ECLI:NL:RBNNE:2021:3036

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2021
Publicatiedatum
16 juli 2021
Zaaknummer
18/009296-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling in Kiel-Windeweer

Op 15 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond plaats in Kiel-Windeweer op 19 september 2020, waar de verdachte met volle kracht tegen het hoofd van het slachtoffer schopte, terwijl het slachtoffer geboeid op de grond lag. De verdachte handelde uit woede en frustratie, omdat het slachtoffer hem eerder had verwond met een vuurwapen. Tijdens de rechtszitting op 1 juli 2021 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Allersma, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. L. de Graaf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte met opzet handelde, ondanks zijn verweer dat hij niet de intentie had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank concludeerde dat de kans op ernstig letsel door de schop tegen het hoofd aanzienlijk was, vooral omdat het slachtoffer weerloos was. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven.

De uitspraak benadrukt de ernst van geweld tegen weerloze slachtoffers en de verantwoordelijkheid van de dader, ongeacht de omstandigheden die tot de daad hebben geleid. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/009296-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juli 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2020 te Kiel-Windeweer, gemeente Midden-Groningen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer] met zijn handen geboeid op zijn rug op de grond lag, meermalen, althans éénmaal, (telkens) met geschoeide voet op/ tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam, heeft geschopt/ getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 19 september 2020 te Kiel-Windeweer, gemeente Midden-Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, (telkens) met geschoeide voet op/tegen het hoofd en/of in/tegen het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van die [slachtoffer] te schoppen/trappen, terwijl die [slachtoffer] met zijn handen geboeid op zijn rug, op de grond lag.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt. Verdachte heeft het feit niet expliciet bekend en verdachte is door overige getuigen niet aangewezen als degene die [slachtoffer] heeft geschopt.
In het geval wel bewezen wordt geacht dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt is dit te kwalificeren als de subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling. Verdachte had niet de intentie om [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, en heeft ook niet bewust de aanmerkelijke kans op zulk letsel aanvaard. Hij droeg immers sneakers die vergelijkbaar zijn met pantoffels en was kort daarvoor door een kogel, afgevuurd door [slachtoffer], in zijn voet geraakt; verdachte heeft door die wond en met dit schoeisel niet met kracht kunnen schoppen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 september 2020, opgenomen op pagina 284 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020259875 van 26 januari 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Ik lag toen op de grond op mijn buik in de handboeien. Ik werd toen ook in mijn gezicht geschopt door één van die jongens.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2020, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Ik zag dat één van de mannen weer naar de geboeide verdachte toe liep. Ik zag dat deze man met versnelde pas naar de verdachte toe liep en zijn been achteruit haalde. Vervolgens zag ik dat deze man met kracht een trap gaf tegen het hoofd van de verdachte. Enige tijd later hoorde ik van collega [verbalisant 2] dat hij [verdachte] herkende als een van de mannen van de groep. Ik vroeg aan collega [verbalisant 2] of hij [verdachte] kon omschrijven. Na de omschrijving was ik er zeker van dat [verdachte] de trap tegen het hoofd van verdachte had gegeven.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 september 2020, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Ik zag dat er één van de mannen weer in de richting van de verdachte liep en hem met volle kracht tegen zijn gezicht aan schopte.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaring van [slachtoffer] en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat [slachtoffer], terwijl hij geboeid op de grond lag, met kracht tegen het hoofd is geschopt door iemand uit de groep mannen waartoe verdachte behoorde. Verdachte heeft niet expliciet bekend dat hij degene is geweest die de schop tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft gegeven, maar heeft het ook niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat uit het eerdergenoemde proces-verbaal onmiskenbaar blijkt dat verdachte degene is die de schop heeft gegeven.
Ten aanzien van de vraag of hier sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt voorop dat uit de processen-verbaal van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] duidelijk blijkt dat verdachte met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt; volgens [verbalisant 2] zelfs met volle kracht. De rechtbank passeert om die reden het verweer van de raadsman dat verdachte geen kracht kon zetten vanwege de schotwond in zijn voet. [slachtoffer] lag op dat moment geboeid op de grond en was dus niet in staat om zich op enige manier af te weren.
Naar algemene ervaringsregels is de kans dat een harde schop tegen het hoofd, dat een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is, tot zwaar lichamelijk letsel leidt, aanmerkelijk te noemen. Dat geldt des te meer in een situatie als hier, waar het slachtoffer zich niet kan verweren. Het type schoenen dat verdachte droeg maakt in zo’n geval niet uit. Door onder deze omstandigheden toch naar het hoofd van het slachtoffer uit te halen, heeft verdachte de kans op ernstig letsel bewust aanvaard en daarmee voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen daarvan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte veroordelen voor de primair ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2020 te Kiel-Windeweer, gemeente Midden-Groningen, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, terwijl die [slachtoffer] met zijn handen geboeid op zijn rug op de grond lag, met geschoeide voet tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een bewezenverklaring zonder strafoplegging.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met kracht een schop tegen het hoofd van [slachtoffer] gegeven. [slachtoffer] lag op dat moment weerloos op de grond, omdat hij kort daarvoor door de politie was geboeid op verdenking van het plegen van een misdrijf, waarbij hij met een vuurwapen in de voet van verdachte had geschoten. Het gevaar dat van [slachtoffer] uitging richting verdachte was door de aanhouding inmiddels geweken. Verdachte heeft slechts gehandeld vanuit woede en frustratie om wat hem was aangedaan en dat rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, onder andere voor bedreiging met geweldsmisdrijven.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juli 2021.
Mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.