Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Kiel-Windeweer op 19 september 2020, waar de verdachte met volle kracht tegen het hoofd van het slachtoffer schopte, terwijl het slachtoffer geboeid op de grond lag. De verdachte handelde uit woede en frustratie, omdat het slachtoffer hem eerder had verwond met een vuurwapen. Tijdens de rechtszitting op 1 juli 2021 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Allersma, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L. de Graaf.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, ondanks zijn verweer dat hij niet de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank concludeerde dat de kans op ernstig letsel door de schop tegen het hoofd aanzienlijk was, vooral omdat het slachtoffer weerloos was. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.
De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen weerloze slachtoffers en de verantwoordelijkheid van de dader, ongeacht de omstandigheden die tot de daad hebben geleid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.