ECLI:NL:RBNNE:2021:3146

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
179505
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling op basis van de Wet zorg en dwang met vermoedelijke diagnose Alzheimer

Op 13 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een betrokkene, geboren op een onbekende datum, die thans verblijft in een onbekende accommodatie. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse documenten, waaronder een beschikking van de burgemeester en een medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en een psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, als gevolg van de psychogeriatrische aandoening van de betrokkene, die mogelijk de ziekte van Alzheimer heeft. Ondanks twijfels van sommige behandelaars over de diagnose, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om aan de waarschijnlijkheidsdiagnose van de neuroloog te twijfelen. De rechtbank concludeert dat de betrokkene 24-uurszorg en begeleiding nodig heeft, die in de thuissituatie niet kan worden gerealiseerd. Daarom is de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk geacht. De machtiging is verleend voor de duur van zes weken, tot en met 24 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaaknummer / rekestnummer: C/17/179505 / BZ RK 21-535
Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling
Beschikking van 13 juli 2021 naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende te [accommodatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.A. Scholtmeijer, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 9 juli 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente [naam gemeente] d.d. 8 juli 2021;
- de medische verklaring d.d. 8 juli 2021.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de beslissing van de geneesheer-directeur inzake verzoek beëindiging verplichte zorg d.d. 9 juli 2021.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op
13 juli 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer;
- [naam] , specialist ouderengeneeskunde;
- [naam] , zorgcoördinator;
- [naam] , GZ-psycholoog;
- [naam] , psychiater.
De mondelinge behandeling vond in eerste instantie plaats zonder de aanwezigheid van de psychiater, maar gezien de verschillende standpunten over de (voorliggende) stoornis, heeft de rechtbank de mondelinge behandeling tijdelijk geschorst, teneinde te pogen de psychiater, [naam] , ook te kunnen horen. Dit is gelukt en de psychiater was derhalve aanwezig bij het laatste deel van de mondelinge behandeling.
1.4.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 13 juli 2021 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 37 Wzd in samenhang gelezen met artikel 38 en artikel 39 Wzd kan de rechter op verzoek van het CIZ met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 29 lid 1 en 2 Wzd een last tot inbewaringstelling heeft afgegeven.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- acute maatschappelijke teloorgang.
Betrokkene drinkt dwangmatig voortdurend en erg veel (polydipsie), wanneer zij maar kan, waardoor er hyponatriëmie ontstaat. Dit kan de dood als gevolg hebben. Betrokkene heeft hierdoor voortdurend toezicht en begeleiding nodig. Een aantal jaren geleden is betrokkene hierdoor op de Intensive Care beland. Daarnaast zijn er ernstige gedragsstoornissen en ontremming.
2.3.
Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van betrokkene als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening en een daarmee gepaard gaande psychische stoornis dit ernstig nadeel veroorzaakt. Betrokkene is onlangs bijna twee maanden in het UMC te Groningen (hierna: UMCG) opgenomen geweest en de neuroloog aldaar heeft een waarschijnlijkheidsdiagnose gesteld, zijnde een uitgebreide neurocognitieve stoornis, mogelijk de ziekte van Alzheimer.
Voorafgaand aan het verblijf in het UMCG is betrokkene voor haar psychische problematiek behandeld bij GGZ Friesland, [accommodatie] . De behandelingen aldaar hebben opgeleverd dat er nu geen sprake meer is van een psychiatrisch toestandsbeeld. De psychiater gaf ter mondelinge behandeling hierover aan dat er in eerste instantie duidelijk sprake was van een depressie met psychotische kenmerken. Ook was er ernstige suïcidaliteit. Na een gedwongen ECT-behandeling, waarbij de depressie enigszins opknapte, bleef er echter een achterblijven in functioneren die niet door een psychose alleen kon worden verklaard. De gedragsproblemen staan nu op de voorgrond en vanuit psychiatrisch oogpunt zijn er geen mogelijkheden meer voor behandeling. Daarom is betrokkene voor onderzoek naar het UMCG verwezen. Door de aldaar gestelde waarschijnlijkheidsdiagnose was er geen grond meer voor een zorgmachtiging. De zorgmachtiging is op 9 juli 2021 dan ook ambtshalve opgeheven door de geneesheer-directeur.
2.4.
Hetgeen op de mondelinge behandeling door de specialist ouderengeneeskunde naar voren is gebracht doet naar het oordeel van de rechtbank aan het voorgaande niet af. De specialist ouderengeneeskunde geeft onder meer aan dat de geheugenproblemen tot nu toe niet het meeste opvallen, maar meer de ontremming en bepaalde uitspraken. De screening die aan het licht moet brengen op welk gebied er 'iets aan de hand is', leverde niets op. De gegevens op grond waarvan de neuroloog tot de waarschijnlijkheidsdiagnose is gekomen, zijn volgens de specialist ouderengeneeskunde passend bij meerdere diagnoses. Zo kan een verkleinde hippocampus worden veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer, maar ook door bijvoorbeeld schizofrenie en depressie en er is dan ook nader onderzoek nodig, aldus de specialist ouderengeneeskunde.
2.5.
De rechtbank ziet echter op dit moment geen aanleiding te twijfelen aan de door de neuroloog gestelde (waarschijnlijkheids)diagnose. De rechtbank overweegt hierover dat het voor de beoordeling van het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling ook niet vereist is dat de exacte diagnose is gesteld. De psychiater heeft ter zitting gemotiveerd onderbouwd waarom volgens hem de psychogeriatrische stoornis momenteel voorliggend is en heeft gezegd dat betrokkene in de psychiatrie niet verder behandeld kan worden.
Ook de onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde die betrokkene onderzocht teneinde een medische verklaring op te stellen, onderschrijft hetgeen in de stukken over de (voorliggende) stoornis is vermeld. Daarbij komt dat de zorgcoördinator ter zitting heeft verklaard dat betrokkene vooral begeleiding en toezicht behoeft om het ernstig nadeel af te wenden en dat psychische behandeling nu niet aan de orde is. Betrokkene toont weliswaar een wat atypisch beeld, maar de behandelaren zijn het erover eens dat dit ook wel passend is bij de jonge leeftijd van betrokkene. Zo is gezegd dat een voorstadium van de ziekte van Alzheimer zich kan openbaren door een depressie, overbelasting en burn-outverschijnselen. Niet uit de sluiten valt dat dit bij betrokkene aan de hand is.
2.6.
Hetgeen de advocaat hierover namens betrokkene heeft aangevoerd, te weten dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor een psychogeriatrische aandoening, wordt door de rechtbank gelet op het voorgaande gepasseerd.
2.7.
Evident is dat er een stoornis is die ernstig nadeel veroorzaakt. Betrokkene heeft zorg nodig. Zij is gebaat bij 24-uurszorg en begeleiding in nabijheid. In de thuissituatie kan dat in ieder geval niet gerealiseerd worden. Daarover zijn de professionals het eens. De rechtbank merkt op dat het doen van nader onderzoek, bijvoorbeeld door observatie, nodig is om betrokkene ook in de toekomst passende zorg te kunnen bieden in een accommodatie die daarvoor het meest geschikt is.
2.8.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.9.
De betrokkene verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. Zij wilde niet worden opgenomen. Ook tijdens de mondelinge behandeling geeft betrokkene aan dat het haar helemaal niet bevalt in de accommodatie en dat zij naar huis wil.
2.10.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes weken, en geldt aldus tot en met 24 augustus 2021.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van
[naam] ,geboren op [geboortedatum] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 augustus 2021.
Deze beschikking is op 13 juli 2021 mondeling gegeven door mr. M. van der Hoeven, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door de griffier, en op 15 juli 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
..
fn. 753/kgw
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.