Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
- een brief van het CIZ met in de bijlage een nieuwe medische verklaring d.d. 11 maart 2021, ingekomen bij de griffie d.d. 11 maart 2021;
- het schrijven van mr. J.F.H. Terpstra d.d. 18 maart 2021, ingekomen bij de griffie d.d. 19 maart 2021.
2.De verdere beoordeling
De advocaat heeft verder schriftelijk aangevoerd dat uit de nieuwe medische verklaring blijkt dat de heer [naam] , specialist ouderengeneeskunde, heeft vastgesteld dat er bij cliënte sprake is van cerebrale schade, een uitgebreide neuro-cognitieve stoornis, ten gevolge van langdurig alcoholgebruik en dat cliënte zich niet met deze gestelde diagnose kan verenigen. Daarbij valt op dat de diagnose Korsakov niet wordt genoemd, welke diagnose in de beschikking van 8 juli 2020, die is vernietigd in cassatie, wel als zodanig is overgenomen. Bij Algemene Maatregel van Bestuur die per 1 mei 2020 in werking is getreden, is wel het syndroom van Korsakov als gelijkgestelde aandoening in de zin van artikel 1 lid 4 Wzd aangenomen, maar niet de diagnose die hier door de heer [naam] is gesteld, aldus de advocaat. Op grond daarvan is de advocaat primair van mening dat de Wzd niet van toepassing is en dat het verzoek dient te worden afgewezen. Subsidiair wenst de advocaat namens cliënte op te merken dat in het onderzoek de arts ook heeft aangegeven dat volgens de zorgmedewerkers, cliënte goed in staat was om voor zichzelf te zorgen. Dit staat niet in de medische verklaring, maar wordt door cliënte wel relevant gevonden voor de beoordeling. De advocaat is dan ook van mening dat er geen sprake is van ernstig nadeel. Meer subsidiair verzoekt zij namens cliënte om de duur van de machtiging te beperken tot maximaal één jaar.
- ernstige verwaarlozing;