ECLI:NL:RBNNE:2021:3166

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
18/066091-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor gekwalificeerde diefstal met geweld en vernieling

Op 23 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van gekwalificeerde diefstal met geweld en vernieling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2021, samen met een medeverdachte, een woning in Ter Apel is binnengedrongen tijdens de nachtrust en daar verschillende goederen heeft weggenomen, waaronder mobiele telefoons, een laptop en jassen. Tijdens deze inbraak heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een bewoner, die hij van de trap heeft geduwd, wat resulteerde in letsel. De rechtbank heeft de minderjarige veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en enkele bijzondere voorwaarden, waaronder het meewerken aan hulpverlening en behandeling voor verslavingsproblematiek.

De zaak kwam ter terechtzitting na een verwijzing door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, die twijfels had over de meerderjarigheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft de ontkenning van de verdachte verworpen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een kwetsbare achtergrond heeft en psychische problemen vertoont. De rechtbank heeft benadrukt dat de inbraak en het geweld een ernstige inbreuk op de veiligheid en privacy van de slachtoffers hebben betekend, en dat de verdachte zich niet om het slachtoffer heeft bekommerd na het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/066091-21
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/122502-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor jeugdstrafrecht van 9 juli 2021, na verwijzing door de meervoudige kamer, van dezelfde datum, waar de zaak was aangebracht in verband met de aanname van meerderjarigheid van verdachte door de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/066091-21
1.
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere mobiele telefoon(s) (Iphone en/of Huawei en/of Samsung) en/of een laptop (Dell) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een portemonnee (met/ en/of geld) en/of een tabakfiltervuller, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of (een) ander(en), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [benadeelde partij 1] tegen het lichaam en/of van de trap (af) te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meerdere mobiele telefoon(s) (Iphone en/of Huawei en/of Samsung) en/of een laptop (Dell) en/of een of meerdere jas(sen) en/of een portemonnee (met/ en/of geld) en/of een tabakfiltervuller, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of (een) ander(en), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, [terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen mobiele telefoon(s) en/of laptop (Dell) en/of jas(sen) en/of portemonnee (met/ en/of geld) en/of tabakfiltervuller, althans goed(eren), onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking of inklimming dan wel (een) valse sleutel(s), door gebruik te maken van een (zogenaamde) loper];
en/of
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [benadeelde partij 1] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde partij 1] tegen het lichaam en/of van de trap (af) heeft geduwd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, [benadeelde partij 1] heeft mishandeld door hem tegen het lichaam en/of van de trap (af) te duwen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) jas(sen) en/of een laptop en/of (een) telefoon(s) en/of een tabakfiltervuller, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 27 februari 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere mu(u)r(en) en/of bed(den) en/of kast(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan COA toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Parketnummer 18/122502-21
hij op of omstreeks 8 mei 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland chocoladepasta en/of (oreo)koekjes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18/122502-21 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het goed mogelijk is dat aangever is gestruikeld en van de trap is gevallen, waarbij geen sprake is geweest van geweld, uitgeoefend door verdachte. Het is allereerst onduidelijk hoe getuige [benadeelde partij 2] het vermeende geweld heeft kunnen waarnemen, zo blijkt ook uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 5 van het dossier. Daarnaast heeft aangever verklaard dat hij voorafgaand aan de val over een traphekje is gestapt, terwijl dat niet blijkt uit de verklaring van getuige [benadeelde partij 2] . Getuige [benadeelde partij 2] heeft voorts expliciet verklaard dat aangever achterwaarts van de trap is gevallen, terwijl dat weer niet volgt uit de verklaring van aangever en een achterwaartse val ook niet voor de hand ligt. Tot slot is niet uit te sluiten dat de verklaringen van aangever en getuige [benadeelde partij 2] op elkaar zijn afgestemd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van dit feit wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van de diefstal van de portemonnee, de ten laste gelegde (poging tot zware) mishandeling en de ten laste gelegde braak, verbreking, inklimming en/of gebruikmaking van een valse sleutel. Ten aanzien van de portemonnee geldt dat verdachte de diefstal hiervan heeft ontkend en dat hij geen enkele reden heeft om hierover te liegen.
Tot slot heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor het onder parketnummer 18/066091-21 feit 2 en het onder parketnummer 18/122502-21 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/066091-21
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 9 juli 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U vraagt mij of ik op 8 maart 2021 in Ter Apel in een woning naar binnen ben gegaan en of ik daar een diefstal heb gepleegd. Dit klopt. U houdt mij voor dat de aangever heeft verklaard dat hij wakker werd doordat iemand zijn telefoon wilde pakken. Dit klopt. Ik heb uit die kamer één telefoon gepakt. Ik was toen al in de andere kamers geweest. Daaruit heb ik een kapotte witte IPhone en een jas meegenomen. U vraagt mij of dat de witte jas was die bij ons thuis is aangetroffen. Ja, dat is die jas. Ik ben ook in een kamer geweest waarin een kind in bed lag te slapen. Uit die kamer heb ik een laptop en een Huawei telefoon meegenomen.
Ik heb ook een apparaat waarmee sigaretten gevuld kunnen worden, meegenomen.
U vraagt mij wat de rol van [medeverdachte] is geweest. Ik heb hem de spullen gegeven die ik heb gepakt uit de eerste twee kamers. Deze spullen heeft hij meegenomen. Hij is toen weggegaan. Hij wist wat ik ging doen. Hij is meegegaan naar de eerste twee kamers. Toen ik naar de derde kamer ging, ging hij dus weg met de rugtas, met daarin de spullen die ik uit de andere kamers had gepakt. We zijn daarvoor samen naar boven gegaan. U vraagt mij of we dit plan samen hadden bedacht. We hebben het van tevoren gepland.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 9 maart 2021, opgenomen op pagina 37 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021060864 d.d. 3 april 2021, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 1] :
Ik doe aangifte van diefstal met geweld. Ik ben ook gemachtigd tot het doen van aangifte namens mijn vrouw [benadeelde partij 2] en namens mijn broertje [benadeelde partij 3] . Ik woon op het asielzoekerscentrum in Ter Apel. Op 8 maart 2021 tussen 02:00 en 04:00 uur lag ik samen met mijn vrouw te slapen. Op een gegeven moment werd ik wakker en zag een jongen bij het bed staan. Ik zag dat zijn hand richting mijn mobiele telefoon ging. Ik zag dat de jongen richting de deur rende. In de gang gaf ik de jongen een duw. De jongen duwde mij terug waardoor ik bij het trappengat kwam. Door het duwen was ik genoodzaakt om met één been over het traphekje te stappen. Ik zag en voelde dat de jongen mij weer duwde. Ik raakte uit balans en dreigde te vallen. Ik wilde mij nog vastpakken aan de leuning, maar dit lukte niet waardoor ik naar beneden viel. Ik viel van de betonnen trap, helemaal naar beneden. Ik zag de jongen de trap afkomen. Ik zag dat de jongen over mij heen stapte en vluchtte.
Uit de woning is gestolen:
  • Een zwarte portemonnee met daarin 50 euro;
  • Een IPhone van mijn broertje;
  • Een laptop;
  • Een Samsung telefoon van mijn vrouw;
  • Twee jassen van mijn broertje.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 maart 2021, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 2] :
We zijn vanochtend omstreeks 02:00 uur op bed gegaan. Ik slaap met mijn man in een kamer. Rond een uur of drie werd ik wakker en zag ik een jongen in onze kamer. Ik zag dat deze jongen de telefoon van mijn man wilde pakken. Ik zag dat mijn man op een gegeven moment bij de rand van de trap stond. Ik zag dat de jongen mijn man met beide handen duwde. Ik zag dat mijn man achterover van de trap viel. Ik zag dat de jongen de trap af liep, over mijn man stapte en naar buiten liep. Op de kamer van mijn dochter is haar laptop en telefoon gestolen. Haar telefoon is een Huawei. Op de kamer van mijn zwager is een IPhone gestolen en 2 witte jassen. Mijn telefoon die bij mijn hoofd lag is ook gestolen. Dit is een Samsung. Een apparaat waarmee je filters kunt vullen met shag is ook gestolen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van verschillende goederen uit de betreffende woning in Ter Apel. Verdachte heeft de diefstal van de portemonnee en het ten laste gelegde geweld echter ontkend. Naar het oordeel van de rechtbank vindt deze ontkennende verklaring van verdachte weerlegging in de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hiertoe allereerst dat zowel aangever als getuige [benadeelde partij 2] op de dag van het incident een gedetailleerde verklaring hebben afgelegd. Aangever heeft verklaard dat zijn portemonnee met geld is weggenomen en de rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan deze verklaring.
Ten aanzien van het ten laste gelegde geweld wordt de verklaring van aangever eveneens ondersteund door de verklaring van getuige [benadeelde partij 2] . Zowel aangever als getuige [benadeelde partij 2] hebben verklaard dat zij wakker zijn geworden doordat een man - verdachte - in hun slaapkamer stond. Zij hebben allebei verklaard dat een (fysieke) confrontatie is ontstaan tussen verdachte en aangever en dat aangever door verdachte van de trap is geduwd. Anders dan de raadsman heeft betoogd ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de verklaring van getuige [benadeelde partij 2] , nu het niet meer dan logisch is dat deze getuige - na het zien van verdachte in haar slaapkamer dan wel na de eerste confrontatie tussen verdachte en aangever - uit bed is gestapt en zodoende heeft waargenomen dat aangever van de trap werd geduwd. Getuige [benadeelde partij 2] verklaart ook dat aangever wilde dat verdachte zou wachten op de beveiliging, dat zij ziet dat aangever op een gegeven moment bij de rand van de trap staat en dat zij ziet dat verdachte aangever met beide handen duwde. De rechtbank ziet geen reden om aan deze waarneming van de getuige te twijfelen. Dat medebewoners die op de verdieping lagen te slapen niet wakker zijn geworden, leidt evenmin tot deze twijfel. De rechtbank merkt daarnaast nog op dat de overtuiging dat de – op dit punt - ontkennende verklaring van verdachte ongeloofwaardig is, wordt versterkt door het feit dat verdachte tot aan het moment van de terechtzitting elke betrokkenheid bij het ten laste gelegde stellig heeft ontkend. De rechtbank acht het zeer wel mogelijk dat iemand die tot de zitting kennelijk in strijd met de waarheid alles heeft ontkend, op zitting nog steeds niet volledig openheid van zaken geeft.
De rechtbank komt tot het oordeel dat ook het geweld gevolgd op de diefstal in vereniging is gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij met de medeverdachte in de nacht op zoek is gegaan naar een woning om goederen te stelen. De medeverdachte heeft de goederen, die ze samen uit de eerste twee kamers buit hadden gemaakt, alvast meegenomen. Gelet op het feit dat verdachte en medeverdachte een gezamenlijk plan hebben gemaakt, de medeverdachte ook in de woning aanwezig is geweest, waar hij heeft kunnen zien dat er bewoners lagen te slapen, kan worden geconcludeerd dat de medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er iemand wakker zou worden en dat het tot geweld zou komen om de vlucht mogelijk te maken. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de medeverdachte door eerder weg te gaan zich niet heeft gedistantieerd van de strafbare gedraging, maar ten dienste daarvan alvast spullen veilig stelde.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/066091-21 feit 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 27 februari 2021, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021053214 d.d. 3 maart 2021, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
Parketnummer 18/122502-21
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte inclusief bijlagen d.d. 8 mei 2021, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021118975 d.d. 10 mei 2021, inhoudende de verklaring van [naam] namens [benadeelde partij 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18/122502-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/066091-21
1.
hij op 8 maart 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, tezamen en in vereniging met een ander, meerdere mobiele telefoons (Iphone en Huawei en Samsung), een laptop, meerdere jassen, een portemonnee met geld en een tabakfiltervuller, die toebehoorden aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of een ander, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde partij 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
de vlucht mogelijk te maken, door die [benadeelde partij 1] tegen het lichaam van de trap af te duwen.
2.
hij op 27 februari 2021 te Ter Apel, gemeente Westerwolde, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere muren en een kast, die aan het COA toebehoorden, heeft vernield.
Parketnummer 18/122502-21
hij op 8 mei 2021 te Drachten, gemeente Smallingerland, chocoladepasta en oreokoekjes, die toebehoorden aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/066091-21
1.
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 18/122502-21
diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18/122502-21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld, te weten het meewerken aan plaatsingen, hulpverlening en aan behandeling die is gericht op verslavingsproblematiek en eventueel op traumaverwerking, het meewerken aan dagbesteding en een verbod op het gebruik van verdovende middelen en een controle daarop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 56 dagen voorwaardelijk, zodat het onvoorwaardelijke strafdeel, te weten 124 dagen, gelijk is aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de Raad voor de Kinderbescherming te worden gekoppeld. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, dient aan verdachte geen middelenverbod, maar slechts een middelencontrole te worden opgelegd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een gekwalificeerde diefstal. Verdachte is midden in de nacht samen met een ander een woning binnengegaan en heeft uit verschillende kamers spullen weggenomen. In de kamers die verdachte heeft betreden lagen verschillende mensen – onder wie een kind – te slapen. Twee van de slachtoffers zijn door het handelen van verdachte wakker geworden, waarna een confrontatie is ontstaan en verdachte één van hen van de trap heeft geduwd. Het slachtoffer is onderaan de trap beland, heeft letsel opgelopen aan zijn schouder en heeft veel pijn gehad. Verdachte heeft zich niet om het slachtoffer bekommerd, maar is over hem heen gestapt en gevlucht. Het feit is voor de slachtoffers blijkens hun verklaringen zeer beangstigend geweest. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen gevoelens en gewin en heeft met zijn handelen een forse inbreuk gemaakt op de privacy en het veiligheidsgevoel van de slachtoffers. Een woning is immers bij uitstek een plek waar men zich veilig hoort te voelen, zeker ’s nachts in het eigen bed. De slachtoffers dragen een dergelijke inbreuk doorgaans lang met zich mee. Daarnaast hebben de slachtoffers nog materiele schade geleden.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan een vernieling in het vreemdelingencentrum waar hij verbleef. Verdachte is naar aanleiding van een conflict flink tekeer gegaan en heeft al schreeuwend verschillende muren en een kast vernield. Dit is een vervelend feit, dat schade en overlast oplevert voor de betrokkenen.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal, terwijl hij zich ten tijde van het plegen van dit strafbare feit had te houden aan schorsingsvoorwaarden.
De rechtbank neemt verdachte deze feiten zeer kwalijk, waarbij het zwaartepunt ligt bij de woninginbraak met geweld die ‘s nachts is gepleegd.
Gelet op het voorgaande, alsmede de oriëntatiepunten van het LOVS, is een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel passend.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het feit dat verdachte blijkens het betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 mei 2021 niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals omschreven in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 7 juli 2021 en de schorsingsrapportage van de jeugdreclassering d.d. 11 mei 2021. Uit de rapportages en de toelichtingen ter terechtzitting blijkt – samengevat – dat verdachte een kwetsbare jongen is met een zeer belaste voorgeschiedenis. Hij is gedurende zijn leven grotendeels op zichzelf aangewezen geweest. Verdachte heeft naar eigen zeggen vanaf zijn achtste op straat geleefd en verblijft sinds ruim vijf maanden in Nederland. De toekomst van verdachte is uiterst onzeker. Verdachte doorloopt momenteel een asielprocedure, maar wordt als ‘veilige-lander’ beschouwd nu hij uit Marokko komt. Er bestaan daarnaast verschillende zorgen omtrent verdachte. Verdachte is bekend met psychische problemen, hij automutileert en er is sprake van verslavingsproblematiek. Daarnaast ontbreekt het verdachte aan een (steunend) netwerk. Verdachte heeft tijdens zijn verblijf in detentie daarentegen een zeer positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij heeft goed gefunctioneerd en is afgekickt van het gebruik van middelen.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen zoals is gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest, zoals is bepleit door de raadsman, geen recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf enkele bijzondere voorwaarden koppelen. Het is voor de rechtbank evident dat verdachte hulp nodig heeft en de rechtbank acht het van belang dat verdachte meewerkt aan plaatsingen, hulpverlening en behandeling. De rechtbank overweegt dat in kaart gebracht zal moeten worden bij welke behandelingen verdachte gebaat kan zijn, waarbij de rechtbank de jeugdreclassering in overweging geeft om behandeling gericht op verslaving en eventueel op traumaverwerking en/of emotieregulatie aan te bieden. De rechtbank is zich ervan bewust dat de verblijfsstatus van verdachte onzeker is en dat dit nu en in de toekomst kan maken dat op zich wenselijke trajecten niet mogelijk zijn bij gebrek aan financiering of toestemming om daaraan mee te doen. De rechtbank is van oordeel dat het niet passend is om verdachte te verplichten mee te werken aan dagbesteding, nu onduidelijk is of en welke dagbesteding verdachte kan en mag volgen en de rechtbank het van belang acht dat verdachte zich focust op zijn behandeling. Tot slot zal de rechtbank, conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming, verdachte verplichten om ter controle van zijn middelengebruik mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Ten aanzien van het aantal dagen voorarrest merkt de rechtbank op dat verdachte, nadat hij op 22 april 2021 uit de voorlopige hechtenis is geschorst, op 9 mei 2021 is aangehouden op grond van artikel 84 Sv en dat door de rechtbank op 12 mei 2021 de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is uitgesproken. De rechtbank acht het van belang en rechtvaardig om alle vrijheidsbeneming in de voorfase, met uitzondering van de aanhouding en het ophouden voor verhoor, in mindering te brengen in de zin van artikel 27 Sr, waardoor de rechtbank bij het berekenen van het aantal dagen voorarrest en dus bij het bepalen van de dag waarop het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven, ook rekening zal houden met de dagen waarin op grond van artikel 84 Sv sprake is geweest van vrijheidsbeneming.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/066091-21 feit 1 primair en feit 2 en het onder parketnummer 18/122502-21 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en acht verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde meewerkt aan plaatsingen, hulpverlening en/of behandelingen indien en zolang de jeugdreclassering deze noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht ten behoeve van controle op middelengebruik mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
Geeft aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 20 augustus 2021.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J.B. Holsink en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door mr. E.F. Jonkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2021.