ECLI:NL:RBNNE:2021:298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
18/100557-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens meerdere diefstallen, vernielingen en oplichting

In deze strafzaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, waaronder diefstallen, vernielingen, oplichting en rijden onder invloed van drugs. De verdachte is geboren in 1997 en was ten tijde van de zitting gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data en locaties, waaronder Nijega, Leeuwarden en Bakkeveen, opzettelijk en wederrechtelijk goederen heeft vernield en gestolen. De tenlastelegging omvatte onder andere het vernielen van bloembakken, een personenauto, en het stelen van fietsen en geld. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan oplichting via Marktplaats, waarbij hij valse advertenties plaatste voor de verkoop van een Fitbit Charge 3, zonder deze ooit te leveren. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor de meeste feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor enkele feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname en reclasseringstoezicht. Daarnaast is er een rijontzegging van zes maanden opgelegd voor het rijden onder invloed van drugs. De rechtbank heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd aan verschillende benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/100557-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/001918-20, 18/095640-20 en 96/068174-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [instelling] , [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.H.A. Horsch, advocaat te Maastricht.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
na nadere omschrijving van de tenlastelegging, in de zaak met parketnummer 18/100557-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Nijega, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk (onder meer) een of meer bloembak(ken)/bloempot(ten) en/of een raam en/of een deur, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk Mercedes-Benz, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 13 april 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, uit een tuin, gelegen aan of bij de [straatnaam] / [straatnaam] , aldaar, een fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 10 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, een houten potje, inhoudende (ongeveer) 60 euro (klein)geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen houten potje met geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 11 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland , (een) autosleutel(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de achtjarige zoon van die [benadeelde partij 6] , te weten [benadeelde partij 7] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door tegen die [benadeelde partij 7] te roepen "geef hier die sleutels" en/of (vervolgens) de sleutels uit de hand(en) van die [benadeelde partij 7] te rukken en/of te trekken;
6.
hij op of omstreeks 11 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland een personenauto (merk Smart, met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de bij genoemde personenauto behorende autosleutel te gebruiken zonder medeweten en/of toestemming van die [benadeelde partij 6] ;
7.
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2020 tot en met 12 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, in een caravan, op [camping 1] , gelegen aan of bij de [adres] , aldaar, bij een ander, te weten bij [benadeelde partij 8] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
8.
hij in of omstreeks de periode van 5 april 2020 tot en met 12 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, opzettelijk en wederrechtelijk een caravan, gelegen op [camping 1] aan of bij de [adres] , aldaar, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 8] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
in de zaak met parketnummer 18/001918-20 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 7 oktober 2019 tot en met 11 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland, een fiets (Giant Ultimo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 9], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 oktober 2019 tot en met 11 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een fiets (Cargo), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 10], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een fiets (Batavus Blockbuster), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 11], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland, een goed, te weten een fiets (Batavus Blockbuster) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 juli 2019 tot en met 5 november 2019 te Leeuwarden, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers/gedupeerden, te weten:
a) [benadeelde partij 12] (50 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
b) [benadeelde partij 13] (67 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
c) [benadeelde partij 14] (60 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
d) [benadeelde partij 14] (40 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
e) [benadeelde partij 15] (45 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
f) [benadeelde partij 16] (45 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
g) [benadeelde partij 17] (80 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
h) [benadeelde partij 18] (55 euro voor een Fitbit Charge 3) en/of
een of meer anderen (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als aanbieder en/of verkoper van een Fitbit Charge 3, op de internetsite www.marktplaats.nl en/of
- onder vermelding van verschillende (valse) namen en/of (bijpassende) e-mailadressen en/of verschillende (valse) adressen en/of woonplaatsen en/of
- gebruik gemaakt van drie, althans verschillende bankrekeningnummers (te weten [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] en/of
) en/of
- zich voorgedaan als bonafide verkoper en/of
- de indruk gewekt dat hij een Fitbit Charge 3 in het bezit had en/of
- voornoemde aangevers/gedupeerden voorgehouden/beloofd dat hij bovengenoemde goederen zou leveren na betaling/overschrijving op een van de voornoemde rekeningnummers en/of
- waardoor voornoemde aangever(s) werd(en) bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedrag(en) en/of
- terwijl verdachte bovengenoemd(e) goed(eren) (telkens) niet heeft geleverd;
in de zaak met parketnummer 18/095640-20 dat:
1.
hij meermalen, op verschillende tijdstippen, op of omstreeks 4 april 2020 te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf, in de woning(en) [adres], bij een ander, te weten bij vakantiepark [benadeelde partij 19], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
hij op of omstreeks 4 april 2020 te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan vakantiepark [benadeelde partij 19], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij meermalen, op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 5 tot 6 april 2020 te Bakkeveen, gemeente Opsterland, in een (aantal) chalet(s), [adres], bij een ander, te weten bij [camping 2] en/of [benadeelde partij 20], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik, (telkens) wederrechtelijk is binnengedrongen;
en in de zaak met parketnummer 96/068174-20 dat:
hij, op of omstreeks 22 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en/of GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 38 microgram cocaïne per liter bloed en/of 78 milligram GHB per liter bloed bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd ten aanzien van feiten 3. primair en 3. subsidiair in de zaak met parketnummer 18/001918-20, en voor feit 2. in de zaak met parketnummer 18/095640-20. Zij heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. in de zaak met parketnummer 18/100557-20, de feiten 1., 2. en 4. in de zaak met parketnummer 18/001918-20, de feiten 1. en 3. in de zaak met parketnummer 18/095640-20, en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 96/068174-20.
Ten aanzien van feiten 3. primair en 3. subsidiair in de zaak met parketnummer 18/001918-20 heeft zij daartoe aangevoerd dat onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte de fiets heeft weggenomen, dan wel in zijn bezit heeft gehad, omdat het door verdachte opgegeven alternatieve scenario niet nader is onderzocht en daarom niet kan worden uitgesloten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 3. primair en 3. subsidiair in de zaak met parketnummer 18/001918-20 nu overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte heeft andere fietsendiefstallen ronduit erkend, maar hij ontkent deze stellig. Hij is niet gezien in de buurt van de fiets en deze is ook niet bij verdachte aangetroffen. Hij heeft louter een foto van deze fiets op Marktplaats gebruikt. Om in contact te komen met mensen die een fiets wilden kopen, plaatste hij geen foto’s van gestolen fietsen op Marktplaats, omdat mensen hem dan op het spoor konden komen. Hij bood dus een andere fiets aan, gaf vervolgens aan dat die al was verkocht en bood daarna een daadwerkelijk gestolen fiets aan. Dit blijkt ook uit de correspondentie met aangever. Verdachte heeft dus enkel de foto gebruikt voor een advertentie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 2. in de zaak met parketnummer 18/095640-20. Ten aanzien van feiten 1., 2., 3., 4., 6., 7. en 8. in de zaak met parketnummer 18/100557-20, feiten 1. en 2. in de zaak met parketnummer 18/001918-20, feiten 1. en 3. in de zaak met parketnummer 18/095640-20 en het feit in de zaak met parketnummer 96/068174-20 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 4. in de zaak met parketnummer 18/001918-20 heeft de raadsman geen standpunt ingenomen. Ten aanzien van feit 5. in de zaak met parketnummer 18/100557-20 heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit omdat er bij de diefstal van de autosleutels geen geweld is gebruikt.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 18/095640-20, feit 2.
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank de diefstal van een fiets, ten laste gelegd onder 2. in de zaak met parketnummer 18/095640-20, niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Partiële vrijspraak ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feit 5.
Evenals de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de autosleutels met geweld uit de handen van het zoontje van aangever heeft meegenomen. De rechtbank overweegt daartoe dat dit geweld enkel blijkt uit de verklaring van aangever over wat zijn zoontje hem heeft verteld. De rechtbank overweegt dat in deze verklaring van horen zeggen (‘de auditu-verklaring’) het relaas wordt weergegeven van een jong kind. Nu steunbewijs ontbreekt en verdachte een alternatieve verklaring heeft gegeven die niet eenvoudig ontzenuwd kan worden, zal de rechtbank vrijspreken van het geweldsaspect.
Bewezenverklaring
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 3. primair
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 161 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019316211 van 11 februari 2020, inhoudend als verklaring van [benadeelde partij 11]:
Ik doe aangifte van diefstal van de fiets van mijn dochter. Deze diefstal vond plaats op 7 oktober 2019 bij de Action in Drachten op het Sander Israëlplein. Vanaf dat moment heb ik de website Marktplaats in de gaten gehouden in de hoop de fiets daar nog weer eens aan te treffen. 8 oktober werd door ons een fiets aangetroffen die volledig voldoet aan de kenmerken van de fiets van mijn dochter. Het betreft een Batavus damestransportfiets in de kleur zwart. Er is door mijn zoon geprobeerd contact te krijgen met de verkoper. Hij kwam tot een deal. Mijn zoon kreeg het verzoek de verkoper te appen en kreeg daarbij zijn telefoonnummer [telefoonnummer]. In het begin van dat appbericht reageert de verkoper met "Goedemiddag" "[verdachte] hier". We zijn naar het [adres] gereden. Op dat moment kwam er een Peugeot aan rijden. De bestuurder maakte zich bekend als zijnde [verdachte]. Ik kreeg het nummer dat aan de advertentie gelinkt was en de andere was [telefoonnummer]. Op dat nummer heb ik weer contact met [verdachte]. Er is afgesproken dat hij na 25 oktober 189 euro gaat betalen om een vervangende fiets te kopen.
Bijlage goederen: Fiets, Batavus Block Buster, kleur zwart.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 23 december 2019, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Op 22 oktober is er aangifte gedaan van diefstal fiets. Die fiets waar in de aangifte over gesproken wordt is door de eigenaar teruggevonden op Marktplaats en heeft vervolgens contact gezocht met de verkoper, dit bleek jij te zijn.
V: Wat kan je daar over verklaren?
A: Ik had deze foto gebruikt in een marktplaats-advertentie.
Bewijsoverweging rechtbank
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij de foto van de fiets van Facebook had gehaald en dat hij deze vervolgens heeft gebruikt in de Marktplaats-advertentie. Ter zitting heeft verdachte echter verklaard dat hij de foto van de fiets niet van internet heeft gehaald, maar dat hij deze fiets willekeurig in een straat in Drachten op de foto heeft gezet. De fiets zou daar tegen een elektriciteitshokje hebben gestaan.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank allereerst vast dat verdachte degene is geweest die de advertentie van de fiets op Marktplaats heeft gezet.
Verdachte heeft verschillende verklaringen gegeven over de wijze waarop hij in het bezit is gekomen van de foto's van de fiets. Dat deze niet overeenkomen met de werkelijkheid blijkt uit het feit dat op de bewuste foto's zichtbaar is dat de fiets tegen een muur stond en dus niet tegen een elektriciteitshokje. Daarnaast acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte deze foto's van Facebook heeft gehaald omdat het meerdere foto's van de fiets zijn, en omdat de fiets is gestolen op 7 oktober 2019 tussen ongeveer 18:00 en 21:00 uur, terwijl verdachte de advertentie op diezelfde dag al omstreeks 18:44 uur op Marktplaats heeft gezet.
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte kennelijk leugenachtig voor zover deze inhouden dat hij de fiets niet in zijn bezit heeft gehad, maar dat hij daarvan enkel een foto heeft gebruikt die hij op straat had genomen, althans die hij had gedownload. De rechtbank bezigt deze verklaringen tot het bewijs, nu deze kennelijk zijn afgelegd om de waarheid te bemantelen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat deze verklaringen zo ongeloofwaardig zijn dat het niet anders kan dan dat verdachte de fiets in zijn bezit had doordat hij deze had gestolen.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feiten 1., 2., 3. en 4.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 april 2020, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020094915 van 11 juni 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 april 2020, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 april 2020, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 2] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 april 2020, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 4] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 10 april 2020, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 5] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 15 april 2020, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Overweging rechtbank ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feit 2.
In de tenlastelegging staat dat de auto met het kenteken [kenteken] is vernield. Uit de aangifte en de daarbij gevoegde foto's blijkt dat het gaat om een auto met het kenteken
[kenteken]. De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving.
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feiten 5. en 6.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 april 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020149718 van 8 juni 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 6] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 april 2020, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 13 april 2020, opgenomen op pagina 34 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feiten 7. en 8.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 april 2020, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020094143-8 van 15 september 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 8] .
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feiten 1., 2. en 4.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een geschrift, inhoudende een afschrift van aangifte van 12 oktober 2019, opgenomen op pagina 182 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019316211 van 11 februari 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 9];
3. een geschrift, inhoudende een afschrift van aangifte van 12 oktober 2019, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 10];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 13];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 14];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 12];
7. een geschrift, inhoudende een aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2];
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 14];
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 16];
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 15];
11. een geschrift, inhoudende een aangifte van 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 17];
12. een geschrift, inhoudende een aangifte van 7 november 2019, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 18];
13. een geschrift, inhoudende een aangifte van 12 november 2019, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3].
Ten aanzien van parketnummer 18/095640-20, feiten 1. en 3.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 april 2020, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020094952 van 14 april 2020, inhoudende de verklaring van [getuige 4] namens [benadeelde partij 19];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 april 2020, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 april 2020, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 20];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 6 april 2020, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 20];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 8 april 2020, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 96/068174-20
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 5 december 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019230747-1 van 5 december 2019, inhoudende het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/100557-20 onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/001918-20 onder 1., 2., 3. primair en 4. ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/095640-20 onder 1. en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 96/068174-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20
1.
hij op 13 april 2020 te Nijega, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk en wederrechtelijk een bloembak en een deur, die aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd.
2.
hij op 13 april 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, merk Mercedes-Benz, voorzien van kenteken [kenteken], die aan [benadeelde partij 2] toebehoorde, heeft beschadigd.
3.
hij op 13 april 2020 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, uit een tuin, gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, een fiets, merk Gazelle, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij in de periode van 9 april 2020 tot en met 10 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, een houten potje, inhoudende ongeveer 60 euro kleingeld, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5.
hij op 11 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, autosleutels, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 6] heeft weggenomen, met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
6.
hij op 11 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland een personenauto, merk Smart, met kenteken [kenteken] , die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 6] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door de bij genoemde personenauto behorende autosleutel te gebruiken zonder medeweten en toestemming van die [benadeelde partij 6] .
7.
hij in de periode van 5 april 2020 tot en met 12 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, in een caravan, op [camping 1] , gelegen aan de [adres] , aldaar, bij een ander, te weten bij [benadeelde partij 8] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.
8.
hij in de periode van 5 april 2020 tot en met 12 april 2020 te Bakkeveen, in de gemeente Opsterland, opzettelijk en wederrechtelijk een caravan, gelegen op [camping 1] aan de [adres] , aldaar, die aan een ander, te weten aan [benadeelde partij 8] toebehoorde, heeft beschadigd.

Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20

1.
hij in de periode van 7 oktober 2019 tot en met 11 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland, een fiets, Giant Ultimo, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 9], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2.
hij in de periode van 8 oktober 2019 tot en met 11 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een fiets, Cargo, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 10], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
3. primair
hij op 7 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een fiets, Batavus Blockbuster, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 11], heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
4.
hij in de periode van 8 juli 2019 tot en met 5 november 2019 te Leeuwarden, althans in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, hierna te noemen aangevers, te weten:
a) [benadeelde partij 12], 50 euro voor een Fitbit Charge 3 en
b) [benadeelde partij 13], 67 euro voor een Fitbit Charge 3 en
c) [benadeelde partij 14], 60 euro voor een Fitbit Charge 3 en
d) [benadeelde partij 14], 40 euro voor een Fitbit Charge 3 en
e) [benadeelde partij 15], 45 euro voor een Fitbit Charge 3 en
f) [benadeelde partij 16], 45 euro voor een Fitbit Charge 3 en
g) [benadeelde partij 17], 80 euro voor een Fitbit Charge 3 en
h) [benadeelde partij 18], 55 euro voor een Fitbit Charge 3 en
anderen heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk telkens valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich voorgedaan als aanbieder en verkoper van een Fitbit Charge 3, op de internetsite www.marktplaats.nl en
- onder vermelding van verschillende (valse) namen en/of (bijpassende) e-mailadressen en/of verschillende (valse) adressen en/of woonplaatsen en
- gebruik gemaakt van drie bankrekeningnummers, te weten [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en [rekeningnummer] en
- zich voorgedaan als bonafide verkoper en
- de indruk gewekt dat hij een Fitbit Charge 3 in het bezit had en
- voornoemde aangevers voorgehouden dat hij bovengenoemde goederen zou leveren na betaling/overschrijving op een van de voornoemde rekeningnummers en
- waardoor voornoemde aangevers werden bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedragen
- terwijl verdachte bovengenoemde goederen telkens niet heeft geleverd.
Ten aanzien van parketnummer 18/095640-20
1.
hij meermalen, op verschillende tijdstippen, omstreeks 4 april 2020 te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf, in de woningen nummer 130 en 132, [benadeelde partij 19] 1, bij een ander, te weten bij vakantiepark [benadeelde partij 19], in gebruik, telkens wederrechtelijk is binnengedrongen.
3.
hij meermalen, op verschillende tijdstippen, in de periode van 5 tot 6 april 2020 te Bakkeveen, gemeente Opsterland, in een aantal chalets, [adres], bij een ander, te weten bij [camping 2] en/of [benadeelde partij 20], in gebruik, telkens wederrechtelijk is binnengedrongen.
Ten aanzien van parketnummer 96/068174-20
hij, op 22 oktober 2019 te Drachten, gemeente Smallingerland een voertuig, te weten een personenauto heeft bestuurd, na gebruik van meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne en GHB, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het gehalte in zijn bloed van de bij iedere aangewezen stof vermelde meetbare stoffen 38 microgram cocaïne per liter bloed en 78 milligram GHB per liter bloed bedroeg, telkens zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermelde grenswaarde.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
3. Diefstal.
4. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
5. Diefstal.
6. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
7. In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
8. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20
1. Diefstal.
2. Diefstal.
3. primair Diefstal.
4. Oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 18/095640-20
1. In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd.
3. In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van parketnummer 96/068174-20
Overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. in de zaak met parketnummer 18/100557-20, feiten 1., 2. en 4. in de zaak met parketnummer 18/001918-20, feiten 1. en 3. in de zaak met parketnummer 18/095640-20 en het feit in de zaak met parketnummer 96/068174-20 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en daarbij als bijzondere voorwaarden een klinische opname voor de duur van één jaar in een nader te bepalen instelling, begeleid wonen voor zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht, middelencontroles, financiële hulp en reclasseringstoezicht. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van het rijden onder invloed (parketnummer 96/068174-20) een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit bij de strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid ten aanzien van een groot deel van de feiten en heeft bepleit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Tevens heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de rapportage van psychiater C.J.F. Kemperman d.d. 17 november 2020, de rapportage van psycholoog N. van der Weegen d.d. 6 november 2020 en het rapport van Reclassering Nederland d.d. 27 november 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten, waaronder vernielingen, diefstallen, diefstallen door middel van braak, inklimming en valse sleutels, huisvredebreuk, oplichtingen en rijden onder invloed van drugs. Verdachte heeft aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Door de oplichtingen op Marktplaats zijn bovendien veel personen bedrogen uitgekomen. Zij betaalden voor een Fitbit Charge 3, maar kregen die nooit geleverd. Verdachte heeft bij de oplichtingen en de diefstallen enkel oog gehad voor zijn financieel gewin. Ter terechtzitting noemde verdachte de benadeelden van deze oplichtingspraktijken ‘dom’. Hieruit volgt dat verdachte ook nu nog niet doordrongen is van het kwalijke van zijn strafbare handelen.
Verdachte pleegde huisvredebreuken in diverse chalets om zichzelf onderdak en een slaapplaats te verschaffen. Hij heeft daarbij schade aangericht, rommel achtergelaten en veel overlast veroorzaakt. Ook deze feiten tonen aan dat verdachte het niet zo nauw neemt als het gaat om eigendommen van een ander.
Daarnaast heeft verdachte een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed van drugs verkeerde. Hiermee heeft hij een groot gevaar gevormd voor de verkeersveiligheid. Als reactie op deze grote hoeveelheid strafbare feiten is een gevangenisstraf het uitgangspunt.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor een gekwalificeerde diefstal. Gelet op het vonnis van de politierechter van 7 februari 2020 is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna Sr) van toepassing.
De psycholoog heeft vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis en aan ernstige stoornissen in het gebruik van cannabis, cocaïne en alcohol. Ook de psychiater heeft vastgesteld dat verdachte lijdt aan een deels in remmissie zijnde schizofrenie, en dat er een verdenking is van een gebruiksstoornis van psychoactieve substanties (alcohol, wiet, cocaïne), bij een persoonlijkheidsstoornis met antisociale strekken. Beide deskundigen stellen dat deze stoornissen ten tijde van de tenlastegelegde feiten aanwezig waren. De psycholoog adviseert om een deel van de feiten volledig en een ander deel van de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De psychiater adviseert het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Beide deskundigen achten een intensieve, langdurige klinische behandeling nodig in een instelling met expertise op het gebied van zowel verslaving als van psychiatrische stoornissen. De behandeling zou moeten uitmonden in begeleid of beschermd wonen. Zowel de psychiater als de psycholoog denken dat een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden ertoe zou kunnen leiden dat verdachte ervoor kiest de voorwaardelijke straf uit te zitten, waardoor hij onbehandeld buiten komt en het recidiverisico onverminderd hoog blijft.
Uit het rapport van de reclassering blijkt dat vooral de instabiliteit op praktische leefgebieden (huisvesting, dagbesteding, inkomsten, middelengebruik) delictgerelateerd is. Gelet op het hoge recidiverisico en de ernst van de problematiek acht ook de reclassering een klinisch traject geïndiceerd, gevolgd door begeleid of beschermd wonen in combinatie met ambulante behandeling. Ook medicatie lijkt van groot belang voor een stabiel toestandsbeeld. Het ontbreekt verdachte grotendeels aan ziektebesef. Hij meent geen behandeling nodig te hebben, is niet gemotiveerd voor gedragsverandering en wil niet meewerken aan het geïndiceerde traject. Gelet hierop ziet de reclassering binnen een voorwaardelijk kader geen mogelijkheden om een plan van aanpak op te stellen. De reclassering adviseert dan ook een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Ter zitting heeft verdachte aangegeven wel mee te willen werken aan een klinische opname. Ook de raadsman heeft bepleit dat verdachte hiertoe gemotiveerd is. De rechtbank is, gelet op de houding van verdachte ter zitting, van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische opname, niet bij voorbaat moet worden uitgesloten. Met de deskundigen ziet de rechtbank opname in een kliniek met expertise op het gebied van zowel verslaving als psychiatrische stoornissen als enige mogelijkheid om gedrags-verandering te bewerkstelligen. Op dit moment is nog niet duidelijk in welke kliniek verdachte kan worden behandeld, en op welke termijn dat mogelijk is. Bij de strafoplegging zal de rechtbank dan ook rekening houden met enige wachttijd. Gelet op het recidiverisico is het onwenselijk dat verdachte vóór de klinische opname in vrijheid wordt gesteld. Evenals de deskundigen acht de rechtbank na de klinische opname begeleid wonen nodig, alsook een ambulante behandeling, middelencontroles, financiële ondersteuning en een meldplicht bij de reclassering. Nu de deskundigen waarschuwen voor een mogelijk gebrekkige motivatie, moet het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf van een dergelijke duur zijn dat dit verdachte zal motiveren zich te houden aan de bijzondere voorwaarden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zal meewerken aan de klinische opname en overige bijzondere voorwaarden, en hoopt dat hij inziet dat de geboden hulp in zijn eigen belang is. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de raadsman om opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de genoemde bijzondere voorwaarden, passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank voor het rijden onder invloed van drugs een rijontzegging voor de duur van zes maanden passend.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feit 4.1. [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 110,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feiten 5. en 6.2. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 903,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de vordering een aantal goederen zijn opgenomen, waaronder een carkit en een slaapzak, waarvan geen onderbouwing aanwezig is en dat het een onnodige belasting van het strafproces oplevert indien de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de vordering te onderbouwen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de aangifte blijkt dat er meerdere goederen in de auto lagen en acht een specifieke onderbouwing ten aanzien van de opgevoerde goederen daarom niet nodig. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 1.
3. [benadeelde partij 9], tot een bedrag van € 474,50 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd, nu uit de aangifte blijkt dat de aanschafprijs van de fiets € 450,00 betrof en de fiets met een extra slot was afgesloten op het moment dat verdachte de fiets heeft gestolen. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 2.
4. [benadeelde partij 10], tot een bedrag van € 39,00 ter vergoeding van materiële schade en € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat [benadeelde partij 10] niet de eigenaar van de fiets is, waardoor er, gelet op artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, geen sprake is van aan hem toegebrachte schade. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de schade niet dan wel onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat de aangifte van de diefstal van de fiets is gedaan door de benadeelde partij [benadeelde partij 10]. Uit onderzoek is gebleken dat deze fiets is gekocht door mevrouw [benadeelde partij 21]. [benadeelde partij 21] heeft aangegeven dat haar partner, [benadeelde partij 10], aangifte heeft gedaan van de fiets. Gelet op het feit dat [benadeelde partij 10] de partner is van [benadeelde partij 21] en [benadeelde partij 10] de aangifte van de fiets heeft ingediend, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van aan de benadeelde partij toegebrachte schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is derhalve voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de materieel gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik of machteloosheid vormen nog geen aantasting van de persoon als bedoeld in artikel 6:106 BW. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 39,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 3.
5. [benadeelde partij 11], tot een bedrag van € 189,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in verband met de gevorderde vrijspraak ten aanzien van dit feit gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 4.
6. [benadeelde partij 12], tot een bedrag van € 50,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
7. [benadeelde partij 14], tot een bedrag van € 60,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. [benadeelde partij 15], tot een bedrag van € 45,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
9. [benadeelde partij 14], tot een bedrag van € 40,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
10. [benadeelde partij 16], tot een bedrag van € 45,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
11. [benadeelde partij 18], tot een bedrag van € 55,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2019.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 138, 310, 311, 326 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/095640-20 onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/100557-20 onder 1., 2., 3., 4., 5., 6., 7. en 8. ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/001918-20 onder 1., 2., 3. primair en 4. ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/095640-20 onder 1. en 3. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 96/068174-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot tien maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Nederland, op het [adres] te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich aansluitend aan zijn detentieperiode gedurende maximaal 12 maanden zal laten opnemen in een nader te bepalen intramurale instelling, zulks ter beoordeling door het IFZ, waarbij de veroordeelde zich zal laten behandelen voor zijn verslaving en/of psychiatrische stoornissen, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de veroordeelde door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt de inname van medicatie op voorschrift van zijn behandelend arts;
3. dat de veroordeelde aansluitend aan de klinische behandeling, voor zolang als de reclassering dat noodzakelijk acht, zal verblijven in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid wonen en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde zich aansluitend aan de klinische behandeling onder behandeling zal stellen van Reclassering Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens Reclassering Nederland aan te geven;
5. dat de veroordeelde zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs op de door de reclassering te bepalen wijze;
6. dat de veroordeelde op aanwijzing van de reclassering inzicht zal geven in zijn financiële situatie en, indien de reclassering dat nodig acht, zal meewerken aan hulp op het gebied van financiën.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 96/068174-20 voorts:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zes maanden.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feit 4.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
110,00(zegge: honderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] , te betalen een bedrag van € 110,00 (zegge: honderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 110,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/100557-20, feiten 5. en 6.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
903,00(zegge: negenhonderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , te betalen een bedrag van € 903,00 (zegge: negenhonderddrie euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2020, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 18 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 903,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 1.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 9]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
474,50(zegge: vierhonderdvierenzeventig euro en vijftig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9], te betalen een bedrag van € 474,50 (zegge: vierhonderdvierenzeventig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 9 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 474,50 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 9], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 2.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 10]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
39,00(zegge: negenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10], te betalen een bedrag van € 39,00 (zegge: negenendertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 39,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 10], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 3.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 11]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
189,00(zegge: honderdnegenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11], te betalen een bedrag van € 189,00 (zegge: honderdnegenentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 3 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 189,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/001918-20, feit 4
[benadeelde partij 12]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
50,00(zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer G.R. Kamer, te betalen een bedrag van € 50,00 (zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 50,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 12] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 14]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
60,00(zegge: zestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14], te betalen een bedrag van € 60,00 (zegge: zestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 60,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 15]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
45,00(zegge: vijfenveertig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15], te betalen een bedrag van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 45,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 15], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 14]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
40,00(zegge: veertig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14], te betalen een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 40,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 14], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 16]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
45,00(zegge: vijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 16], te betalen een bedrag van € 45,00 (zegge: vijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juli 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 45,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 16], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
[benadeelde partij 18]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
55,00(zegge: vijfenvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18], te betalen een bedrag van € 55,00 (zegge: vijfenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2019, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 55,00 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 18], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. R.B. Maring en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
Mr. K.A. de Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.