ECLI:NL:RBNNE:2021:297

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
3 februari 2021
Zaaknummer
18/137394-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf voor seksueel misbruik van minderjarige stiefdochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn minderjarige stiefdochter jarenlang seksueel heeft misbruikt. De verdachte, geboren in 1971, heeft gedurende de periode van 2013 tot 2017 ontuchtige handelingen gepleegd met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat het misbruik ernstige gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door ander bewijsmateriaal, waaronder WhatsApp-berichten en aangetroffen foto's en video's op de telefoon van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, en de verdachte is verplicht om deze schade te vergoeden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat seksueel misbruik van minderjarigen een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer vormt, en dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn stiefdochter in hem had. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de benadeelde partij toegewezen, en de verdachte is ook veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/137394-19
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 januari 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van [datum] 2013 tot [datum] 2017, te [pleegplaats] , in de gemeente Weststellingwerf, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte (telkens) haar vaginaal, anaal en/of oraal gepenetreerd met zijn penis en/of haar gevingerd en/of haar vaginaal gepenetreerd met een bierflesje;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [datum] 2013 tot [datum] 2017, te [pleegplaats] , gemeente Weststellingwerf, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001), bestaande die ontucht hierin dat hij haar (telkens) vaginaal, anaal en/of oraal heeft gepenetreerd met zijn penis en/of haar heeft gebeft en/of gevingerd en/of aan haar borsten heeft gezeten en/of haar vaginaal heeft gepenetreerd met een bierflesje.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primaire feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gemotiveerd betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Er is niet voldaan aan het vereiste bewijsminimum, nu alle verklaringen te herleiden zijn tot slechts één bron en er ook overigens geen ondersteunend bewijs voorhanden is. De vermeende feiten hebben plaatsgevonden in een een-op-een situatie en er is sprake van een niet bekennende verdachte. Omdat er geen getuigen zijn geweest, moeten de overige aanwijzingen uit het dossier uiterst zorgvuldig worden gewogen in de complexe context. Zo is de aangifte van de moeder volledig te herleiden naar de verklaring van het vermeende slachtoffer [slachtoffer] . Bovendien heeft aangeefster een nadere interpretatie aan haar waarnemingen gegeven, hetgeen volgt uit haar gebruik van het woord 'achteraf'. Ook de verklaring van [getuige 1] kan niet als steunbewijs worden gebruikt nu is gebleken dat zij op de hoogte was van de verklaring van [slachtoffer] over wat er zou zijn gebeurd. Daarnaast spreekt ook [getuige 1] over 'achteraf'. Bovendien heeft zij een gesprek tussen haar moeder en de buren gehoord waardoor beïnvloeding niet is uitgesloten.
De tekst- en fotobestanden die in de telefoons zijn aangetroffen, zijn niet veelzeggend. Deze manier van communiceren was binnen dit gezin normaal. Bovendien kan uit de berichten niet worden afgeleid dat er tussen verdachte en aangeefster contacten zijn geweest die betrekking hebben op de ten laste gelegde ontuchtige gedragingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 16 april 2018, opgenomen op pagina 81 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018080141 van 30 augustus 2018, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
V: Wat is de volledig naam en geboorte datum en plaats van [slachtoffer] ?
A: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats].
V: Kun jij in een woord of paar woorden noemen waarvan jij aangifte doet?
A: Seksueel misbruik van mijn dochter door mijn man. [slachtoffer] geeft aan dat het begonnen is op haar 12e verjaardag en dat het heeft aangehouden tot het 2e gesprek bij de psychiater. Het was 19 februari 2018 dat we dat 2e gesprek bij de psychiater hadden.
V: Wat zijn de persoonsgegevens van degene tegen wie jij aangifte wilt doen?
A: [verdachte] , roepnaam [verdachte] . Geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] .
A: In [pleegplaats] wonen we sinds september 2011. Ik vertelde dat ik haar dagboek had gelezen. Daar heeft ze in opgeschreven, alles wat papa niet met mama mocht doen, dat deed hij met mij. [verdachte] kwam op een gegeven moment aan met het feit dat [slachtoffer] een dildo wilde. [verdachte] wist waar hij zo'n ding kon kopen en toen werd die ook aangeschaft. Ze vertelt mij dat het vaak gebeurde. Twee a drie keer in de week.
Die keer dat ik ze betrapt heb. Ik zie [verdachte] met een dikke piemel voor [slachtoffer] staan. Ik zag dat [verdachte] snel zijn piemel in zijn broek deed. Ik zag dat [slachtoffer] er heel geschrokken uit zag.
V: Wanneer was dit?
A: In ieder geval twee jaar geleden.
A: [verdachte] is heel erg op [slachtoffer] gefixeerd, op een lijf gefixeerd en zat ook aan [slachtoffer] . Extreem knuffelen. Over de armen wrijven, rug wrijven en [slachtoffer] tegen zich aantrekken als we op de bank zaten, dat soort dingetjes. [getuige 1] zei dat als zij thuis kwam dat [verdachte] en [slachtoffer] samen boven waren. En ook dat ze wel eens geluidjes heeft gehoord.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 4 april 2018, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Informatief gesprek met: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001.
[slachtoffer] vertelt: Ik leerde [verdachte] kennen in 2011 omdat mijn moeder een relatie met hem kreeg. Op mijn twaalfde verjaardag heb ik voor de eerste keer seks gehad met [verdachte] . Daarna hadden wij steeds vaker seks, 1 keer in de week maar meestal 2 keer in de week. Wij zijn 1 keer betrapt door mijn moeder. Ik was [verdachte] aan het pijpen en toen kwam mijn moeder binnen. Mijn moeder heeft mijn dagboek gelezen en toen kwam ze er achter wat er gebeurd is tussen [verdachte] en mij.
Na het spontane verhaal van [slachtoffer] , worden er vragen gesteld waar het volgende naar voren komt:
[verdachte] is [verdachte] en hij is geboren op [geboortedatum] 1971. Met seks bedoeld [slachtoffer] , penis in vagina. Tussen [verdachte] en [slachtoffer] is penetratie geweest, anaal en pijpen. Pijpen is haar mond om de penis van [verdachte] . [verdachte] heeft haar gebeft, aan haar borsten gezeten. De laatste keer seks was in januari 2018. [slachtoffer] heeft foto's en films via de Whatsapp naar [verdachte] gestuurd en ook van hem ontvangen. Zij heeft foto's en films gestuurd dat zij zich zelf aan het vingeren was en hij heeft foto's gestuurd van zijn stijve penis en dat hij zichzelf aftrekt. Waar is het gebeurd: [pleegplaats] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 20 april 2018, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
A: De eerste keer seks was op mijn twaalfde verjaardag. Dus [datum] 2013 en de laatste keer januari 2018. Vanaf toen is het steeds vaker gebeurd. Op een gegeven moment was het minimaal een keer in de week of twee keer in de week. Hij wilde steeds meer en steeds vaker. Het werd steeds heftiger, vastbinden, slaan, anaal. Op een gegeven moment kwam hij met het idee van een dildo. Het gebeurde eigenlijk overal wel in huis. Hij heeft er bierflesjes in gestopt of hij had een elastiekje om zijn penis gestopt zodat hij dikker was.
V: Op je twaalfde verjaardag heb jij voor de eerste keer seks met hem.
A: Hij begon eerst wat aan mijn borsten te zitten, toen begon hij mij te vingeren. Toen ging hij bij mij naar binnen. Met zijn penis, in mijn vagina.
V: Welke seksuele handelingen zijn er tussen jullie gebeurd?
A: Pijpen, vingeren, seks, anale seks, vastbinden, slaan op mijn billen, hij heeft mij ook wel gezoend, beffen, aan mijn borsten zitten.
V: Wat is anale seks?
A: Dat hij met zijn penis in mijn anus gaat.
V: Is er een keer wat je bij is gebleven door heftigheid of locatie?
A: Een keer in de sauna. Hij pakte een biertje. Toen was het benen wijd en heeft hij dat er dus in gestopt. Toen daarna hebben wij seks gehad in de sauna.
V: Waar stopte hij dat bierflesje in?
A: In mijn vagina.
V: Wat voor foto's of filmpjes heb jij van [verdachte] ontvangen?
A: Van een stijve penis. Dat hij zichzelf aftrok.
V: In welke periode zijn er foto's en filmpjes over en weer gestuurd?
A: Van mijn dertiende tot vijftiende of zestiende.
V: Via wat voor medium stuurde jullie die foto's en filmpjes?
A: Whats-app.
V: Wanneer was het dat je moeder jullie betrapte met het pijpen?
A: 2015 denk ik.
4. Een schriftelijk stuk, inhoudende een op 14 mei 2018 verricht onderzoek aan een Samsung Galaxy Xcover3 van 27 juni 2018, opgenomen op pagina 121 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
De onderzoeksvraag was of er WhatsApp gesprekken waren tussen de eigenaar van deze gsm en zijn stiefdochter genaamd [slachtoffer] . Verder zouden er door de eigenaar van deze GSM en deze [slachtoffer] over en weer filmpjes naar elkaar verstuurd zijn via WhatsApp.
In de map
/storaqe/emulated/O/WhatsApp/Media/WhatsApp Video/Sent/trof ik de volgende film aan:
[bestandsnaam] de film duurt 19 seconden
Op deze film is te zien dat een manspersoon met ontbloot onderlichaam op een toilet zit en zich zelf aftrekt, gezien de omgeving lijkt het dat de man op een mobiel toilet zit. Gezien de map waar deze film in werd aangetroffen kan worden aangenomen dat deze film verstuurd werd via WhatsApp.
In de map
/storage/emulated/O/Android/data/com.samsung.android.video/.cache/trof ik de volgende afbeelding aan:

93.[bestandsnaam] (Device)

Op deze foto is het naakte onderlichaam van een meisje/vrouw te zien dit meisje/vrouw heeft haar hand op haar vagina. Het lijkt dat zij haar vagina betast. Om haar linker pols heeft het meisje/vrouw een armband. Gezien de plaats van aantreffen van deze foto is het een afbeelding zeer vermoedelijk afkomstig uit een filmpje, mogelijk is het de beginscène van een video.
In de map:
/storage/emulated/O/Android/data/com.samsung.android.video/.cache/trof ik de volgende afbeelding aan:

98.[bestandsnaam] (Device)

Op deze foto is het naakte onderlichaam van een meisje/vrouw te zien, dit meisje/vrouw heeft haar hand op haar vagina. Het lijkt dat zij haar vagina betast. Het betreft zeer waarschijnlijk hetzelfde meisje/vrouw als op afbeelding [bestandsnaam] .Jpeg, dit gezien het feit dat het meisje /vrouw op deze afbeelding een identieke armband draagt als op bovenvermelde afbeeldingen. Gezien de plaats van aantreffen van deze foto is het een afbeelding zeer vermoedelijk afkomstig uit een filmpje, mogelijk is het de beginscène van een video.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 5 juni 2018, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Bosma, senior digitaal rechercheur, heeft de twee telefoons van verdachte [verdachte] onderzocht. Uit het onderzoek van een van de telefoons werd een film aangetroffen. Deze film werd gevonden in de WhatsApp onder nummer [bestandsnaam] .mp4 en duurt 19 seconden. Op deze film is te zien dat een manspersoon met ontbloot onderlichaam op een toilet zit en zichzelf aftrekt. Het lijkt alsof de man op een mobiel toilet zit. Op de film zie je een bloot mannelijk geslachtsdeel en een hand die het geslachtsdeel vast heeft. Het is de linkerarm. De duim van deze hand is voorzien van een ring. Tevens zit er een armband om de linker pols.
Op 15 mei 2018 is getuige/slachtoffer [slachtoffer] telefonisch gehoord. [slachtoffer] verklaard over de sieraden van verdachte [verdachte] . Dat hij onder andere een ring om zijn duim heeft en een armband van zwarte leren draadjes om zijn pols. Tevens verklaard [slachtoffer] dat zij zich nog weet te herinneren dat zij een keer een filmpje heeft ontvangen van verdachte [verdachte] waarop hij seksuele handelingen bij zichzelf verricht in een Dixi terwijl hij aan het werk was. Tijdens het verhoor op 15 mei 2018 (2018080141-22) hebben wij verdachte [verdachte] gevraagd naar zijn sieraden. Hierover verklaarde verdachte [verdachte] dat hij een leren bandje om zijn linker pols draagt. Drie ringen, een ring om zijn linker middelvinger, linker duim en rechter ringvinger. Na het verhoor hebben wij, verbalisanten, de fouillering van verdachte [verdachte] bekeken. In de fouillering zaten drie ringen en een leren bandje.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 30 augustus 2018, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:

Bezoek aan getuige [slachtoffer]

Op 24 mei 2018 is een bezoek gebracht aan de getuige [slachtoffer] . Tijdens het bezoek zijn er uitsnedes van afbeeldingen getoond aan de getuige welke door Team Digitale Expertise waren aangetroffen in de GSM van de verdachte [verdachte] . Getuige [slachtoffer] gaf aan dat zij de afbeeldingen herkende en zij op de getoonde afbeeldingen seksuele handelingen bij zichzelf verrichte. De getuige dacht dat de afbeeldingen, afbeeldingen waren van een video welke zij naar de verdachte [verdachte] had gestuurd. De armband welke zichtbaar was op de afbeeldingen werd herkend door de getuige zelf en de verbalisanten als zijnde de armband die de getuige op dat moment ook om haar pols droeg en haar eigendom was.
In de woning van getuige [slachtoffer] werden foto’s gemaakt van het interieur welke overeen kwamen met de afbeeldingen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 7 juni 2018, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 april 2018 werd door de aangeefster [getuige 2] de oude telefoon van verdachte [verdachte] overhandigd. De telefoon betrof een Samsung, model GTI9301I.
Op 30 april 2018 werd door Team Digitale Expertise de data op voornoemde telefoon veiliggesteld en aan mij, middels de forensische software UFED-Reader, beschikbaar gesteld. Hierop heb ik de data onderzocht welke middels UFED-Reader in een rapportage was weergegeven.

Whats-App

In de rapportage zag ik dat er gebruik was gemaakt van de chat-applicatie Whats-App.
In de chats zag ik een Whats-App chat tussen de deelnemers:
(eigenaar) [verdachte] [telefoonnummer]
[slachtoffer]
Enkele mogelijk opvallende passages die ik tegen kwam, heb ik hieronder weergegeven. Ik heb van deze passages screenshots gemaakt.

Passage 2:

[verdachte]
Ben je geil of wil je ……
20-2-2015 13:36:49(UTC+1)
[slachtoffer]
Ik wel ga snel fietsen
20-2-2015 14:56:52(UTC+01)
[verdachte]
Kun je misschien nog een voldoende op ….. halen
20-2-2015 14:59:14(UTC+01)
[verdachte]
I am home
8. Een geschrift, inhoudende een informatief gesprek zeden van 6 augustus 2019, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal met nummer PL0100-2019206974-2, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik kwam op vrijdagmiddag altijd thuis van school. [slachtoffer] en [verdachte] waren dan ook thuis. Als ik binnen kwam waren ze vaak boven. Dan hoorde ik gehijg.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Volgens artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering en de op die bepaling betrekking hebbende jurisprudentie van de Hoge Raad kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. In het geheel van bewijsmiddelen moeten twee verschillende bronnen kunnen worden onderscheiden waarvan redengevende bewijsmiddelen afkomstig zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden maar vergt een beoordeling van het concrete geval (Hoge Raad 13 juli 2010, LJN BM2452).
[slachtoffer] is naar aanleiding van een informatief gesprek zeden en de aangifte van haar moeder, als getuige door de politie gehoord. Zij heeft daarbij uitgebreid en gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die verdachte met haar heeft uitgevoerd, alsook over de periode waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft zij verklaard dat zij via WhatsApp foto's en filmpjes van verdachte heeft ontvangen waarbij hij een stijve penis had en zichzelf aftrok.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding ervan uit te gaan dat [slachtoffer] met haar beschuldigingen de relatie tussen haar moeder en verdachte wilde saboteren. Zij heeft zich in haar verklaringen kwetsbaar opgesteld en heeft verteld over haar aandeel in de seksuele contacten. Uit haar verklaringen blijkt niet dat zij vol wrok heeft geprobeerd om verdachte zo kwalijk mogelijk af te schilderen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd consistent zijn en dat er geen concrete en objectieve aanwijzingen zijn die afdoen aan de geloofwaardigheid daarvan.
Naar het oordeel van de rechtbank worden de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate ondersteund door ander bewijsmateriaal. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
In de aangifte omschrijft de moeder van [slachtoffer] dat zij heeft ontdekt dat er iets seksueels tussen verdachte en [slachtoffer] is voorgevallen toen zij daarover in het dagboek van [slachtoffer] had gelezen, waarmee zij [slachtoffer] vervolgens heeft geconfronteerd. De verklaring van moeder, waarin zij weergeeft wat zij vervolgens van [slachtoffer] heeft gehoord over seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte, sluit aan bij de inhoud van de verklaringen van [slachtoffer] daaromtrent.
De verdediging heeft aangevoerd dat de aangifte van moeder niet meegenomen kan worden als bewijsmiddel omdat dit een verklaring van horen zeggen (‘de-auditu’) is, waarin de belastende informatie steeds afkomstig is uit één en dezelfde bron, te weten het slachtoffer zelf. De rechtbank overweegt dat moeder niet enkel heeft verklaard over hetgeen [slachtoffer] haar heeft verteld, maar ook over haar eigen waarnemingen. Zo heeft moeder verklaard over het moment dat zij verdachte met een stijve penis voor [slachtoffer] zag staan. [slachtoffer] zag er volgens moeder geschrokken uit, en moeder zag ook dat verdachte zich snel wegdraaide om zijn penis in zijn broek te doen. Uit de geschrokken reactie van [slachtoffer] en het snel wegdraaien door verdachte leidt de rechtbank af dat hier dingen gebeurden die moeder niet had mogen zien. Dat hier sprake zou zijn geweest van seksuele voorlichting, zoals verdachte heeft verklaard, acht de rechtbank dan ook ongeloofwaardig. Zelfs als dat de bedoeling zou zijn geweest, kan hetgeen hier plaatsvond maatschappelijk gezien niet als seksuele voorlichting worden bestempeld. Ook heeft aangeefster uit eigen wetenschap verklaard over de aanschaf van de dildo. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aangifte als steunbewijs kan dienen voor de verklaringen van [slachtoffer] . Hieraan doet niet af dat moeder haar waarnemingen achteraf in een ander licht is gaan zien, nadat haar dochter haar over het jarenlange seksueel misbruik door verdachte had verteld.
De verklaringen van [slachtoffer] vinden bovendien bevestiging in de WhatsApp-gesprekken op de telefoons van [slachtoffer] en verdachte, alsook in de daarop aangetroffen seksueel getinte foto's en video’s. Daaruit blijkt onder andere dat op de telefoon van verdachte een video is aangetroffen waarop hij zichzelf aftrekt op een mobiel toilet. Uit de verklaring van [slachtoffer] blijkt dat hij die video ook aan haar heeft verstuurd. Daarnaast zijn er afbeeldingen van [slachtoffer] met een seksueel getinte lading op de telefoon van verdachte aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het uitwisselen van film- en fotomateriaal met een expliciete seksuele inhoud tussen een (stief)vader en zijn (stief)dochter volstrekt buiten de grenzen gaat van een normale of zelfs "open" opvoeding waaraan de raadsvrouw bij pleidooi refereerde.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte geen bekennende verklaring heeft afgelegd, maar dat hij het ten laste gelegde ter zitting ook niet heeft ontkend.
Gelet op genoemde bewijsmiddelen, in deze samenhang bezien, is de rechtbank - anders dan de verdediging - van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank komt dan ook tot de volgende bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van [datum] 2013 tot [datum] 2017, te [pleegplaats] , in de gemeente Weststellingwerf, meerdere malen, telkens met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, en die hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte haar vaginaal, anaal en oraal gepenetreerd met zijn penis en haar gevingerd en haar vaginaal gepenetreerd met een bierflesje.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor vrijspraak. Subsidiair, indien de rechtbank tot strafoplegging komt, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een eventuele bestraffing in verband met financiële afhankelijkheid invloed zal hebben op het gezin van verdachte. Daarnaast blijkt uit de psychologische rapportage dat er sprake is van een laag recidiverisico en zijn er ruim voldoende beschermende factoren. Strafrechtelijke interventie om de recidivekans te beperken, is om die reden geen strafdoel op zich en zou een strafverminderende factor moeten zijn. Daarnaast is het tijdsverloop behoorlijk en heeft verdachte geen relevante justitiële documentatie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland d.d. 11 december 2019 en klinisch psycholoog drs. F.M. Vuister d.d. 15 juni 2020, de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zijn minderjarige stiefdochter jarenlang veelvuldig seksueel misbruikt en heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter, en op haar gevoel van veiligheid in haar eigen woning. Seksueel misbruik van minderjarigen heeft veelal zeer grote gevolgen voor de slachtoffers. Misbruikte kinderen ondervinden daarvan vaak nog gedurende hun hele leven lichamelijke en psychische gevolgen. Verdachte heeft hier geen oog voor gehad; hij is enkel gericht geweest op het bevredigen van zijn lustgevoelens. Zodoende heeft verdachte de seksuele ontwikkeling van zijn minderjarige stiefdochter doorkruist. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Dit soort strafbare feiten is zo ernstig dat daar in beginsel een langdurige gevangenisstraf op moet volgen.
Strafverzwarend acht de rechtbank dat het misbruik op jonge leeftijd is begonnen en jarenlang veelvuldig heeft plaatsgevonden, terwijl verdachte als stiefvader het slachtoffer verzorgde en opvoedde. Verdachte heeft daarbij misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn stiefdochter in hem had en van hun zeer sterke affectieve relatie. De wijze waarop het misbruik plaatsvond ging van kwaad tot erger: er was sprake van vaginaal, oraal en anaal penetreren, en zelfs van penetratie met een bierflesje. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin ook rekening met de zeer laconieke houding die verdachte had met betrekking tot het ontstaan van een eventuele zwangerschap.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Strafverminderend acht de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 14 mei 2018 aangehouden en verhoord, de zaak heeft voor het eerst op 11 februari 2020 gediend, terwijl het daarna nog bijna een jaar heeft geduurd voordat de zaak inhoudelijk is behandeld.
Verdachte heeft bij de reclassering stellig ontkend, waardoor de reclassering geen verband heeft kunnen leggen tussen zijn persoon en het delictgedrag. De reclassering ziet - bij bewezenverklaring - het leefgebied 'psychosociaal functioneren' als delictgerelateerd en het leefgebied 'partners, gezien en familie' als een risicofactor. Ook kan de reclassering problematisch alcoholgebruik niet uitsluiten. Dat verdachte beschikt over werk en een inkomen, geen schulden heeft en steun ervaart van familie, zijn beschermende factoren.
De klinisch psycholoog heeft gerapporteerd dat er, gelet op de resultaten van het klinisch en testpsychologisch onderzoek, bij verdachte mogelijk sprake is van een matige stoornis in alcoholgebruik. De psycholoog adviseert om het feit volledig toe te rekenen en onthoudt zich van het formuleren van mogelijke gedragsmatige interventies.
Alles afwegend acht de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.545,00 ter vergoeding van materiële schade en € 27.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in verband met de bepleite vrijspraak primair aangevoerd dat zij niet aan de vordering van de benadeelde partij toekomt. Subsidiair heeft de raadsvrouw de hoogte van de vordering betwist; zij acht de vordering bijzonder hoog in verhouding tot de trend in de rechtspraak. Voor een vergelijkbare casus heeft de raadsvrouw verwezen naar ECLI:NL:RBMNE:2020:4717. Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de gevorderde materiële schade onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte door verdachte is betwist, zal gedeeltelijk worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De gevorderde materiële schade bestaat uit € 1.980,00 voor massagetherapie en € 2.565,00 voor PMA-therapie. Deze therapieën vallen niet onder de basiszorgverzekering. De rechtbank acht deze schadeposten voldoende onderbouwd en zij zal dit deel van de vordering dan ook geheel toewijzen.
Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het BW slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan worden aangemerkt als aantasting van de persoon, als de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. De rechtbank stelt vast dat het bewezen verklaarde feit een zo ernstige inbreuk op een fundamenteel recht is, te weten de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als aantasting van de persoon op andere wijze dient te worden beschouwd.
Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank gelet op de aard, ernst en duur van het misbruik, en heeft zij tevens acht geslagen op de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het misbruik valt onder letselcategorie 5 van deze lijst; de bijbehorende schadevergoeding is € 20.000,00. Mede gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 20.000,00 passend is en recht doet aan de geestelijke schade die de benadeelde partij heeft opgelopen.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij derhalve toe tot een bedrag van € 24.545,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum] 2017. De rechtbank verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
24.545,00(zegge: vierentwintigduizend vijfhonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum] 2017.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 24.545,00 (zegge: vierentwintigduizend vijfhonderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [datum] 2017, bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 157 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 4.545,00 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Maring, voorzitter, mr. K. Post en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2021.
Mr. K.A. de Groot is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.