kleren uit. Ja hij deed mijn zwembroek uit en toen deed hij dat.
V: En wanneer deed hij jouw zwembroek uit dan?
A: In het water.
V: Nou vertelde je al dat je een zwembroek aan had, maar dat je ook een onderbroek aan had. Hoe zat dat dan in het water?
A: Ja, die deed hij ook uit.
V: Hoe zijn jullie dan in het water?
A: Gewoon in het water. Hij deed zich opeens tegen mijn lichaam aan toen dacht ik: ga gewoon normaal. En toen deed hij mijn onderbroek uit, en deed hij zijn piemel tussen mijn bilnaad. Het was 10, 20 seconden, dat hij dat deed. Toen dacht ik aahhh. Ja toen vond ik het niet leuk. Toen moest ik mij daarvoor schamen. […]
V: Ja snap ik. Wat van zijn lichaam raakt jou precies aan?
A: Mijn rug. Zijn buik doet hij tegen mijn rug. […] Hij zwom ineens naar mij toe.
V: […] Oke dan doet hij jouw onderbroek en jouw zwembroek uit. Hoe ver gaat die uit dan, jouw onderbroek en jouw zwembroek?
A: Zo tot aan mijn piemel bij mijn bilnaad. […]
O: [slachtoffer] gaat staan en wijst met zijn rechterhand iets onder zijn heup/bekken
V: Oke, ik begrijp dus dan dat jouw broek een klein beetje uit gaat.
A: Ja hier ofzo ergens.
V: Een beetje half op je heupen. Een beetje onder je bil, begrijp ik dat goed?
A: Ja. […] Hij deed alleen zijn onderbroek blijkbaar uit. Alleen zijn (onverstaanbaar) zijn piemel er dan uit. Ik weet het niet.
V: Want toen hij in het water ging, hoe zat het toen met zijn kleren dan?
A: Toen had hij ze aan. […] Zijn onderbroek. Geen zwembroek ofzo.
[…]
V: Hoe weet je dat, dat hij zijn piemel eruit had gedaan?
A: Ja anders kan hij hem ook niet in mijn bilnaad stoppen.
V: Nee dat snap ik. En wat voel jij dan precies als hij zijn piemel bij jouw bilnaad doet?
A: Opeens ja niet goed. Ik vond het niet leuk.
V: Wat voel jij dan van die piemel?
A: Dat weet ik niet, ja gewoon een soort dat hij er werd ingedrukt.
V: En waar werd hij dan precies ingedrukt?
A: Ja bij mijn kontgat een beetje en ja net voor mijn kontgat en toen draaide ik mij om.
V: Oke, dus echt net een beetje voor je kontgat. En wat voel je dan precies bij je kontgat? […] Zit hij er dan op, zit hij er dan naast?
A: Op.
V: Zit ie d’r in of zit hij er half in of nog anders?
A: Hij zat er bijna in. […] net zo dat er wat wordt ingedrukt. […] Het voelde gewoon echt niet leuk, niet goed.
V: Echt niet goed. En je zegt het voelt alsof hij het er bijna in drukt. En hoe weet je dan dat het zijn piemel was?
A: Omdat het er ook echt naar voelde en hij deed opeens dat.
O: [slachtoffer] maakt een beweging met zijn hand waarbij het lijkt of hij zijn jas wat omhoog doet en doet met zijn heupen een beweging naar voren terwijl hij op de stoel zit. […]
A: Ik moest echt mijn zwembroek weer omhoogtrekken.
V: En nou zeg jij hij doet opeens dat. En wat doet hij dan precies? Kan je dat ook uitleggen
O: [slachtoffer] doet beide handen ter hoogte van zijn heupen en beweegt ze omhoog.
V: En wat doet hij dan met zijn handen?
A: Ja gaat hij bij zijn onderbroek en die deed hij omhoog. Net als je je aan kleed.
V: Ja ik snap het hoor, dus daarom weet je dat het zijn piemel was. Omdat je het zo voelde en omdat hij in 1 keer weer zijn broek zo omhoog deed. Oke, en heb je zijn piemel ook gezien, toen in het water, toen hij met zijn piemel tussen jouw bilnaad ging?
A: Nee.
V: Hoe voelde die piemel, voelde die hard of voelde die zacht of voelde die halfzacht, half hard of anders
A: Best hard. Zijn piemel was gewoon stijf. […]
V: En jij draait je om en dan?
A: Stopt die en deed hij zijn onderbroek heel snel aan. […]
V: Als hij dan met zijn piemel in het water is, is die dan onder of boven het water?
A: Onder.
V: Nou heb je me ook verteld dat hij met jouw piemel 5 keer het velletje heen en weer doet. Was dat voordat je in het water was en dat hij met zijn piemel tussen jouw billen ging of erna?
A: Erna, toen hij mij ging aankleden.
V: Die keer dat hij jouw velletje zo heen en weer ging doen, zo 5 keer. Vertel me daar eens alles over?
A: Hij zei: Hier zit ook een vlekje en toen begon hij opeens daar echt hele rare dingen doen. Net zo dat hij aan het aftrekken was.
V: En waar zou dat vlekje dan moeten zitten?
A: Op mijn eikel terwijl dat niet zo was en toen deed hij een paar keer mijn huid naar achteren.
V: Nou ben jij hier met [verdachte] en [verdachte] die kijkt naar jou, die zegt dat jij een pluisje hebt op je velletje en die gaat dan alsof die gaat aftrekken. Hoe doet hij dat dan precies?
A: Gewoon de hele tijd dit. Dit is de piemel en dan deed hij dit
O: [slachtoffer] maakt met zijn handen een op en neer gaande beweging, waarbij hij zijn wijsvinger en duim tegen elkaar houdt
V: Oke dus hij doet met zijn vingers eromheen doet hij dit, op en neer als ik jou zo zie.
A: Ja, en op het laatst ging hij de troep weghalen. Met zijn vingers terwijl er niks op zat. […]
V: Dus als ik het goed begrijp en verbeter me als het niet zo is. Gaan jullie eerst in het water en gaat hij met zijn piemel tussen je billen, dan gaan jullie terug en dan gaat hij jouw velletje heen en weer doen en daarna gaat hij jou nog insmeren.
A: Ja. Hij ging me zo insmeren met Nivea op mijn eikel en op mijn huid, bij mijn ballen, op mijn kont, bij mij hier, bij mijn lies. Met zo’n spuitflesje.
V: En als hij dat bij jouw billen doet, wat raakt hij dan precies aan als hij gaat insmeren?
A: Mijn kont. Niet in mijn bilnaad, alleen bij de billen.
V: En nou heb je ook over dat Klappermans verteld. Vertel me daar eens alles over.
A: Weet ik niet. Hij zei: Jij krijgt zo de klapperman. En toen deed hij dat, toen tilde hij me op en ging op mijn kont slaan.
V: En hoe tilt hij je dan op?
A: Gewoon zo en dan pats.
O: [slachtoffer] doet beide handen omhoog alsof je iemand onder de oksel pakt en omhoog tilt.
V: Als hij jou dan optilt, waar kijkt hij dan naar?
A: Naar mijn kont.
V: Oke dus ik begrijp dat je met je kont naar hem toe bent gericht?
A: Ja en toen deed hij mijn onderbroek uit en toen ging hij mij slaan. Met de platte hand. Een harde mep. 4 keer of zoiets. In het water, tegen het rietkantje aan.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de verdediging overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat zij de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar acht. De rechtbank overweegt daartoe dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. De verklaring bevat een behoorlijk gedetailleerde omschrijving van het gebeurde, is consistent, in hevige emotie gedeeld met anderen en bevat zeer persoonlijke en intieme informatie, wat indicaties zijn voor de betrouwbaarheid van de verklaring. Steun voor deze verklaring vindt de rechtbank in de bevestiging van verdachte dat zij die dag samen op pad zijn geweest en zijn gaan zwemmen waarbij verdachte diverse ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Die bekentenis levert voldoende steunbewijs op, ook voor de onder het tweede en derde gedachtestreepje ten laste gelegde handelingen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 augustus 2020, te [pleegplaats 1] en/of [pleegplaats 2], en/of [pleegplaats 3], met [slachtoffer] , geboren op 07-01-2009 te Winschoten, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het geheel of gedeeltelijk ontkleden van die [slachtoffer] , en
- met de penis tussen de billen en/of tegen de anus van die [slachtoffer] wrijven en/of het met de penis betasten van de billen en/of de anus van die [slachtoffer] , en
- het meermalen slaan/geven van tikjes op de billen van die [slachtoffer] , en
- met de hand wrijven en/of betasten van de penis en de ballen van die [slachtoffer] , en
- trekkende bewegingen maken met zijn – verdachtes – hand over de penis van die [slachtoffer] , en
- het insmeren met zonnebrandcrème over het lichaam en de penis en de ballen van die [slachtoffer] , en
- het bekijken van de penis van die [slachtoffer] terwijl hij plast.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden en dat daarnaast de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden zal worden opgelegd, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar dient te worden verklaard. Verder heeft de officier van justitie gevorderd een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van tbs met voorwaarden en een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zodat verdachte spoedig kan beginnen met de benodigde behandeling. Daarbij heeft de raadsvrouw bepleit dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de Pro Justitia- en reclasseringsrapportages en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij het slachtoffer dat ten tijde van het plegen van dit feit 11 jaar oud was. Dit is een ernstig feit dat de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer heeft aangetast. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen seksuele behoefte voorop heeft gesteld en dat hij zich niet heeft bekommerd om de schade die hij daarmee bij het slachtoffer aanrichtte. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van misdrijven zoals hier in aan de orde veelal langdurig psychisch nadelige gevolgen daarvan ondervinden. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt hoezeer de gebeurtenissen ook in dit geval negatieve gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft in aanzienlijk strafverzwarende zin in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Tijdens zijn aanhouding inzake het onderhavige feit stond hij sinds 2017 onder reclasseringstoezicht in verband met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het plegen van ontuchtige handelingen met minderjarigen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages betreffende verdachte welke respectievelijk zijn opgesteld op 28 april 2021 door J.M. Westenbroek, psychiater, en op 22 april 2021 door dr. R.W. Blaauw, GZ-psycholoog.
Verdachte heeft meegewerkt aan de onderzoeken. Beide deskundigen zijn van mening dat bij verdachte sprake is van een stoornis uit het autisme spectrum, recidiverende depressieve episoden en een pedofiele stoornis. Verdachte heeft seksuele fantasieën over jonge jongens rond de 10 jaar en voelt zich vooral aangetrokken tot het prepuberale lichaam, waarbij de groei naar het volwassen lichaam begint. Voornoemde stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit. Nu er een duidelijk verband is tussen de stoornissen en de ten laste gelegde feiten, adviseren beide deskundigen om verdachte de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over en maakt die tot de hare.
Ten aanzien van de vraag welke straf of maatregel moet worden opgelegd achten de deskundigen, gelet op het hoge recidiverisico en de complexiteit van stoornissen, een langdurige behandeling en begeleiding van verdachte geïndiceerd. Een dwingend kader is ook voor de lange termijn noodzakelijk, waarbij een voorwaardelijk strafdeel mogelijk te kort van duur zal zijn om het recidiverisico in te perken. Bovendien moet worden voorkomen dat verdachte bij het niet voldoen aan de voorwaarden onbehandeld op straat kan komen en is een eerder opgelegde voorwaardelijke straf niet voldoende gebleken om recidive te voorkomen. Verdachte dient daarom een klinische behandeling te volgen gericht op de mogelijkheden om anders om te gaan met zijn spanningen en zijn pedofiele gevoelens in samenhang met de autismespectrumstoornis. De psychiater schat in dat het beveiligingsniveau van een FPK volstaat. Het toezicht zal vanaf aanvang strak moeten zijn. Binnen de behandeling zal daarbij overwogen moeten worden of er een indicatie is voor libidoremmende medicatie. Na de klinische behandeling is volgens de psychiater een beschermde woonvorm met 24-uurs toezicht geïndiceerd. Bovenstaande zal een jarenlang proces zijn met (mogelijk) levenslang toezicht, hetgeen het beste via een tbs-maatregel te realiseren is. Aanvullend kan een GVM worden opgelegd, zodat verdachte na beëindiging van de tbs-maatregel onder toezicht kan blijven staan bij de reclassering.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland van
19 juni 2021. De reclassering heeft in lijn met voornoemde adviezen geadviseerd in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden (onder meer) de volgende voorwaarden op te leggen: opname in FPK Assen voor klinische behandeling, eventuele vervolgplaatsing naar ambulante zorg, begeleid of beschermd wonen, dan wel maatschappelijke opvang, het vermijden van contact met minderjarigen en kinderporno, een contact- en locatieverbod en het inzicht verschaffen in verdachtes sociale netwerk. De reclassering heeft geadviseerd de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden te gelasten. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd in aanvulling op de tbs-maatregel een GVM op te leggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, mede gelet op het strafblad van verdachte, een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en gelet op de oplegging van de hierna te noemen maatregel die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, ziet de rechtbank aanleiding om de door de officier van justitie gevorderde straf enigszins te matigen. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden onder de gegeven omstandigheden passend.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
TBS met voorwaarden
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de ziekelijke stoornissen en de behandelbehoefte uit de voornoemde Pro Justitia rapportages over.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de voorwaarden zoals door de reclassering in bovengenoemd rapport is geadviseerd. Deze voorwaarden zijn ook ter zitting met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich hieraan te willen houden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van haar beslissing om te kiezen voor oplegging van voorwaarden binnen het kader van een tbs, het volgende. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de inhoud van de rapportages van de deskundigen is het onverantwoord om verdachte onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. De kans op herhaling is groot, mede gelet op verdachtes strafblad waaruit blijkt van een eerdere veroordeling voor het plegen van ontuchtige handelingen (met minderjarigen) en het feit bovendien plaatsvond terwijl verdachte in de proeftijd liep van een voorwaardelijk strafdeel. Een dwingend kader is ook voor de lange termijn noodzakelijk, omdat een proeftijd van een voorwaardelijk strafdeel mogelijk te kort van duur zal zijn om het recidiverisico in te perken. De rechtbank is daarom van oordeel dat oplegging van een tbs-maatregel proportioneel is en dat een alternatief niet volstaat.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen, zodat, met het oog op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, de totale duur van de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de duur van vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen. De rechtbank zal derhalve bevelen dat de tbs met voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk is. Bij verdachte is sprake van complexe problematiek op grond waarvan langdurig toezicht op verdachte is vereist om het recidiverisico in te kunnen perken. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de tbs met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan. De rechtbank zal daarom tot slot, in navolging van het advies van de reclassering en de psychiater en de psycholoog, aan verdachte tevens een GVM als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat de GVM pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de tbs en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

Benadeelde partij

Mr. N. Groeneveld heeft zich namens
[slachtoffer]als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 25,50 ter vergoeding van materiële schade en € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering met de wettelijke rente. Het bedrag wat is gevorderd past bij de ernst van het feit, en hetgeen bekend is, algemeen en in zijn specifieke geval, over de gevolgen die dat voor de benadeelde partij in zijn verdere leven zal hebben.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de materiele schade gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze, in lijn met vergelijkbare zaken, moet worden vastgesteld op
€ 2.000,-. Voorts merkt de raadsvrouw op dat de stukken van Accare ter onderbouwing van de immateriële schade niet zijn ondertekend.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat [slachtoffer] gedragsproblemen heeft opgelopen in de vorm van agressie en dat hij – na het volgen van EMDR therapie – wordt aangemeld voor intensieve ambulante trauma behandeling en dat medicatie zal worden gestart. Niet alleen [slachtoffer] lijdt onder het bewezenverklaarde feit, er is reeds een intensieve psychiatrische gezinsbehandeling ingezet en mogelijk volgt een uithuisplaatsing van [slachtoffer] . Er zijn geen andere aanleidingen naar voren gekomen die ook zouden hebben kunnen bijdragen aan dit letsel. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist en die de rechtbank redelijk voorkomt, zal daarom in zijn geheel worden toegewezen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 11 april 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren. De proeftijd is ingegaan op 26 april 2017. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 8 juli 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
De raadsvrouw heeft zich op het primaire standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat de tenuitvoerlegging daarvan zich niet verenigt met de conclusies van de gedragsdeskundigen om het feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Subsidiair stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat de vordering deels moet worden toegewezen voor de duur van 9 maanden met aftrek van de duur die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd. Dit betreft bovendien hetzelfde type feit als waarvoor verdachte in 2017 is veroordeeld. Gezien de aard en omvang van het misdrijf en uit het oogpunt van rechtshandhaving zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen.
Daarmee wil de rechtbank ook een krachtig signaal geven voor de toekomst. De rechtbank heeft ervoor gekozen om in deze zaak aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen en geen dwangverpleging. Met die keuze schenkt de rechtbank de verdachte het vertrouwen dat hij zich in de toekomst wel aan voorwaarden zal gaan houden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte goed beseft dat niet-naleving van voorwaarden serieuze consequenties heeft..

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte (hierna ook: veroordeelde)
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
1. veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. veroordeelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
- veroordeelde meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs (als bedoelde in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit;
- veroordeelde medewerking verleent aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;
- veroordeelde zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
- veroordeelde zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te bewegen tot het naleven van de voorwaarden;
- veroordeelde medewerking verleent aan huisbezoeken;
- veroordeelde inzicht geeft aan de reclassering over de voortgang van de begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;
- veroordeelde niet verhuist of verandert van adres zonder toestemming van de reclassering;
- veroordeelde medewerking verleent aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde als dat van belang is voor het toezicht;
3. veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering, het Openbaar Ministerie beslist;
5. veroordeelde laat zich opnemen in FPK Assen, of een soortgelijke instantie, zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Mocht veroordeelde na zijn detentie nog niet kunnen worden opgenomen in de geselecteerde FPK dan werkt hij mee aan een overbruggingsplaatsing in een door IFZ/FPL aan te wijzen forensische kliniek;
6. veroordeelde laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door de AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Systeemgesprekken kunnen eveneens onderdeel uitmaken van de behandeling;
7. veroordeelde verblijft na zijn klinische behandeling in een forensische beschermde woonvoorziening of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. veroordeelde heeft geen contact met minderjarige kind(eren) en onderneemt ook geen activiteiten met hen zoals vissen, zwemmen, oppassen etc. Veroordeelde dient situaties met minderjarige kind(eren) in zijn nabijheid te vermijden en knoopt geen contacten met minderjarige(n) aan en mijdt dergelijk contact;
9. veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Het toezicht op deze voorwaarde kan onder andere bestaan uit controle van computers en andere apparatuur;
10. veroordeelde informeert de reclassering over zijn sociale contacten en geeft de reclassering inzicht in zijn sociale netwerk;
11. veroordeelde begeeft zich niet in de plaats [pleegplaats 1] en zoekt op geen enkele wijze contact met het slachtoffer of diens directe familieleden, in ieder geval diens ouders en/of verzorgers.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Legt veroordeelde tevens op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr).
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.525,50
(zegge: tweeduizendvijfhonderdvijfentwintig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 2.525,50(zegge: tweeduizendvijfhonderdvijfentwintig euro en vijftig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2020. Dit bedrag bestaat uit € 25,50 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 35 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/950064-16.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 11 april 2017,
te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen voorzitter, mr. H. Brouwer en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. A. Bolding, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2021.
mr. J. van Bruggen en mr. H.M. Lenting zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.