ECLI:NL:RBNNE:2021:3091

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
178718
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging verblijfplaats van minderjarige in het kader van voogdij

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De voogdijinstelling heeft op 18 mei 2021 een verzoekschrift ingediend, waarin vervangende toestemming werd gevraagd voor de wijziging van het verblijf van [de minderjarige]. De pleegouders hebben aangegeven dat de opvoeding van [de minderjarige] te zwaar voor hen is en dat hij niet langer bij hen kan blijven wonen. Tijdens de zitting op 18 juni 2021 hebben de pleegouders hun instemming met het verzoek van de voogd bevestigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [de minderjarige] sinds 4 maart 2020 onder voogdij staat van [de voogdijinstelling] en momenteel bij de pleegouders verblijft. De rechtbank heeft in haar beoordeling artikel 1:336a BW in acht genomen, dat bepaalt dat de voogd niet zonder toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige kan aanbrengen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de pleegouders instemmen met de wijziging van het verblijf van [de minderjarige] en dat het in het belang van [de minderjarige] is om zijn verblijfplaats te wijzigen. De rechtbank heeft het verzoek van de voogd afgewezen, omdat de instemming van de pleegouders voldoende was voor de beoogde wijziging. [de minderjarige] kan nu bij [naam stichting] gaan wonen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Leeuwarden
Zaaknummer: C/17/178718 / FJ RK 21-476
Datum uitspraak: 2 juli 2021
Beschikking toestemming wijziging verblijfplaats in het kader van voogdij
in de zaak van
[De voogdijinstelling], gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de voogd,
betreffende
[volledige naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de namen van de pleegouders], wonende op een bij de rechtbank bekend adres, hierna te noemen de pleegouders.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift van de voogd van 18 mei 2021, is op diezelfde datum ingekomen bij de griffie.
1.2.
Op 18 juni 2021 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Verschenen en gehoord zijn:
- de heer [naam voogd] , namens de voogd;
- de pleegouders.
1.3.
[de minderjarige] is opgeroepen, maar niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 4 maart 2020 is [De voogdijinstelling] benoemd tot voogd over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij de pleegouders.

3.Het verzoek

3.1.
De voogd heeft de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [de minderjarige] . Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de voogd het volgende aangevoerd.
3.2.
De pleegouders hebben bij de voogd aangegeven dat [de minderjarige] niet langer bij hen kan verblijven. De pleegouders hebben van begin af aan aangegeven dat zij de opvoeding van [de minderjarige] als zwaar ervaren, omdat de problematiek van [de minderjarige] een grote impact op het pleeggezin heeft en hij veel sturing en één op één begeleiding nodig heeft. In oktober 2018 is FASD vastgesteld bij [de minderjarige] , waardoor aangeleerde vaardigheden moeilijk tot niet bij hem beklijven. [de minderjarige] heeft ook een zorgelijke sociaal-emotionele ontwikkeling en er zijn zorgen over zijn hechting. Hij ontwikkelt zijn sociale vaardigheden niet leeftijdsadequaat en hij functioneert bij stress op kleuterniveau. Zijn school herkent het problematische gedrag van [de minderjarige] ook, maar hij doet het hier naar omstandigheden wel goed. De pleegouders geven aan dat hij aangepast gedrag laat zien op school en dat zijn problematiek verergert in situaties waarin hij zich op zijn gemak voelt, zoals bij de pleegouders thuis.
3.3.
[de minderjarige] logeert nu elke weekend bij [naam stichting] en dat gaat heel goed. De wisseling van begeleiders zorgt er voor dat hij geen hechting hoeft aan te gaan, waardoor het voor hem makkelijker is om in de structuur mee te gaan. [naam stichting] is ook de enige plek die het wil proberen met [de minderjarige] . Hij weet dat hij hier vanaf 17 juli 2021 gaat wonen en hij heeft daarom meteen afstand genomen van de pleegouders. [de minderjarige] mist hen niet als hij in [plaatsnaam van de stichting] is, want het hoofdstuk in het pleeggezin is voor hem al afgesloten. De voogd verzoekt dan ook om toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van [de minderjarige] .

4.Het standpunt van de pleegouders

4.1.
De pleegouders hebben ter zitting laten weten dat zij volledig achter het verzoek van de voogd staan en dat zij toestemming geven voor de wijziging van het verblijf van [de minderjarige] . De pleegouders geven aan dat de opvoeding en verzorging veel te zwaar is voor hen. [de minderjarige] is twaalf en best wel intelligent, maar sociaal-emotioneel zit hij op het niveau van een drie- of vierjarige. [de minderjarige] kan geen moment uit het oog worden verloren, omdat hij anders meteen rare dingen gaat doen zoals in hoekjes plassen, kijken of een stoel uit elkaar kan of zelfs een toilet in brand steken. [de minderjarige] heeft geen respect voor vrouwen, maar hij vindt dat er tegen mannen wel aardig moet worden gedaan want die slaan harder. De pleegouders vermoeden dat dit gedrag voortkomt uit zijn belaste verleden, waarin hij getuige is geweest van fysiek geweld tussen zijn ouders. Nu er grote veranderingen aankomen voor [de minderjarige] , zoals de transitie naar de middelbare school en de pubertijd, is het tijd dat hij een veilige vervolgplek krijgt. [de minderjarige] kan aan niets en niemand hechten, waardoor de geborgenheid van een gezin geen meerwaarde voor hem heeft. [de minderjarige] verblijft nu drie jaar bij de pleegouders en hij heeft het nog nooit over het huisgezin gehad waar hij hiervoor verbleef of over zijn vader en moeder. De pleegouders vermoeden dat [de minderjarige] ook geen contact meer met hen zal zoeken, wanneer hij vanaf 17 juli 2021 bij [naam stichting] gaat wonen, al staan de pleegouders daar wel voor open. De pleegouders zijn van mening dat [naam stichting] een hele goede plek voor [de minderjarige] is.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 1:336a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat, indien de minderjarige door een ander of anderen dan zijn voogd, als behorende tot het gezin met instemming van de voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, de voogd niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige kan brengen. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat voor zover deze vereiste toestemmingen niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank kunnen worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is het de rechtbank duidelijk geworden dat [de minderjarige] niet langer bij het pleeggezin kan blijven en dat het ook niet in het belang van [de minderjarige] is als zijn verblijf bij het pleeggezin zal worden voortgezet. De verblijfplaats van [de minderjarige] dient dan ook te worden gewijzigd. Daarover bestaat geen verschil van mening tussen degenen die bij [de minderjarige] zijn betrokken. Ter zitting hebben de pleegouders herhaald dat zij instemmen met de wijziging van het verblijf van [de minderjarige] , omdat [de minderjarige] niet langer bij hen kan verblijven.
5.3.
Gelet op het voorgaande is vervangende toestemming van de rechtbank voor wijziging in het verblijf van [de minderjarige] niet nodig. De pleegouders hebben daarvoor immers toestemming gegeven, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 1:336a BW. Dit maakt dat de rechtbank tot afwijzing van het verzoek zal komen. De instemming van de pleegouders volstaat voor de beoogde wijziging. [de minderjarige] kan dan ook bij [naam stichting] gaan wonen.

6.De beslissing:

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek van de voogd af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Teertstra, lid van de enkelvoudige kamer, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.Y. Wesdijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021