ECLI:NL:RBNNE:2021:3108

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
21 juli 2021
Zaaknummer
18/820088-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van actieve omkoping en valsheid in geschrift

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van actieve omkoping van een ambtenaar en valsheid in geschrift. De verdachte, die directeur was van een bedrijf dat goederen aan de politie leverde, werd verweten dat hij een ambtenaar, [naam 1], had omgekocht door hem giften te doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn functie iets te doen of na te laten. Daarnaast werd hem verweten dat hij facturen had vervalst door in deze facturen een ander goed te vermelden dan het daadwerkelijk geleverde goed.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende tijdstippen goederen aan [naam 1] had geleverd, maar dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat [naam 1] deze goederen privé gebruikte. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet onaannemelijk was en dat er onvoldoende bewijs was voor het oogmerk van omkoping. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen was en sprak de verdachte vrij van beide feiten.

De officier van justitie had veroordeling gevorderd tot een werkstraf van 80 uren, maar de rechtbank oordeelde anders. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om het oogmerk van de verdachte vast te stellen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van zowel actieve omkoping als valsheid in geschrift, en de zaak is daarmee afgesloten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820088-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 15 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.F. Eblé, advocaat te Haarlem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr J. Stoffels.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 21 april 2016 tot en met 1 juni 2017, te [plaats] en/of te Groningen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ambtenaar, te weten [naam 1], die in de genoemde periode werkzaam was bij het Team Technisch Toezicht van de Politie Noord-Nederland, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) heeft gedaan en/of (een) dienst(en) heeft verleend, met het oogmerk om genoemde [naam 1] te bewegen in diens bediening iets te doen en/of na te laten, te weten het (bij voortduring) plaatsen/doen van bestellingen door genoemde [naam 1] en/of de Politie Noord-Nederland bij [bedrijf 1], zijnde het bedrijf waarvan verdachte in genoemde periode eigenaar was,
en/of het bedrijf [bedrijf 1] een voorkeursbehandeling van die [naam 1] en/of de Politie Noord-Nederland te krijgen en/of een relatie te doen ontstaan en/of te onderhouden anders dan behoort op basis van objectieve gronden, immers heeft verdachte, althans is door tussenkomst van verdachte en/of zijn medeverdachten
- in of omstreeks de periode van 26 oktober 2016 tot en met 14 november 2016, een goed, te weten een Wenpod MD2 camera stabilizer, aan genoemde [naam 1] (op diens huisadres) geleverd / is deze door [naam 1] opgehaald (ordner 5 sub dossier 2A, blz 14 ev.) en/of
- in of omstreeks de periode van 2 november 2016 tot en met 14 november 2016, een goed, te weten een telefoon, merk iPhone 7, kleur: zwart, aan genoemde [naam 1] (op diens huisadres) geleverd / is deze door [naam 1] opgehaald
(ordner 5 sub dossier 2B, blz 43 ev.)
en/of
- in of omstreeks de periode van 7 december 2016 tot en met 22 december 2016, een goed, te weten een telefoon, merk: iPhone 7, kleur: roze, aan genoemde [naam 1] (op diens huisadres) geleverd, / is deze door [naam 1] opgehaald (ordner 5 sub dossier 2C, blz 60 ev.)
terwijl (telkens) voor de/het door en/of namens hem, verdachte en/of zijn medeverdachten, geleverde en bovengenoemde goed(eren) geen nota en/of betaling en/of vergoeding bij genoemde [naam 1] in rekening is gebracht
en/of
heeft verdachte en/of zijn medeverdachten
- in of omstreeks de periode van 26 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 een koptelefoon Astro A50 (ordner 5 sub dossier 2D, blz 84 ev.) en/of
- in of omstreeks de periode van 3 augustus 2016 tot en met 31 augustus 2016 een Apple Imac (ordner 5 sub dossier 2E, blz 105 ev.) en/of
- in of omstreeks de periode van 23 augustus tot en met 30 augustus 2016 een Apple Ipad pro 9.7 en 12.9 (ordner 5 sub dossier 2F, blz 131 ev.) en/of
- in of omstreeks de periode van 21 april 2016 tot en met 5 mei 2016 oordopjes (merk Bose Soundtrue) (ordner 5 sub dossier 2G, blz 149 ev) en/of
- in of omstreeks de periode van 18 mei 2017 tot en met 1 juni 2017 oordopjes (merk: Shure) en/of een Samsung SD-kaart (ordner 5 sub dossier 2H, blz. 174 ev) en/of
- in of omstreeks de periode van 19 mei 2016 tot en met 21 september 2016 een GlideCam HD1000 Stabilizer (ordner 5 sub dossier 2I, blz 186 ev.),
aan genoemde [naam 1] geleverd, en/of verstrekt en/of door genoemde [naam 1] laten kopen en aan hem vergoed, terwijl (telkens) de/het door hem, verdachte en/of zijn medeverdachten geleverde / verstrekte en/of door [naam 1] gekochte en door verdachte en /of zijn medeverdachten vergoed de/het hierboven genoemd(e) goed(eren) - door tussenkomst van een derde ([bedrijf 2]) - in rekening is/zijn gebracht bij en/of is/zijn betaald door de Nationale Politie/Politie Noord-Nederland;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 3 juni 2016 tot en met 22 mei 2017, te [plaats], althans in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een factuur, met factuurnummer 26700542, gedateerd 8 augustus 2016
(zie ook ordner 5, 2 D, pg. 92) en/of
- een factuur, met factuurnummer 26700589, gedateerd 31 augustus 2016
(zie ook ordner 5, 2 E, pg. 113) en/of
- een factuur, met factuurnummer 26700590, gedateerd 31 augustus 2016
(zie ook ordner 5, 2 F, pg. 137) en/of
- een factuur, met factuurnummer 26700391, gedateerd 3 juni 2016
(zie ook ordner 5, 2 G, pg. 158) en/of
- een factuur, met factuurnummer 27700404, gedateerd 22 mei 2017
(zie ook ordner 5, 2 H, pg. 180) en/of
- een factuur, met factuurnummer 26700395, gedateerd 3 juni 2016 en/of middels een factuur, met factuurnummer 50608268, gedateerd 16 juni 2016 en opgemaakt door [bedrijf 2],
welke facturen (telkens) – door tussenkomst van een derde ([bedrijf 2]) - bestemd waren voor/ingediend werden bij de Nationale Politie, Eenheid Noord-Nederland,
valselijk heeft opgemaakt/laten opmaken en/of heeft vervalst/laten vervalsen, door in de genoemde facturen een omschrijving van het geleverde goed op te nemen, die (telkens) niet overeen kwam met het in werkelijkheid geleverde goed, (telkens) met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Vrijspraak

Aanleiding onderzoek
Op 16 juni 2017 heeft O. Dros, politiechef van de eenheid Noord-Nederland aan de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de politie Noord-Nederland opdracht gegeven tot het instellen van een oriënterend onderzoek naar mogelijk plichtsverzuim en strafbare feiten binnen het Team Technisch Toezicht (hierna: TTT) van de politie-eenheid Noord-Nederland. Het TTT is onder meer verantwoordelijk voor het cameratoezicht door gemeenten en politie in de binnenstad van Groningen. Vanuit dit oriënterende onderzoek is er een verdenking ontstaan ten aanzien van een (gedetacheerde) medewerker van de politie, [naam 1] (hierna: [naam 1]).
Naar aanleiding van dit oriënterende onderzoek is de Rijksrecherche op 6 februari 2018 een strafrechtelijk onderzoek onder de naam Leda gestart naar mogelijke ambtelijke corruptie door [naam 1]. Tijdens dit onderzoek kwam ook het bedrijf [bedrijf 1], waarvan verdachte directeur is, naar voren. Gebleken was dat [bedrijf 1] goederen had geleverd die gedeclareerd waren bij de politie Noord Nederland, maar privé werden gebruikt door [naam 1]. Dit gebeurde in de periode dat [naam 1] gedetacheerd was bij en dus werkzaam was voor de politie Noord-Nederland.
In maart 2021 heeft [naam 1] van het openbaar ministerie een transactie aangeboden gekregen en geaccepteerd in de vorm van een werkstraf voor de duur van 150 uur voor passieve ambtelijke omkoping en oplichting. Het betreft omkoping door middel van het aannemen van giften van onder andere [bedrijf 1] en het oplichten van de politie Noord-Nederland.
Verdenking
Verdachte wordt in deze zaak, kort samengevat, verweten dat hij [naam 1] heeft omgekocht door hem giften te doen met het oogmerk hem te bewegen als ambtenaar in strijd met zijn plicht iets te doen. Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij facturen heeft vervalst door in deze facturen een ander goed te vermelden dan het daadwerkelijk geleverde goed, met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 en 2 tot een werkstraf voor de duur van 80 uren. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft het voor [naam 1], een ambtenaar van de politie, mogelijk gemaakt om privégoederen te bestellen op naam van [bedrijf 1], zonder dat [naam 1] voor die goederen hoefde te betalen. Het was duidelijk dat de goederen niet voor de politie bestemd waren, maar voor [naam 1] zelf. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van getuige [naam 2]. [bedrijf 1] liet deze goederen bij [naam 1] thuis bezorgen. Het op deze manier bestellen van goederen gebeurde op grote schaal en het ging ook om dure goederen. Er was dan ook sprake van giften van verdachte aan een ambtenaar in functie.
Vervolgens bracht verdachte de bestelde goederen onder een andere omschrijving bij de politie in rekening. Dit brengt mee dat er sprake is van valsheid in geschrift.
Door mee te werken aan bovengenoemde constructie kan verdachte geen ander oogmerk hebben gehad dan het willen behouden van zijn voorkeurspositie bij de politie.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en 2.
Oordeel van de rechtbank
Vastgestelde feiten
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank het volgende vast.
Verdachte is (via [bedrijf 3]) directeur van [bedrijf 1] is een bedrijf dat onder andere ICT- middelen aan de politie levert en (via een andere vennootschap) werknemers aan de politie detacheert.
Vanaf ongeveer 2004 is de politie Noord-Nederland een klant van [bedrijf 1]
De politie Noord-Nederland bestelde goederen bij [bedrijf 1] ten behoeve van bijvoorbeeld een Team Grootschalige Opsporing (hierna: TGO) en een Staf Grootschalig en Bijzonder Optreden (hierna: SGBO). Alle bestellingen die de politie Noord-Nederland bij [bedrijf 1] deed, liepen vanaf 2015 via [naam 1]. Wanneer [bedrijf 1] contact met de politie Noord-Nederland had, dan was dat louter en alleen via [naam 1].
[naam 1] heeft in 2016 en 2017 diverse goederen bij [bedrijf 1] besteld waarvan later is gebleken dat hij zich die privé toe-eigende. Deze goederen werden meestal door [bedrijf 1] doorbelast aan de politie. Een enkele keer schoot [naam 1] de goederen zelf voor, waarna [bedrijf 1] het voorgeschoten bedrag overmaakte aan [naam 1]. Via [bedrijf 1] werden de goederen naar het privéadres van [naam 1] gestuurd.
Voor deze goederen stuurde verdachte tot slot - door tussenkomst van het bedrijf [bedrijf 2]- een factuur naar de politie. Op die facturen stond telkens een goed vermeld dat niet overeenkwam met het daadwerkelijk geleverde goed.

Feit 1

Juridisch kader
Artikel 177, eerste lid, onderdeel 1 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) veronderstelt dat de omkoper het oogmerk (de bedoeling) heeft dat de ambtenaar in zijn bediening iets doet of nalaat. Oogmerk in de zin van artikel 177 Sr is aanwezig wanneer de gever moet hebben beseft dat het doen van een gift als noodzakelijk en dus voor hem gewild gevolg meebrengt dat de ambtenaar wordt bewogen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Het betreft de zwaarste vorm van opzet die bovendien niet op de gift, maar op het gevolg moet zijn gericht. Voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
Als dat oogmerk niet (volledig) blijkt uit de verklaring van de gever, dient (mede) aan de hand van de feiten en omstandigheden, oftewel de uiterlijke verschijningsvorm van de feiten en omstandigheden van en rondom de gift, te worden bepaald of de gever met zijn gift het oogmerk had om de ambtenaar te bewegen tot een doen of nalaten in zijn bediening. Om de bewijsrechtelijke drempel van oogmerk te halen, dient op die manier op zijn minst genomen komen vast te staan dat het niet anders kan zijn dan dat de gever een gift aan de ambtenaar heeft gedaan met als doel daar iets voor terug te krijgen. Dat kan een concrete tegenprestatie zijn, maar hoeft dat niet te zijn. Het kan er ook om gaan een speciale relatie te doen ontstaan die zal (kunnen) leiden tot een voorkeursbehandeling dan wel een betere positie, in dit geval door en binnen de politie Noord-Nederland.
Overwegingen
Verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan actieve omkoping van [naam 1]. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hij er altijd van uitgegaan is dat de goederen die [naam 1] bij [bedrijf 1] bestelde bestemd waren voor de politie Noord-Nederland. [naam 1] was daartoe bevoegd en bepaalde wat er nodig was. Verdachte heeft nooit geweten dat [naam 1] zich goederen vervolgens privé toe-eigende. Er werden weliswaar goederen naar het privéadres van [naam 1] verzonden, maar dat was niet ongebruikelijk. Dat gebeurde wel vaker, met name wanneer er met spoed goederen moesten worden geleverd voor bijvoorbeeld een TGO. Daarnaast ging het om branchegerelateerde goederen, zodat verdachte nooit twijfelde of deze goederen door de politie werden gebruikt. Verdachte had ook geen enkel motief om [naam 1] om te kopen; verdachte had al jaren een contract met de politie Noord-Nederland. Op basis van dat contract was de politieorganisatie verplicht om bestellingen te plaatsen bij [bedrijf 1] [naam 1] had geen invloed op dat contract.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte niet onaannemelijk. De verklaring van verdachte dat het niet ongebruikelijk was om goederen die voor de politie bestemd waren naar privéadressen van medewerkers van de politie te sturen wordt ondersteund door meerdere getuigen. Dat gebeurde wanneer er spoed bij was of wanneer men bang was dat bepaalde goederen kwijt zouden raken op het politiebureau aan de Rademarkt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de betreffende goederen geen ongebruikelijke luxegoederen zijn en zeer wel zouden kunnen worden gebruikt in een politie-omgeving.
Tot slot wijst de rechtbank nog op de verklaring van [naam 1] die hij heeft afgelegd bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2020. Uit die verklaring blijkt dat [naam 1] op eigen houtje goederen voor rekening van de politie bestelde om zijn overuren te compenseren.
In het licht van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet is komen vast te staan dat verdachte wist dat [naam 1] goederen bestelde op kosten van de politie en zich deze goederen vervolgens privé toe-eigende. De rechtbank acht daarmee niet bewezen dat het oogmerk van verdachte gericht was op het bevoordelen van [naam 1] om hem tot iets te bewegen en daar zelf voordeel van te hebben.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Feit 2

Juridisch kader
In lid 1 van artikel 225 Sr wordt het valselijk opmaken en vervalsen van een geschrift strafbaar gesteld. Voor een bewezenverklaring van overtreding van artikel 225 Sr is daarnaast vereist dat de opmaker van het geschrift het oogmerk had om het als echt en onvervalst te gebruiken. Dat wil zeggen dat het geschrift jegens derden gebruikt zou kunnen worden als ware de inhoud ervan juist. De term “gericht op gebruiken” ziet op elk gebruik in het maatschappelijk verkeer waarbij sprake is van misleiding en waaruit enig nadeel kan ontstaan (vergelijk Hoge Raad 1 mei 1984, NJ 1984/755).
Overwegingen
Verdachte heeft verklaard dat hij goederen aan de politie leverde, die hij vervolgens op instructie van de politieorganisatie onder een andere naam of een andere omschrijving factureerde. Verdachte heeft ter terechtzitting toegelicht dat [bedrijf 1] altijd alle facturen naar [bedrijf 2] stuurde, met daaraan gehecht de originele aankoopbon van het goed waaruit bleek welk goed geleverd was. Verdachte heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat hij de politieorganisatie en/of [bedrijf 2] nooit heeft willen misleiden.
De rechtbank stelt allereerst vast dat een factuur een geschrift is waaraan bewijsbestemming is toegekend. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de inhoud van de facturen niet overeenstemt met de werkelijkheid, zodat kan worden bewezen dat er sprake is van valselijk opgemaakte facturen.
Dat verdachte op instructie van de politie goederen onder een andere omschrijving factureerde geeft op zijn minst te denken. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte bij deze gang van zaken zijn vraagtekens kunnen en moeten plaatsen.
Dit is echter niet voldoende om te bewijzen dat verdachte het oogmerk heeft gehad om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard dat hij altijd de originele aankoopbon van het betreffende goed aan de factuur hechtte. Verdachte heeft dit ter terechtzitting toegelicht en de officier van justitie heeft dit niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit handelen van verdachte een belangrijke contra-indicatie op voor het oordeel dat verdachte [bedrijf 2] en/of de politie heeft willen misleiden met de facturen.
Conclusie
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Sieders, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2021.