ECLI:NL:RBNNE:2021:3057

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
8888054 \ AR VERZ 20-109
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepasselijkheid cao sociaal werk en functiewaardering ex-werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de cao sociaal werk van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen de ex-werknemer en de werkgever. De ex-werknemer, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. Arts, heeft gesteld dat de cao van toepassing is en dat zij in de functie van maatschappelijk werker 1 ingedeeld had moeten worden. De werkgever, vertegenwoordigd door mr. B.M.J. Pelzer, betwist dit en stelt dat de ex-werknemer in de functie van sociaal pedagogisch werker 2 ingedeeld had moeten worden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de cao sociaal werk algemeen verbindend is verklaard en van toepassing is op de sector Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening. De rechter heeft geoordeeld dat de werkgever de cao moet naleven en dat de ex-werknemer in de functie van maatschappelijk werker 1 moet worden ingedeeld, wat betekent dat zij recht heeft op een hoger salaris dan door de werkgever was aangeboden. De kantonrechter heeft ook de hoogte van de transitievergoeding, de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en het achterstallig salaris vastgesteld.

Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werkgever de ex-werknemer moet aanmelden bij het pensioenfonds en de verschuldigde premies moet afdragen. De rechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van diverse vergoedingen, inclusief wettelijke rente, en heeft dwangsommen opgelegd voor het geval de werkgever niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 8888054 \ AR VERZ 20-109
Beschikking van de kantonrechter d.d. 26 april 2021
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.M.J. Arts,
tegen
[verweerder],
gevestigd te [woonplaats] ,
verweerster,
in rechte vertegenwoordigd door: mr. B.M.J. Pelzer.
Partijen zullen hierna [verzoekster] en [verweerder] worden genoemd.

1.Procesgang

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- tussenbeschikking van 12 januari 2021;
- akte uitlating [verweerder] van 16 februari 2021;
- akte uitlating [verzoekster] van 30 maart 2021.
1.2.
Ten slotte heeft de kantonrechter uitspraak bepaald op heden.

2.Aanvulling feiten

2.1.
De kantonrechter ziet aanleiding om de in de beschikking van 12 januari 2021 vastgestelde feiten aan te vullen met de hieronder genoemde feiten.
2.2.
De cao sociaal werk is door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen verbindend verklaard. In de cao sociaal werk 2019 - 2021
'Welzijn & maatschappelijke dienstverlening' (hierna: de cao) is onder meer het volgende opgenomen:
"(…)0.1 DEFINITIES
d Instelling of organisatie: elk als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband
waarin op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht; (…)
f3 Uurloon: het bruto maandbedrag behorend bij een periodieknummer dat voorkomt in de
salaristabellen zoals opgenomen in artikel 6.4 gedeeld door het getal 156; (…)
1.1
WERKINGSSFEER
De cao is van toepassing op de sector Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke
Dienstverlening in het brede sociale domein waarbinnen:
A Instellingen en/of organisaties (of delen ervan) die activiteiten verrichten en/of voorzieningen hebben met als doel het bevorderen van de sociale samenhang, participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burger. (…)
B Onder activiteiten en voorzieningen die sociale samenhang, participatie en zelfredzaamheid
bevorderen, ongeacht de doelgroep, worden verstaan:
2 Activiteiten gericht op ontplooiing en participatie van jeugdigen en op preventie van
opgroei- en opvoedproblemen bij jeugdigen, waaronder wordt verstaan: (…)
b informatie, advies en opvoedondersteuning (jongeren-inlooppunten, opvoedondersteuning, stimuleren/faciliteren opvoedgroepen, voorleeskringen, wijkteams);
c eerstelijns pedagogische (basis-)hulpverlening, (school)maatschappelijk werk,
gezinscoaching, signaleren van en hulp aanschakelen hulp bij ernstige problemen (kinderen
jongerenwerk, specifieke ouderschapsvraagstukken, FIOM-hulpverlening, jonge
moedergroepen, wijkteams);
d begeleiding bij het voorkomen van maatschappelijke uitval (schooluitval, toe leiden naar
werk en HALT-voorzieningen). (…)
3 Activiteiten gericht op het geven en uitvoeren van informatie, advies, cliëntondersteuning,
begeleiding en interventies waaronder algemeen en specifiek maatschappelijk werk,
waaronder wordt verstaan (…)
b individuele ondersteuning, hulpverlening en begeleiding van cliënten/burgers bij hun
vragen op diverse levensterreinen (ouderenadvisering, slachtofferhulp, sociaalraadsliedenwerk en rechtsbijstand, ondersteuning asielzoekers en vluchtelingen, tolken, sociale huisbezoeken, maatschappelijk werk, telefonische- en internethulpverlening, wijkteams, schuldhulpverlening, budget-ondersteuning en budgetbeheer, bewindvoering (met uitzondering van organisaties die uitsluitend beschermingsbewind en/of uitsluitend WSNP-bewind uitvoeren), advisering, praktische hulpverlening en/of bemiddeling bij het verantwoord (leren) omgaan met een huishoudbudget en/of het oplossen van een schuldprobleem, hulp bij huiselijk geweld, Leger des Heils); (…)"
2.5
OPZEGTERMIJN
In afwijking van de wettelijke opzegtermijn geldt voor zowel de werkgever als voor de werknemer
een opzegtermijn van minimaal twee maanden. Hierop gelden twee uitzonderingen, indien:
- op grond van artikel 7:672 lid 2 BW voor de werkgever een langere opzegtermijn verplicht is,
of
- op grond van artikel 7:672 lid 5 BW (vanaf 1 januari 2020) voor de werknemer een kortere
opzegtermijn van vier dagen geldt.
4.2
DE SAMENSTELLING VAN HET INDIVIDUEEL KEUZEBUDGET
A Het IKB van de werknemer wordt maandelijks opgebouwd naar de gezamenlijke geldswaarde
van de volgende onderdelen:
1. Vakantietoeslag (8%, zie artikel 6.9);
2. Eindejaarsuitkering (8,3%, of 5,5% of 3,5% voor werknemers die hebben gekozen om
een deel van de eindejaarsuitkering om te zetten in seniorenverlof, zie artikel 6.10);
3. Vermeerderd met 0,1% (zie artikel 6.10 E);
4. De waarde van het (voormalige) bovenwettelijk vakantieverlof (26 uur op jaarbasis bij een
voltijd dienstverband, zie artikel 5.7). Deze waarde is berekend over het feitelijk verdiende
salaris inclusief vakantietoeslag (zie artikel 6.9) en eindejaarsuitkering (zie artikel 6.10);
5. De tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering (€ 10,- bruto per maand, zie artikel
6.17).
7.12
Pensioen (…)
B. Vanaf 1 september 2019 wordt de premie voor het ouderdoms- en partnerpensioen gelijk
verdeeld tussen werkgever en werknemer.
Het werknemersdeel van de ouderdoms- en partnerpensioenpremie bedraagt:
- tot en met augustus 2019: 11,4% over het salaris minus de franchise zoals dit door PFZW
wordt gehanteerd;
- vanaf 1 september 2019 tot en met 31 december 2020: 11,75% over het salaris minus de
franchise zoals dit door PFZW wordt gehanteerd.
Het werkgeversdeel van de ouderdoms- en partnerpensioenpremie bedraagt:
- tot en met augustus 2019: 12,1% over het salaris minus de franchise zoals dit door PFZW
wordt gehanteerd en
- vanaf 1 september 2019 tot en met 31 december 2020: 11,75% over het salaris minus de
franchise zoals dit door PFZW wordt gehanteerd.
Een premiewijziging voor het ouderdoms- en partnerpensioen wordt gelijk verdeeld over de
werkgever en de werknemer.
C Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen betaalt de werknemer in 2019 en 2020 geen premie.
Het werkgeversdeel bedraagt de gehele premie: in 2019 is dit 0,6% en in 2020 is dit 0,5%.
Voor de premieverdeling van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldt het volgende:
- zo lang de premiehoogte 0,8% of lager is bedraagt het werknemersdeel 0,0%;
-indien de premiehoogte hoger wordt dan 0,8% zal, na besluitvorming over de aanpassing van
de franchise en premie door het bestuur van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn de cao-tafel
het werknemersdeel berekenen met behulp van de rekentool van PFZW en dit bekend maken. (…)
2.3.
In bijlage 1 van de cao is onder meer het volgende opgenomen:
(…) B METHODIEK
Als de functie niet voorkomt in de functiematrix en/of niet in artikel 6.1 of 6.3 of slechts
gedeeltelijk overeenkomt met een van de functiebeschrijvingen in het functieboek (Bijlage 2), stelt
de werkgever het salaris als volgt vast:
1 De werkgever vergelijkt de functie met de functies in het functieboek waarna hij de indeling
van de beschreven functie afleidt van de indeling van de functies in het functiehandboek, of
2 De werkgever deelt de functie in door gebruik te maken van de Methodische Niveau Toekenning-methode voor Welzijn (MNT-methode voor Welzijn). Als de werkgever gebruik maakt van de MNT-methode voor Welzijn moet de werknemer kunnen beschikken over de ter-inzage-versie van de MNT-methode voor Welzijn. Met MNT kan de werkgever computer ondersteunend een functie indelen op basis van vergelijking van functie-eisen. Een licentie voor MNT kan de werkgever verkrijgen via www.welzijn.mntonline. nl. (…)"
2.4.
In bijlage 2 van de cao is het functiehandboek opgenomen. Het functieboek hoort bij artikel 6.2 en Bijlage 1 van de cao en maakt als zodanig onlosmakelijk deel uit van de cao. In dit functieboek zijn de beschrijvingen opgenomen van de in de sector Sociaal Werk meest voorkomende functies. In het functiehandboek staat onder meer het volgende opgenomen:
"(…)Sociaal Pedagogisch Werker 2
Algemene kenmerken
De Sociaal Pedagogisch Werker 2 is, evenals de Sociaal Pedagogisch Werker 1, een uitvoerende functie. De functionaris is werkzaam in instellingen voor de primaire - al dan niet vervangende - woon- en leefsituatie, zoals dak- en thuislozenzorg, diverse (crisis)opvangcentra, instellingen voor begeleid wonen en sociale pensions. De Sociaal Pedagogisch Werker 2 organiseert activiteiten, biedt dagelijkse ondersteuning en begeleiding aan individuele en groepen cliënten, maar verzorgt bijvoorbeeld ook (het begin van) de intake. De Sociaal Pedagogisch Werker 2 werkt zelfstandig en is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken op de groep, echter heeft geen pedagogische eindverantwoordelijkheid.
Doel van de functie
Het bieden van ondersteuning aan cliënten van alle leeftijden die onvoldoende gebruik maken van gangbare opvoedingsmogelijkheden of zich in hun (primaire) leefomgeving niet staande kunnen houden. Doel is cliënten zo goed mogelijk zelfstandig te laten deelnemen aan de maatschappij.
Organisatorische positie
De Sociaal Pedagogisch Werker 2 ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd. De Sociaal Pedagogisch Werker 2 kan functioneel leiding ontvangen van de Sociaal Pedagogisch Werker 3 en functioneel leidinggeven aan de Sociaal Pedagogisch Werker 1 en de Assistent Welzijn.
Resultaatgebieden
Behoefte signaleren
• Vormt zich een beeld van de hulpvraag, behoefte en mogelijkheden van de cliënt in overleg met collega's;
• Signaleert mogelijke knelpunten betreffende de directe hulpverlening en bespreekt dit met collega's;
• Verstrekt informatie aan de cliënt, bijvoorbeeld over de werkwijze van de hulpverlening;
• Verwijst cliënten met complexe problemen intern door.
Resultaat: Behoefte gesignaleerd, zodanig dat op basis van de verzamelde gegevens een behandelplan kan worden opgesteld/bijgesteld.
Behandelplan mede vormgeven
• Denkt mee bij het vertalen van de hulpvraag, behoefte en mogelijkheden in een behandelplan;
• Geeft de inhoud van activiteiten vorm en denkt mee over de wijze van begeleiding. Doet voorstellen ter verbetering;
• Verzorgt de planning en organisatie van activiteiten.
Resultaat: Behandelplan mede vormgegeven, zodanig dat dit kan worden uitgevoerd en aansluit bij de hulpvraag, behoefte en mogelijkheden van de cliënt.
Behandelplan uitvoeren
• Verzorgt en begeleidt cliënten en hun omgeving;
• Bevordert goede leefsituatie en ziet toe op de naleving van huisregels;
• Verstrekt informatie over regelingen en voorzieningen;
• Biedt ondersteuning bij de inrichting van het dagelijks leven;
• Geeft inzicht in eigen gedrag van de cliënt en diens leefomgeving
• Stimuleert participatie in groepen. Voert daartoe motiverende gesprekken met cliënten. Probeert in voorkomende gevallen te achterhalen waarom een cliënt niet deelneemt;
• Stimuleert en organiseert huishoudelijke en/of (re)creatieve activiteiten. Ziet toe op de uitvoering;
• Stimuleert betrokkenheid van ouders en/of relevante anderen;
• Voert indien noodzakelijk ondersteunende (bijvoorbeeld huishoudelijke) werkzaamheden uit;
• Rapporteert over de verrichte werkzaamheden ten behoeve van de cliënt en zijn omgeving;
• Signaleert knelpunten en bespreekt deze (indien de gewenste aanpak wijziging behoeft en de verantwoordelijkheid van de Sociaal Pedagogisch Werker 2 te boven gaat) met de leidinggevende.
Resultaat: Behandelplan uitgevoerd, zodanig dat de cliënt zo zelfstandig mogelijk kan functioneren in de groep en in staat is de gestelde doelen te behalen.
Dienstverlening optimaliseren
• Denkt actief mee over het verbeteren van de dienstverlening;
• Neemt deel aan werkoverleg.
Resultaat: Bijdrage geleverd aan de optimalisering van dienstverlening, zodanig dat de instelling kan inspelen op (maatschappelijke) ontwikkelingen.
Profiel van de functie
Kennis
• Mbo 3 of 4 werk- en denkniveau;
• Basiskennis van de sociale systemen voor zover van belang voor de begeleiding en ondersteuning van cliënten;
• Basiskennis van maatschappelijke ontwikkelingen en problematiek en de specifieke problematiek van de cliënt.
Specifieke functiekenmerken
• Sociale vaardigheden voor het (dagelijks) begeleiden van mensen met een specifieke problematiek en/of ontwikkelingsachterstand; het kunnen omgaan met fysiek geweld en verbale agressie van cliënten en het controlerend en corrigerend optreden hierbij;
• Motiveren en stimuleren van cliënten;
• Creativiteit voor het bedenken en organiseren van activiteiten;
• Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid nodig voor het verzorgen van rapportages;
• Probleemoplossend vermogen;
• Bewegingsvaardigheid voor de fysieke ondersteuning en verzorging van cliënten. (…)
Maatschappelijk werker 1
Algemene kenmerken
De Maatschappelijk Werker 1 is werkzaam binnen verschillende instanties, zoals algemeen maatschappelijke dienstverlening, diverse soorten (welzijns-)instellingen en dak- en thuislozenopvang. De Maatschappelijk Werker 1 richt zich op kwetsbare (groepen) mensen die problemen hebben met of tekorten ondervinden in hun sociaal functioneren, in de wisselwerking met hun primaire leefomgeving en/of in de relatie met maatschappelijke instituties. De Maatschappelijk Werker 1 kan ook voorkomen als Budgetconsulent op hbo- niveau.
Doel van de functie
Het ondersteunen van de cliënt zodat deze zich na beëindiging van het contact, (weer) als zelfstandig persoon kan manifesteren in wisselwerking met de naaste omgeving en/of voorzieningen.
Organisatorische positie
De Maatschappelijk Werker 1 ressorteert hiërarchisch onder de leidinggevende van de afdeling waarbinnen de functie is gepositioneerd.
Resultaatgebieden
• Hulpvraag inventariseren
• Verzamelt informatie over de cliënt en de leefomgeving, verkent daarmee de situatie, de psychosociale problematiek, de behoeften, het probleemoplossend vermogen en de motivatie van de cliënt;
• Legt zo nodig huisbezoeken af;
• Verstrekt informatie, bijvoorbeeld over de werkwijze van de hulpverlening;
• Verwijst cliënten met complexe psychosociale problemen intern, dan wel extern door.
Resultaat: Hulpvraag geïnventariseerd, zodanig dat op basis van de verzamelde gegevens een analyse en hulpverleningsplan kan worden opgesteld.
Hulpverleningsplan (mede) ontwikkelen
• Stelt een diagnose, waarbij de hulpvraag wordt geanalyseerd en de mogelijkheden van een behandelaanbod worden geanalyseerd, rekening houdend met het vermogen tot handelen en het niveau van functioneren van de cliënt, eventueel in overleg met interne en/of externe disciplines;
• Stelt een hulpverleningsplan op, eventueel in overleg met interne en/of externe disciplines;
• Verwijst cliënten door, bijvoorbeeld in gevallen waar buiten de eigen discipline vallende specialistische hulp nodig is;
• Indiceert andere voorzieningen en instellingen.
Resultaat: Hulpverleningsplan (mede) ontwikkeld, zodanig dat de hulp- en dienstverlening, ook door een functionaris die het plan niet heeft opgesteld, efficiënt en adequaat kunnen worden verleend.
Hulpverleningsplan uitvoeren
• Verstrekt informatie over regelingen en voorzieningen en adviseert de cliënt, bijvoorbeeld over mogelijke handelswijzen bij instanties. Informeert de cliënt over mogelijke oorzaken van materiële en/of immateriële problemen;
Begeleidt de cliënt adequaat en efficiënt zowel kort- als langdurend;
• Geeft waar nodig intensieve hulp aan cliënt;
• Geeft trainingen om sociale en praktische vaardigheden te verbeteren;
• Verleent concrete diensten, zoals begeleiden naar instanties, formulieren invullen en brieven schrijven namens cliënt;
• Ondersteunt leefomgeving, zoals leden van het gezin, zodanig dat zij een constructieve bijdrage kunnen leveren in het hulpverleningsproces;
• Begeleidt activiteiten gericht op preventie;
• Verricht intermediaire activiteiten, zoals bemiddelen in conflicten;
• Verricht bijbehorende administratieve werkzaamheden;
• Onderhoudt contact met andere hulpverleners, instanties en organisaties in het kader van de directe hulpverlening op lokaal niveau;
• Evalueert hulpverleningsplan en stelt dit zo nodig bij.
Resultaat: Hulpverleningsplan uitgevoerd, zodanig dat het doel op een inzichtelijke en methodische manier (bijna) is behaald.
Dienstverlening optimaliseren
• Coördineert de eigen hulpverlening;
• Signaleert maatschappelijke ontwikkelingen en wet- en regelgeving;
• Signaleert mogelijke knelpunten betreffende de directe hulpverlening en bespreekt deze;
• Houdt eigen deskundigheid op peil;
• Bewaakt en ontwikkelt eigen beroepsuitoefening en professie in het algemeen;
• Neemt deel aan intern en multidisciplinair overleg op lokaal niveau.
Resultaat: Dienstverlening geoptimaliseerd, zodanig dat cliënten zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen worden geholpen.
Profiel van de functie
Kennis
• Hbo werk- en denkniveau;
• Afgeronde relevante hbo-opleiding Maatschappelijk Werk, zoals weergegeven in Bijlage 2.4 van het functieboek (voor zover deze functie wordt uitgeoefend binnen een instelling voor Maatschappelijk Werk);
• Kennis van de sociale kaart;
• Basiskennis van sociaal wetenschappelijke theorieën over menselijk gedrag, socialisatie- en systeemtheorieën.
Werknemers die nog in opleiding zijn voor deze functie, kunnen worden aangesteld in de genoemde functie. Het salaris van de werknemer wordt in dat geval vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 6.3 van de cao.
Specifieke kenmerken
• Analytisch vermogen voor het vertalen van de hulpvraag naar een hulpverleningsplan;
• Vaardigheden in het onderkennen en analyseren van knelpunten;
• Sociale vaardigheden voor het onderhouden van intensieve contacten met de cliënt en de leefomgeving van de cliënt;
• Mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid voor het opstellen van plannen en het schrijven en bijhouden van rapporten en registratiesystemen;
• Probleemoplossend vermogen;
• Stressbestendigheid en improvisatievermogen vereist bij interventie in crisissituaties.
Maatschappelijk werker 2
Algemene kenmerken
De Maatschappelijk Werker 2 is werkzaam binnen verschillende instanties, zoals algemeen maatschappelijke dienstverlening, diverse soorten (welzijns-)instellingen en dak- en thuislozenopvang. Daarnaast werkt de Maatschappelijk Werker 2 ook binnen scholen en bedrijven. De Maatschappelijk Werker 2 richt zich op kwetsbare (groepen) mensen die problemen hebben met of tekorten ondervinden in hun sociaal functioneren, in de wisselwerking tussen deze personen en hun primaire leefgemeenschap en/of in relatie met maatschappelijke instituties. Het niveau van deze functie is hoger dan van de Maatschappelijk Werker 1, door bijvoorbeeld de meer complexe psychosociale problemen. Hierbij valt te denken aan minder toegankelijke of een extra problematische leefomgeving, en/of door het functioneren als Senior Maatschappelijk Werker in de groep. (…)"

3.Verdere beoordeling van het geschil

3.1.
De inhoud van de beschikking van 12 januari 2021 moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd en de daarvan deel uitmakende overwegingen worden gehandhaafd, met dien verstande dat de feiten zoals hiervoor genoemd, worden aangevuld.
3.2.
[verweerder] is bij beschikking van 12 januari 2021 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of [verweerder] binnen de reikwijdte van de cao sociaal werk valt omdat [verzoekster] een aantal van haar nevenverzoeken heeft gegrond op bepalingen uit die cao. Indien dat het geval is, dan dient [verweerder] in beginsel de bepalingen in de cao na te leven, voor de periode dat die bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard. Tevens zijn partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag, indien de cao van toepassing is, in welke functie [verzoekster] ingedeeld had moeten worden omdat haar functie als ambulant begeleider niet in het functiehandboek van de cao voorkomt. Het antwoord op deze vraag is van belang omdat partijen in geschil zijn over de hoogte van het salaris van [verzoekster] , hetgeen onder meer van belang is voor het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding, de vergoeding vanwege de onregelmatige opzegging alsmede voor de vraag of er sprake is van achterstallig salaris. Beide partijen hebben rondom de toepasselijkheid van de cao en de functie indeling een akte genomen.
cao van toepassing?
3.3.
Ten eerste ligt de vraag voor of de cao sociaal werk van toepassing was op de arbeidsovereenkomst tussen [verzoekster] en [verweerder] . [verweerder] heeft gesteld dat de cao niet van toepassing is omdat in artikel 1 lid 2 sub 5 van de cao, waar [verzoekster] in het kader van de toepasselijkheid volgens haar naar heeft verwezen, staat dat het moet gaan om ambulante dienstverlening vanuit wijkteams en dat zij enkel op individuele basis ambulante dienstverlening verzorgt. [verzoekster] heeft dit weersproken en gesteld dat een wijkteam zoals genoemd in voornoemd artikel, enkel is gebruikt als voorbeeld, maar dat uit de overige bepalingen blijkt dat de cao niet enkel van toepassing is op ambulante begeleiding vanuit wijkteams of andere georganiseerde verbanden. Ter onderbouwing van de hulpverlening die [verweerder] aanbiedt, heeft [verzoekster] verwezen naar de website van [verweerder] waar zij reeds bij verzoekschrift schermafdrukken van heeft overgelegd.
3.4.
De cao is algemeen verbindend verklaard zodat de bepalingen van die cao daarmee van toepassing zijn op alle bedrijven die binnen de reikwijdte van het toepassingsgebied van de cao vallen. In artikel 1.1 van de cao is opgenomen dat de cao van toepassing is op de sector Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening in het brede sociale domein. In artikel 1.1A is op genomen dat instellingen en/of organisaties (of delen ervan) die activiteiten verrichten en/of voorzieningen hebben met als doel het bevorderen van de sociale samenhang, participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burger binnen deze werkingssfeer vallen. In artikel 1.1.B is een opsomming opgenomen van activiteiten en voorzieningen die worden verstaan onder sociale samenhang, participatie en zelfredzaamheid bevorderen (ongeacht de doelgroep).
3.5.
Niet in geschil is dat [verweerder] een zelfstandige eenheid die in organisatorisch verband optreedt waarin op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid wordt verricht. [verweerder] is allereerst dan ook een instelling of organisatie in de zin van artikel 0.1 d cao.
3.6.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [verweerder] activiteiten met cliënten uitvoert met als doel het bevorderen van de sociale samenhang, participatie in de maatschappij en zelfredzaamheid van de burger, zoals bedoeld is in artikel 1.1.B cao. Hiervoor is redengevend dat [verzoekster] met verwijzing naar de website van heeft gesteld dat [verweerder] opvoedondersteuning biedt aan cliënten, het werken met schooluitval en hulpverlening biedt aan verstoorde gezinsrelaties. De kantonrechter kan [verzoekster] volgen in haar stelling dat dit valt onder de in artikel 1.1.B lid 2 onder b en c cao genoemde activiteiten. Daarin is namelijk bepaald dat activiteiten gericht op ontplooiing en participatie van jeugdigen en preventie van opgroei- en opvoedproblemen bij jeugdigen door middel van onder andere opvoedondersteuning, begeleiding bij het voorkomen van schooluitval en eerstelijns pedagogische hulpverlening of gezinscoaching binnen de reikwijdte van de cao vallen. Ook het werken met gezinnen met meervoudige en complexe problematiek zoals de website van [verweerder] vermeldt, het bieden van hulp bij mishandeling en verwaarlozing, kan naar het oordeel van de kantonrechter worden geplaatst in de in artikel 1.1B lid 3 onder b omschreven activiteiten. Daarin is namelijk bepaald dat activiteiten gericht op het geven en uitvoeren van informatie, advies, cliëntondersteuning, begeleiding en interventies waaronder algemeen en specifieke maatschappelijk werk waaronder advisering en praktische hulpverlening bij huiselijk geweld, binnen de reikwijdte van de cao vallen. Anders dan [verweerder] heeft aangevoerd ziet de kantonrechter niet in dat de betreffende cao enkel van toepassing is op organisaties die bijvoorbeeld vanuit een wijkteam werken en dus niet op zelfstandige basis. Dit vereiste blijkt geenszins uit het artikel rondom de werkingssfeer van de cao. Ook de juistheid van de stelling van [verweerder] dat de wijze van financiering van de geboden begeleiding van belang is voor de toepassing van de cao, kan de kantonrechter niet destilleren uit artikel 1 van de cao waarin de werkingssfeer uiteen is gezet.
3.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat organisatie van [verweerder] en de activiteiten die zij binnen die organisatie uitvoert, binnen de werkingssfeer van de cao vallen, hetgeen tot gevolg heeft dat deze algemeen verbindend verklaarde cao van toepassing is op [verweerder] . [verweerder] dient in beginsel daarom de bepalingen in de cao na te leven.
welke functie?
3.8.
Vervolgens moet beoordeeld worden in welke functie, met bijbehorende salarisschaal, [verzoekster] ingedeeld had moeten worden. Vast staat dat in de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat [verzoekster] de functie van ambulant begeleider zal vervullen. Er is geen functieomschrijving opgesteld. De functiebenaming van ambulant begeleider is niet als zodanig opgenomen in het functiehandboek van de cao. Voor de situatie dat een in de praktijk bestaande functie eventueel niet of slechts gedeeltelijk overeenkomt met een van de in dit functieboek beschreven functies en/of niet voorkomt in artikel 6.1 of 6.3, wordt in Bijlage 1 onder B van de cao aangegeven op welke wijze de toepasselijke salarisschaal dan wordt vastgesteld. In dat geval stelt de werkgever het salaris als volgt vast: (1) De werkgever vergelijkt de functie met de functies in het functieboek waarna hij de indeling van de beschreven functie afleidt van de indeling van de functies in het functiehandboek, of (2) De werkgever deelt de functie in door gebruik te maken van de Methodische Niveau Toekenning-methode voor Welzijn (MNT-methode voor Welzijn). Als de werkgever gebruik maakt van de MNT-methode voor Welzijn moet de werknemer kunnen beschikken over de ter-inzage-versie van de MNT-methode voor Welzijn.
3.9.
[verweerder] heeft gemotiveerd uiteengezet dat de werkzaamheden die [verzoekster] voor haar heeft uitgevoerd thuis horen in de functieomschrijving van sociaal pedagogisch werknemer 2 waarbij [verzoekster] volgens [verweerder] zou moeten worden verloond in salarisschaal 6, trede 2. Hetgeen zou betekenen dat [verzoekster] € 15,40 per uur zou verdienen. Ter onderbouwing heeft zij aan de hand van de omschrijvingen van het functiehandboek van sociaal pedagogisch werker 1, 2 en 3 de volgens haar door [verzoekster] verrichte werkzaamheden beoordeeld, waarbij zij uiteindelijk tot de conclusie is gekomen dat de werkzaamheden het beste aansluiten bij sociaal pedagogisch werker 2. [verzoekster] heeft aangevoerd dat haar werkzaamheden passen bij de functie van maatschappelijk werker 2 (schaal 9) of in ieder geval bij die van maatschappelijk werker 1 (schaal 8).
3.10.
De kantonrechter stelt voorop dat (een besluit tot) functiewaardering slechts mogelijk is aan de hand van de weging van een veelheid van factoren. Aan de werkgever die een dergelijk besluit neemt, komt dan ook een zekere beleidsvrijheid toe. Met die beleidsvrijheid is niet te verenigen dat de rechter een dergelijk besluit ten volle zou toetsen. Volgens vaste rechtspraak (vergelijk HR 13 september 1996, NJ 1997, 38, HR 14 maart 2003, NJ 2003, 312 en HR 2 mei 2003, NJ 2003, 442) heeft de rechter wanneer een geschil over een besluit tot functiewaardering aan hem wordt voorgelegd te beoordelen of de werkgever binnen de grenzen van het toepasselijke functiewaarderingssysteem is gebleven en, indien dat het geval is, of de werkgever in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. In het functiehandboek dat bij de cao hoort, worden de diverse functies beschreven aan de hand van het doel van de functie alsmede de plaats in de organisatie, de resultaatsgebieden en de activiteiten en het profiel van de functie.
3.11.
Ten eerste merkt de kantonrechter op dat [verweerder] de werkzaamheden van [verzoekster] enkel heeft vergeleken met de functie van sociaal pedagogisch werknemer 1, 2 en 3, maar niet met die van maatschappelijk werker. [verweerder] is evenmin op de tussen deze de functies bestaande verschillen ingegaan. Ook constateert de kantonrechter dat [verweerder] niet alleen heeft gekeken naar de door [verzoekster] uitgevoerde werkzaamheden, maar ook naar de vraag of zij deze werkzaamheden volgens [verweerder] goed of niet goed uitvoerde. Dat laatste is naar het oordeel van de kantonrechter niet van belang voor de vraag in welke functie [verzoekster] ingedeeld moet worden. Het gaat er om welke werkzaamheden [verzoekster] diende uit te voeren waarbij bij de functie indeling acht wordt geslagen op de functiebepalende elementen en de werkzaamheden die [verzoekster] in overwegende mate moest uitvoeren.
3.12.
De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] in redelijkheid niet tot de conclusie kon komen dat de werkzaamheden van [verzoekster] het meest aansluiten bij het functieprofiel van sociaal pedagogisch werker 2. [verweerder] heeft namelijk een aantal belangrijke elementen van de werkzaamheden van [verzoekster] niet althans onvoldoende meegenomen in haar toelichting om [verzoekster] in te delen in de functie van sociaal pedagogisch medewerker 2. Vast staat dat [verzoekster] veelal bij cliënten op huisbezoek ging en daaraan ondersteuning bood. In het functieprofiel van sociaal pedagogisch medewerker 2 wordt gesproken over behoeftes van cliënten terwijl in de functie van maatschappelijk werker 1 wordt gesproken over hulpverlening. Geen van partijen heeft uitleg gegeven over het verschil daartussen in combinatie met de werkzaamheden van [verzoekster] . Verder heeft te gelden dat de door [verzoekster] (niet weersproken) uitgevoerde werkzaamheden niet geheel kunnen worden geplaatst binnen het functieprofiel van sociaal pedagogisch werker 2, maar ook niet binnen die van maatschappelijk werker 1. De kantonrechter acht van belang, en dat is iets wat niet terugkomt in het functieprofiel van sociaal pedagogisch werker 2, maar wel in die van maatschappelijk werker 1, dat [verzoekster] externe contacten onderhield met bijvoorbeeld de gemeente. [verweerder] heeft [verzoekster] immers het verwijt gemaakt dat zij onvoldoende inspanningen heeft verricht om het contact met de gemeente ten aanzien van het dossier 'Sam' te onderhouden en de financiële afhandeling daarvan. De kantonrechter begrijpt, zo wordt uit het verhandelde geconcludeerd, dat deze contacten onderdeel vormden van de werkzaamheden van [verzoekster] en van wezenlijk belang waren. Tevens acht de kantonrechter van belang dat [verzoekster] niet enkel meedacht met het vormgeven van een behandelplan/hulpverleningsplan, maar dat zij dit plan ook daadwerkelijk (mede) opstelde. Dat dit met ondersteuning van de gedragsdeskundige tot stand kwam, zoals blijkt uit de door [verweerder] gegeven toelichting, en de gedragsdeskundige de plannen van [verzoekster] moest accorderen, maakt niet dat dit niet past in het functieprofiel van maatschappelijk werker 1. Daarbij merkt de kantonrechter op dat in het geval van de functie van sociaal pedagogisch werker 2 enkel van de medewerker wordt verwacht dat de behoeften worden gesignaleerd en dat wordt meegedacht met het behandelplan, terwijl bij de functie van maatschappelijk werker 1 onder meer hoort dat de medewerker (mede) een hulpverleningsplan opstelt. Ten slotte constateert de kantonrechter dat voor de functie van sociaal pedagogisch werker 2 qua kennis mbo 3 of 4 werk- en denkniveau vereist is, terwijl voor maatschappelijk werker 1 hbo werk- en denkniveau vereist is en een afgeronde relevantie hbo-opleiding Maatschappelijk Werk. [verzoekster] is in het bezig van hbo diploma Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.
3.13.
De kantonrechter is gelet op het bovenstaande van oordeel dat [verweerder] in redelijkheid niet tot de conclusie kan komen dat [verzoekster] in de functie van sociaal pedagogisch medewerker 2 moet worden geplaatst. Verder heeft te gelden dat de kantonrechter [verzoekster] ook niet in de stelling kan volgen dat zij geplaatst dient te worden in de functie van maatschappelijk werker 2 omdat zij, gelet op de gemotiveerde betwisting van [verweerder] , onvoldoende heeft onderbouwd dat zij ambulante begeleiding heeft geboden aan cliënten met meer complexe psychosociale problemen. Gelet op het functiehandboek is dit juist het kenmerk dat maakt dat de functie van maatschappelijk werker 2 qua niveau hoger is dan die van maatschappelijk werker 1.
3.14.
Nu de kantonrechter van oordeel is dat de werkzaamheden van [verzoekster] het meest overeenkomen met de functie van maatschappelijk werker 1, betekent dit dat [verzoekster] verloond diende te worden conform schaal 8. [verzoekster] heeft geen stellingen ingenomen rondom de trede waarin zij in de betreffende schaal diende te worden verloond. De kantonrechter overweegt ten aanzien van de trede als volgt. Nu [verzoekster] op 24 juni 2019 in dienst is getreden bij [verzoekster] en gelet op artikel 6.5A cao te gelden heeft dat het loon jaarlijks met één periodiek wordt verhoogd, stelt de kantonrechter vast dat [verzoekster] op datum van het ontslag op staande voet op 23 september 2020 verloond diende te worden in schaal 8 trede 1. Dit betekent dat het uurloon van [verzoekster] € 16,62 betrof. Het uurloon is berekend conform artikel 0.1 lid f.3 van de cao, namelijk door het bruto maandbedrag in de salarisschaal van in dit geval schaal 8 trede 1, € 2.592,00 te delen door 156.
arbeidsomvang en bruto maandsalaris
3.15.
[verzoekster] heeft onweersproken gesteld dat zij structureel meer dan haar contracturen heeft gewerkt en dat daarom voor het gehele dienstverband moet worden uitgegaan van een gemiddelde arbeidsomvang van 98 uren per maand. Nu [verweerder] dit niet heeft weersproken, zal de kantonrechter van de juistheid daarvan uitgaan. Op basis hiervan bedraagt het salaris van [verzoekster] gelet op schaal 8 trede 1, € 1.628,76 bruto per maand voor gemiddeld 98 uren per maand.
opzegtermijn en vergoeding wegens onregelmatige opzegging
3.16.
Nu duidelijk is wat het salaris van [verzoekster] had moeten zijn, kan de kantonrechter de hoogte van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging berekenen. Op grond van artikel 7:672 lid 11 BW heeft te gelden dat de partij die opzegt tegen een eerdere dag dan tussen partijen geldt, hetgeen in onderhavig geval aan de orde is, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In artikel 2.5 van de cao is opgenomen dat er in afwijking van de wettelijke opzegtermijnen, een opzegtermijn van twee maanden van toepassing is. Anders dan [verweerder] heeft aangevoerd, ziet de kantonrechter geen aanleiding tot matiging van de opzegtermijn tot één maand. Dit geldt temeer nu [verweerder] daartoe ook geen concrete omstandigheden voor heeft aangevoerd. Derhalve zal de kantonrechter bij het bepalen van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging uitgaan van een opzegtermijn van twee maanden. [verweerder] is daarom aan [verzoekster] twee maandsalarissen van in totaal € 3.257,52 (2 x € 1.628,76) verschuldigd aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het verzoek van [verzoekster] dat strekt tot betaling van deze vergoeding zal worden toegewezen. Gelet op artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over deze vergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 23 september 2020.
transitievergoeding
3.17.
Omdat het bruto maandsalaris nu vast staat, kan ook de hoogte van de transitievergoeding worden berekend. Op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a onder 1 BW is de werkgever een transitievergoeding aan de werknemer verschuldigd als de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd. Die situatie doet zich in onderhavig geval voor, waarbij de kantonrechter constateert dat van de in lid 7 van dit artikel genoemde uitzonderingen voor het niet verschuldigd raken van een transitievergoeding geen sprake is. Het verzoek van [verzoekster] om [verweerder] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding zal dan ook worden toegewezen. Gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft [verzoekster] recht op een transitievergoeding van € 1.038,61. [verweerder] heeft er terecht op gewezen dat er bij het berekenen van de transitievergoeding geen rekening moet worden gehouden met een bedrag aan uitbetaling van bovenwettelijke vakantie-uren. Met toepassing van artikel 7:686a lid 1 BW zal de verzochte wettelijke rente over de transitievergoeding worden toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 23 oktober 2020.
achterstallig salaris
3.18.
[verzoekster] heeft verder betaling gevorderd van achterstallig loon omdat zij van mening is dat zij de afgelopen jaren niet conform de cao en dus te laag is verloond. De kantonrechter kan haar hierin volgen omdat zij, zoals hiervoor is overwogen, in schaal 8 had moeten worden verloond. [verzoekster] had in het eerste dienstjaar (24-06-2019 t/m 24-06-2020) op basis van schaal 8 trede 0 een bedrag van € 16,31 per uur moeten verdienen. Uit het door [verzoekster] overgelegde en door [verweerder] niet weersproken urenoverzicht blijkt dat [verzoekster] in de periode juni 2019 tot en met april 2020 868,86 uren heeft gewerkt tegen een uurtarief van € 13,50 per uur. In de periode april 2020 tot en met juni 2019 heeft [verzoekster] 265,58 uren gewerkt voor een uurtarief van € 14,00. Dit betekent dat [verzoekster] in deze periode € 15.447,73 bruto heeft verdiend, terwijl dit € 18.502,72 bruto had moeten zijn. Hetgeen tot gevolg heeft dat [verzoekster] een bedrag van € 3.299,38 bruto (inclusief 8% vakantiegeld) van [verweerder] te weinig heeft ontvangen. [verweerder] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
3.19.
In de periode juni 2020 tot en met september 2020 heeft [verzoekster] , zo heeft zij onweersproken gesteld, in totaal 374,31 uren gewerkt en is dit verloond tegen een uurtarief van € 14,00. Dit betekent dat [verzoekster] in de periode € 5.240,34 bruto heeft verdiend, terwijl dit met een uurtarief van € 16,62, € 6.221,03 bruto had moeten zijn. Hetgeen tot gevolg heeft dat [verzoekster] een bedrag van € 1.059,15 bruto (inclusief 8% vakantiegeld) van [verweerder] te weinig heeft ontvangen. [verweerder] zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag.
3.20.
[verweerder] zal gelet op het voorgaande worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 4.358,53 bruto inclusief vakantiegeld aan achterstallig salaris. De hierover gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar.
3.21.
De kantonrechter ziet aanleiding om de hierover verzochte wettelijke verhoging toe te wijzen, met dien verstande dat een percentage van 25% over het achterstallig salaris zal worden toegewezen. Partijen zijn in discussie geweest over de toepassing van de cao en over de functiegroep. Dit maakt naar het oordeel dat niet kan worden gezegd dat [verweerder] willens en wetens niet de cao en de juiste functiegroep heeft willen toepassen en daarom acht de kantonrechter een wettelijke verhoging van 25% over het achterstallige salaris billijk.
eindejaarsuitkering, bovenwettelijk vakantieverlof en tegemoetkoming ziektekosten
3.22.
De kantonrechter constateert dat [verweerder] ten aanzien van het verzoek van [verzoekster] dat zij op grond van de cao aanspraak kan maken op een eindejaarsuitkering van 8,3%, bovenwettelijk vakantieverlof en tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering, geen verweer heeft gevoerd. Om die reden liggen de door [verzoekster] op deze punten ingestelde verzoeken gegrond op artikel 4.2a van de cao voor toewijzing gereed. [verweerder] heeft eveneens geen verweer gevoerd tegen de berekening van [verzoekster] zodat de kantonrechter van de juistheid van die berekening zal uitgaan. Dit betekent dat een bedrag van € 3.406,24 inclusief vakantietoeslag zal worden toegewezen. De hierover gevorderde en niet weersproken rente ligt eveneens voor toewijzing gereed.
aanmelden pensioenfonds en premieafdracht
3.23.
Ten slotte heeft [verzoekster] verzocht om [verweerder] te veroordelen om haar aan te melden bij het pensioenfonds. [verweerder] heeft hiertegen geen afzonderlijk verweer gevoerd en daarom zal de kantonrechter [verweerder] veroordelen om [verzoekster] binnen één maand na betekening van deze beschikking aan te melden bij het pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). [verweerder] heeft niet expliciet aangegeven dat zij tot aanmelding over zal gaan, en daarom ziet de kantonrechter aanleiding om - zoals [verzoekster] heeft verzocht - een dwangsom te verbinden aan deze veroordeling. De kantonrechter zal de dwangsom vaststellen op een bedrag van € 250,00 per dag, met een maximum van € 3.000,00, voor het geval dat [verweerder] niet binnen één maand na betekening van deze beschikking is overgegaan tot aanmelding van [verweerder] bij het pensioenfonds.
3.24.
[verweerder] heeft wel verweer gevoerd tegen de hoogte van de af te dragen premie omdat zij van mening is dat zij de premie voor het werknemersgedeelte niet voor [verzoekster] hoeft te betalen. [verweerder] heeft aangevoerd dat indien zij van meet af aan de pensioenpremie had afgedragen, dit zou betekenen dat de werknemerspremie voor het pensioen op het salaris van [verzoekster] in mindering zou zijn gebracht waardoor de verschuldigde premie niet voor rekening van [verweerder] zou komen. Hiertegen heeft [verzoekster] geen, althans geen aanvullend, verweer gevoerd. Die stelling van [verweerder] is naar het oordeel van de kantonrechter ook juist zodat op dit punt van de juistheid van de stelling van [verweerder] uit zal gaan.
3.25.
Het verzoek van [verzoekster] tot inhouding en afdracht van de door haar genoemde specifieke bedragen, kan echter niet integraal worden toegewezen. Beide partijen hebben namelijk niet, althans onvoldoende, inzicht gegeven op de wijze waarop zij tot de door hun berekende bedragen zijn gekomen. De kantonrechter kan die berekening dan ook niet volgen. Daarbij constateert de kantonrechter dat in ieder geval niet van de berekening van [verzoekster] kan worden uitgegaan omdat zij ten onrechte uitgaat van een premieafdracht met betrekking tot het werknemersgedeelte. Deze premie had [verzoekster] hoe dan ook zelf moeten betalen. De kantonrechter kan gelet op het bovenstaande geen bedrag koppelen aan de aan het pensioenfonds af te dragen premie. Gelet op de hiervoor genoemde veroordeling tot afdracht van de premie door [verweerder] , gaat de kantonrechter er vanuit dat [verweerder] op basis van de in de cao genoemde percentages alsnog de verschuldigde premies zal afdragen.
3.26.
Derhalve zal de kantonrechter [verweerder] enkel veroordelen om binnen één maand na betekening van deze beschikking over te gaan tot het inhouden en afdragen van de conform de cao juiste werkgeverspremie ouderdoms-, partner-, en arbeidsongeschiktheidspensioen over het verschuldigde loon gedurende het dienstverband alsmede over het achterstallige salaris en over de eindejaarsuitkering. Het verzoek om premie in te houden en af te dragen over de toegewezen transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging zal niet worden toegewezen omdat de premie enkel verschuldigd is over het salaris. Bovengenoemde vergoedingen kunnen niet worden aangemerkt als salaris. Hetzelfde geldt voor de afdracht over uitkering van het bovenwettelijke vakantieverlof en de tegemoetkoming in de premie voor de ziektekostenverzekering. Zoals verzocht door [verzoekster] , zal de kantonrechter hierin aan dwangsom verbinden. De kantonrechter zal de dwangsom vaststellen op een bedrag van € 250,00 per dag, met een maximum van € 3.000,00, voor het geval dat [verweerder] niet binnen één maand na betekening van deze beschikking is overgegaan tot afdracht van de premies.
specificaties
3.27.
[verweerder] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoekster] tot overlegging van deugdelijke specificaties waaruit het naleven van het aanmelden bij het pensioenfonds en de inhouding en afdracht van de verschuldigde premies aan het pensioenfonds blijkt. De kantonrechter zal [verweerder] hiertoe dan ook veroordelen. De kantonrechter zit geen aanleiding, anders dan [verzoekster] heeft verzocht, om hieraan een dwangsom te verbinden.
3.28.
Ook tegen de door [verzoekster] verzochte deugdelijke bruto-netto specificaties van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding, achterstallig salaris, betaling van de eindejaarsuitkering en overige vergoedingen op grond van de cao van € 3.406,24 en inhouding en afdracht van de pensioenpremie, heeft [verweerder] geen verweer gevoerd. Hiertoe zal de kantonrechter [verweerder] dan ook veroordelen. De kantonrechter zit geen aanleiding, anders dan [verzoekster] heeft verzocht, om hieraan een dwangsom te verbinden.
proceskosten
3.29.
[verweerder] zal als de voor het grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden verdeeld. De proceskosten aan de zijde van [verzoekster] worden tot aan deze uitspraak begroot op:
- explootkosten € 103,83
- griffierecht € 83,00
- salaris gemachtigde
€ 720,00
totaal € 906,83

4.Beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat het dienstverband onregelmatig is opgezegd door [verweerder] ;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 3.257,52 aan vergoeding wegens onregelmatige opzegging, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 1.038,61 aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2020 tot en met de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 4.358,53 bruto inclusief vakantiegeld aan achterstallig salaris, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging van 25% vanaf het moment dat het salaris verschuldigd was tot en met de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van een bedrag van € 3.406,24 bruto inclusief vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat [verweerder] dit verschuldigd was aan [verzoekster] ;
veroordeelt [verweerder] tot het aanmelden van [verzoekster] bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) binnen één maand na betekening van deze beschikking, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [verweerder] hiermee in gebreke blijft, met dien verstande dat het totaal van de te verbeuren dwangsommen niet meer zal bedragen dan € 3.000,00;
veroordeelt [verweerder] tot het inhouden en afdragen van de conform de cao juiste werkgeverspremie ouderdoms-, partner-, en arbeidsongeschiktheidspensioen over het salaris gedurende het dienstverband alsmede over het achterstallig salaris en over de eindejaarsuitkering binnen één maand na betekening van deze beschikking, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [verweerder] hiermee in gebreke blijft, met dien verstande dat het totaal van de te verbeuren dwangsommen niet meer zal bedragen dan € 3.000,00;
veroordeelt [verweerder] om binnen twee maanden na betekening van deze beschikking tot het verstrekken van een deugdelijke specificatie waaruit het naleven van de aanmelding van het pensioenfonds en de afdracht van de verschuldigde premies aan het pensioenfonds blijkt;
veroordeelt [verweerder] om binnen twee maanden na betekening van deze beschikking tot het verstrekken van een deugdelijke bruto-netto specificatie van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding, achterstallig salaris, betaling van de eindejaarsuitkeringen en overige vergoeding op grond van cao van € 3.406,24 en inhouding en afdracht van de pensioenpremies;
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten van € 906,83;
wijst af het meer of anders gevorderde;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 412