ECLI:NL:RBNNE:2021:3042

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
18/270274-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige, bezit van kinderpornografie en afdreiging

Op 16 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontucht met een vijftienjarig meisje, het bezit van kinderpornografische afbeeldingen en afdreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1981, zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. Daarnaast heeft de verdachte meerdere kinderpornografische afbeeldingen in bezit gehad en heeft hij het slachtoffer gedwongen tot afgifte van geld door bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan verschillende stoornissen. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €800,00 toegewezen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/270274-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 16 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 12 juni 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten, althans (elders) in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
-(meermalen) zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen, en/of
- (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of op en neer bewogen;
2.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 30 juni 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meerdere afbeelding(en), te weten naaktfoto's en/of filmpjes van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een
geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (mede) bestonden uit:
- het oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] , [bestandsnaam] ), en/of
- het naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of waarbij deze persoon poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] , [bestandsnaam] ), en/of
- het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of met een voorwerp en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden
(proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] , [bestandsnaam] en/of [bestandsnaam] )), (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt tot seksuele prikkeling:
3.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 5 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten, althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een goed, te weten een geldbedrag van 400 euro, althans 100 euro, in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- te dreigen dat hij aan de ouders van die [slachtoffer] zou vertellen dat zij zich als minderjarige prostitueerde, en/of
- te dreigen dat hij die [slachtoffer] zou aangeven bij de politie omdat zij zich als minderjarige prostititueerde, en/of
- te dreigen dat hij naar de ouders van die [slachtoffer] zou gaan als zij niet zou betalen, om bij hen het geld te innen, en/of
- te dreigen dat hij bij die [slachtoffer] aan de deur zou komen als zij niet zou betalen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 en 3 ten laste gelegde, kort gezegd het meermalen hebben van seks met een minderjarige en het afdreigen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat de kinderpornografische afbeeldingen zoals omgeschreven in het dossier zijn aangetroffen op gegevensdragers van verdachte. Verdachte heeft de afbeeldingen wel ontvangen, maar dit is onvoldoende voor bewijs van (opzet op) bezit. Het enkele vaststellen van “zien” is onvoldoende. Uit de jurisprudentie volgt dat een zekere beschikkingsmacht is vereist.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1 en 3
De rechtbank acht de feiten 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juli 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 september 2021, opgenomen op pagina 443 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRCC20012 d.d. 23 december 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .
Feit 2
Met betrekking tot feit 2, kort gezegd het bezit van kinderpornografisch materiaal, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de WhatsApp-gesprekken [1] en de verklaring van verdachte [2] blijkt dat verdachte naaktfoto’s en een seksfilmpje heeft ontvangen van [slachtoffer] . Deze afbeeldingen maken onderdeel uit van een serie afbeeldingen van [slachtoffer] die als kinderpornografisch is aangemerkt. [3]
Het verweer van verdachte inhoudend dat hij deze meteen heeft verwijderd en geen opzet op het bezit ervan heeft gehad, verwerpt de rechtbank. Uit de WhatsApp-gesprekken volgt dat verdachte [slachtoffer] ook zelf om naaktfoto’s en een filmpje vraagt en positief reageert als zij iets stuurt. [4] Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij een erotische foto van haar heeft bewaard in zijn Google Drive, “omdat hij haar leuk vond”. [5] Dat de bewuste bestanden op het moment van inbeslagname niet (meer) aanwezig waren op de gegevensdragers van verdachte, staat naar het oordeel van de rechtbank niet in de weg aan een bewezenverklaring van (opzettelijk) bezit op enig moment. De rechtbank zal het onder 2 ten laste gelegde dan ook bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op een meerdere tijdstippen in de periode van 12 juni 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2004, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- meermalen zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en op en neer bewogen, en
- meermalen zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gebracht en op en neer bewogen;
2.
hij in de periode van 30 juni 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten, meerdere afbeeldingen, te weten naaktfoto’s en een filmpje van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken, in bezit heeft gehad en zich daartoe met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het oraal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en
- het naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij door de uitsnede van de foto nadrukkelijk het ontblote geslachtsdeel en de borsten van deze persoon in beeld gebracht worden, en
- het gedeeltelijk naakt poseren door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is op een wijze die niet bij haar leeftijd past, waarbij de afbeeldingen telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling:
3.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 5 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Drachten, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim, [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een goed, te weten een geldbedrag 100 euro, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde, door
- te dreigen dat hij aan de ouders van die [slachtoffer] zou vertellen dat zij zich als minderjarige prostitueerde, en
- te dreigen dat hij die [slachtoffer] zou aangeven bij de politie omdat zij zich als minderjarige prostitueerde, en
- te dreigen dat hij naar de ouders van die [slachtoffer] zou gaan als zij niet zou betalen, om bij hen het geld te innen, en
- te dreigen dat hij bij die [slachtoffer] aan de deur zou komen als zij niet zou betalen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de
bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2. Een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
3. primair Afdreiging.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1, 2 en 3 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel dienen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis. Subsidiair bepleit de raadsvrouw om daarnaast een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en dat verdachte zich aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Hij is bereid om mee te werken aan een behandeling. Verdachte heeft gedurende de voorlopige hechtenis traumatische ervaringen opgedaan in de gevangenis. Het heeft geen meerwaarde om aan hem een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het psychologisch onderzoeksrapport opgesteld door dr. [naam] d.d. 29 april 2021, het reclasseringsrapport van onder meer 10 juni 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (driemaal) hebben van seks met het vijftienjarige slachtoffer, aan bezit van kinderpornografische afbeeldingen van hetzelfde slachtoffer en aan afdreiging. Een van de keren vond de seks plaats zonder condoom.
Verdachte kwam met het slachtoffer in aanraking doordat hij een seksafspraak met haar maakte naar aanleiding van haar advertentie op de website waarin het meisje zich voordeed als 21-jarige en zich aanbood voor seks tegen betaling. Verdachte, die zelf 39 jaar oud was ten tijde van de feiten, heeft onvoldoende gedaan om zich te vergewissen van de leeftijd van het slachtoffer. Verdachte sprak meerdere malen met haar af, waarbij hij driemaal betaalde voor seks, en er ontstond een vriendschappelijke band tussen hem en het slachtoffer. Het slachtoffer stuurde hem tevens naaktfoto’s en -filmpjes van zichzelf. Op enig moment vertelde het slachtoffer hem dat zij minderjarig is. Hierop werd verdachte boos. Hij wil het voor de seksafspraken betaalde geld terug en dreigt de politie en haar ouders op de hoogte te stellen als zij hem niet zal betalen. Het slachtoffer geeft hem hierop een deel van het betaalde geld terug.
Dit zijn zeer kwalijke feiten. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en emotionele integriteit van het slachtoffer en haar ongestoorde (seksuele) ontwikkeling. De ervaring leert dat (jeugdige) slachtoffers van zedendelicten in een later stadium psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Door het slachtoffer na bekendwording met haar leeftijd af te dreigen teneinde het voor de seks met haar betaalde geld terug te krijgen, terwijl hij vanaf dat moment nota bene wist dat hij met een kind te maken had, heeft hij nog meer schade toegebracht, in plaats van zijn verantwoordelijkheid als volwassene (alsnog) te nemen.
Gelet op de aard en de ernst van de feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur het enige juiste uitgangspunt voor de strafmaat. Bij het bepalen van de hoogte van de straf slaat de rechtbank acht op de hierna te bespreken feitelijke en persoonlijke omstandigheden.
Omstandigheden met betrekking tot de feiten
De rechtbank houdt er rekening mee dat uit het strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een meisje dat jonger was dan 16 jaar. Hij reageerde op een advertentie op een website waar bij het profiel van het meisje de leeftijd van, volgens verdachte, 21 jaar stond vermeld. Desgevraagd naar haar leeftijd heeft het meisje geantwoord ‘19’. Door na te laten zich van de juistheid daarvan te vergewissen is verdachte terechtgekomen bij het minderjarige slachtoffer en daarvoor draagt hij verantwoordelijkheid. Zonder iets af te doen aan de ernst van de strafbare feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, is het verwijt dat deze verdachte naar het oordeel van de rechtbank kan worden gemaakt minder groot dan in het geval dat iemand wel bewust op zoek is gegaan naar een minderjarige of wist dat zij minderjarig was. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat van verkrachting van een minderjarige, zoals in verband met deze zaak gemeld in de media, in het geheel geen sprake was.
Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
In de psychologische onderzoeksrapportage wordt beschreven dat verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis, te weten ADHD, aan een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, te weten een autistoforme stoornis, en aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met gemengde trekken. Daarnaast lijdt verdachte aan een stoornis in middelengebruik. Verdachte was, als gevolg van de beperkingen voortvloeiend uit de pervasieve ontwikkelingsstoornis, in de vorm van impulsiviteit, tekortschietend empathisch vermogen en hyperfocus, niet goed in staat om de situatie waarin hij zich met het minderjarige slachtoffer bevond te analyseren en handelingsalternatieven te overzien, waarna hij door middel van een sociaal onaangepast gedrag en externaliserende coping heeft geprobeerd heeft zijn straatje schoon te vegen, aldus de psycholoog. De psycholoog adviseert om feit 1 en 3 in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid dat het onder 1 en 3 bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Noodzaak van behandeling van verdachte
De psycholoog heeft gerapporteerd dat het risico op grensoverschrijdend seksueel gedrag hoog is en dat verdachte is gebaat bij een behandeling die hem inzicht geeft in zijn beperkingen en die hem handvatten biedt om daar beter mee om te gaan. Een dergelijke behandeling kan plaatsvinden op ambulante basis voor de duur van tenminste een jaar, vanuit een instelling die is toegerust voor de behandeling van zedendelinquenten met een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Daarnaast adviseert de psycholoog om verdachte onder toezicht van de reclassering te stellen, om controles uit te voeren door middel van een enkelband en te controleren op middelengebruik.
De reclassering heeft zich aangesloten bij het behandeladvies van de psycholoog en heeft aangegeven dat verdachte behandel kan worden bij de forensische polikliniek GGZ Friesland.
Daarnaast acht de reclassering oplegging van een drugsverbod en een contact- en locatieverbod met betrekking tot (de verblijfplaats van) het slachtoffer aangewezen.
Straf
Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden opleggen, waarvan zeven maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Deze straf valt beduidend lager uit dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank meer gewicht toekent aan de verminderde toerekeningsvatbaarheid en meer oog heeft voor de kwetsbaarheid van verdachte. De rechtbank ziet de hardnekkigheid en doorwerking van de geconstateerde stoornissen - wellicht in combinatie met een wanhopige zoektocht naar liefde - onder meer terug in de recente opstelling van verdachte tegenover een vrouwelijke reclasseringsmedewerker. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte gemotiveerd blijft voor de noodzakelijke, langdurige behandeling en legt daarom een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op. Daarbij beoogt de rechtbank tevens het onvoorwaardelijke deel van de straf overzichtelijk houden, in de hoop dat verdachte zijn werk en eigen woning - zijnde beschermende factoren - daarmee kan behouden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag € 800,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De officier van justitie heeft de toewijzing van deze vordering bepleit en de verdediging heeft aangegeven dat verdachte bereid is om het gevorderde bedrag te betalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 240b, 245 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zeven, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk vijf dagen na onherroepelijk worden van deze uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden en zich blijft melden zolang de reclassering dit nodig acht.
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren onder behandeling zal stellen van de forensische polikliniek GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd van drie jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van drie jaren niet zal bevinden in een straal van 500 meter om het adres [straatnaam] , [plaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
800,00(zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], te betalen een bedrag van €
800,00(zegge: achthonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 3 augustus 2020. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 16 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. S.T. Kooistra en mr. A.H.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 juli 2021.
Mrs. Kooistra en Van der Woude zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2020 p.1911 e.v. (de bewuste bestanden zijn verzonden in regels 2374, 3391, 5500 en 5515).
2.De verklaring van verdachte d.d. 28 oktober 2020, p.916 e.v.
3.Het proces-verbaal van bevindingen [bestandsnaam] d.d. 28 september 2020, p.346 e.v.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 september 2020 p.1911 e.v. (op p.2016 zijn de bewuste WhatsApp-berichten opgenomen).
5.De verklaring van verdachte d.d. 28 oktober 2020, p.916 e.v.