ECLI:NL:RBNNE:2021:2948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
18/073261-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken en pogingen daartoe met bijzondere voorwaarden voor behandeling en toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en pogingen daartoe in de gemeente Groningen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 320 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, omvatten een meldplicht, een klinische behandeling gevolgd door ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en het verkrijgen van zinvolle dagbesteding. De rechtbank oordeelde dat detentie niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn, gezien de ingezette behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 145 voor de schade die de benadeelde partij heeft geleden. De verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan vier inbraken en twee pogingen daartoe, wat aanzienlijke overlast en schade heeft veroorzaakt voor de gedupeerden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, zoals naar voren gekomen uit de rapportages van de reclassering.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen beoordeeld en heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] niet ontvankelijk is, terwijl de vordering van [benadeelde partij 5] gedeeltelijk is toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met de vordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/073261-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in het [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G. Meijer, advocaat te Veendam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 15 maart 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 1] ) een of meer goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een ruit van genoemde winkel heeft vernield/stuk gemaakt, althans een ruit heeft verbroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiairhij op of omstreeks 15 maart 2021, in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een pand aan de [straatnaam] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan het [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 februari 2021 tot en met 11 maart 2021, in de gemeente Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in/uit een pand gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 2] ), de hieronder vermelde goederen en hoeveelheden geld, dat/die (telkens) geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die de hieronder vermelde weg te nemen goed(eren) en/of hoeveelheden geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, te weten:
- op of omstreeks 8 februari 2021 een hoeveelheid geld, en/of
- op of omstreeks 15 februari 2021 een hoeveelheid geld en/of snacks, en/of
- op of omstreeks 23 februari 2021 een hoeveelheid geld en/of blikjes drinken, en/of
- op of omstreeks 11 maart 2021 een hoeveelheid snacks en/of blikjes drinken;
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een pand gevestigd aan de [straatnaam] ([benadeelde partij 4]) een of meer goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een ruit van de toegangsdeur van genoemde Cafetaria heeft vernield/stuk gemaakt, althans een ruit heeft verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1 primair, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de feiten 1 primair, 2 en 3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2021, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021050088 d.d. 3 mei 2021, inhoudend de verklaring van [naam];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2021, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 3] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2021, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 februari 2021, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 3] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2021, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[benadeelde partij 3] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 februari 2021, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [benadeelde partij 5].
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
primairhij op 15 maart 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een winkel gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 1] ) een of meer goederen en/of geld, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan het [benadeelde partij 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit van genoemde winkel heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 8 februari 2021 tot en met 11 maart 2021, in de gemeente Groningen, meermalen, telkens uit een pand gevestigd aan de [straatnaam] ( [benadeelde partij 2] ), de hieronder vermelde goederen en hoeveelheden geld, die telkens aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 2] , telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, te weten:
- op 8 februari 2021 een hoeveelheid geld, en
- op 15 februari 2021 een hoeveelheid geld en snacks, en
- op 23 februari 2021 een hoeveelheid geld en blikjes drinken, en
- op 11 maart 2021 een hoeveelheid snacks en blikjes drinken;
3.
hij op 18 februari 2021, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een pand gevestigd aan de [straatnaam] ([benadeelde partij 4]) een of meer goederen en geld, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 4], weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een ruit van de toegangsdeur van genoemde Cafetaria heeft vernield,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
primairpoging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
3. poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 320 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, aangevuld met de bijzondere voorwaarden dagbesteding en begeleid en/of beschermd wonen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een gevangenisstraf van 270 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 225 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het begeleid en/of beschermd wonen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een viertal inbraken en twee pogingen daartoe. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbenden. Diefstallen veroorzaken hinder en overlast bij de gedupeerden en brengen tevens schade met zich mee.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Als uitgangspunt voor een inbraak in een bedrijfspand wordt bij recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 weken gehanteerd.
De rechtbank heeft ook gelet op het rapport van Reclassering Nederland van 26 april 2021 en de aanvulling daarop in het rapport dat is opgemaakt ten behoeve van de rechtszitting. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van verslavingsproblematiek. Risicoverhogende factoren zijn, naast zijn verslaving, het gebrek aan een sociaal netwerk en dagbesteding. De motivatie van verdachte om drugsvrij te blijven is groot. Inmiddels werkt hij in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de kliniek aan zijn verslaving en is hij gemotiveerd om een (klinisch) vervolgtraject aan te gaan. De reclassering heeft in de rapportage ten behoeve van de rechtszitting als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische behandeling gevolgd door ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole geadviseerd. De ter terechtzitting verschenen deskundige Bijsterveld heeft in aanvulling op dat rapport geadviseerd om dagbesteding en begeleid en/of beschermd wonen als bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat het niet in het belang van de verdachte, noch in het belang van de maatschappij is, als de ingezette behandeling wordt onderbroken door detentie. De rechtbank zal daarom de aan verdachte op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest. Om recht te doen aan de ernst van de feiten en als stok achter de deur zal de rechtbank daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van 3 jaar. Aan dit voorwaardelijke deel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld die Reclassering Nederland in het rapport ten behoeve van de rechtszitting heeft geadviseerd, aangevuld met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding. De rechtbank zal de bijzondere voorwaarde van het begeleid en/of beschermd wonen niet opleggen omdat de reclassering ter terechtzitting heeft aangegeven ook zonder deze voorwaarde mogelijkheden te zien voor huisvesting.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 2.902, - ter zake van materiële schade en € 1.000, - ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 5], tot een bedrag van € 3.815,40 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Beide vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd en daarnaast is het niet duidelijk of de benadeelde partijen als natuurlijk persoon gemachtigd zijn om de vorderingen in te dienen namens [benadeelde partij 2] respectievelijk [benadeelde partij 4].
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij hetgeen de officier van justitie naar voren heeft gebracht.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij Vo schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] een deel van de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 bewezen verklaarde. Uit de aangifte in combinatie met de ingediende vordering is voldoende duidelijk dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] eigenaar is van [benadeelde partij 4] vof en bevoegd is tot het indienen van de vordering. Het deel van de vordering dat ziet op de post ‘logo op het raam’, in totaal € 145,- excl. btw , waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 februari 2021. De benadeelde partij vordert ook een bedrag van € 3.639,95 wegens een deurreparatie en de aanschaf van nieuwe beveiligingscamera’s. Ten aanzien van deze schade beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 320 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt op afspraken met de Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2. dat de veroordeelde zich laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname is gestart op 29 april 2021. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
3. dat de veroordeelde zich laat behandelen door de VNN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na afronding van de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. dat de veroordeelde meewerkt aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, zoals bij Factor 5 of een andere organisatie.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
t.a.v. feit 3
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 145,-(zegge: honderdvijfenveertig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5], te betalen een bedrag van € 145,- (zegge: honderdvijfenveertig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
t.a.v. feit 2
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]niet ontvankelijk. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. S. Zwarts en
mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Vonk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.