ECLI:NL:RBNNE:2021:2939

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
14 juli 2021
Zaaknummer
18.072226-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belediging en bedreiging van ambtenaren met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 8 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder belediging en bedreiging van ambtenaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, voor het beledigen van twee ambtenaren en het bedreigen van een persoon en een organisatie, de GGD Drenthe. De feiten vonden plaats tussen oktober 2020 en maart 2021. De verdachte beledigde een medewerker van de gemeente Hoogeveen telefonisch en via voicemail met grove scheldwoorden. Daarnaast bedreigde hij de GGD Drenthe met geweld en trachtte hij een ambtenaar te dwingen tot het uitvoeren van een ambtsverrichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en beledigingen aan ambtenaren, die een negatieve impact hebben op hun gevoel van veiligheid en vrijheid.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.072226-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18.095075-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 24 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.G. Knegt, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. M.H.G. Scharenborg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 29 oktober 2020 te Hoogeveen en/of Pesse, althans in Nederland,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (medewerker Schuldhulpverlening
van de gemeente Hoogeveen), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
haar bediening, in haar tegenwoordigheid en/of telefonisch (via de voicemail),
mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"hoer" en/of "vuile nazi hoer" en/of " stop maar in je hoere kut",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 17 februari 2021 te Hoogeveen de GGD Drenthe (locatie
Parmentierstraat 2 te Hoogeveen) heeft bedreigd met:
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,
door de GGD Drenthe (in de persoon van [slachtoffer 2] , medewerker testlocatie)
dreigend de woorden toe te voegen: "vanavond om 21.00 uur komen er 100 man
hier de boel verbouwen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 28 februari 2021 te Hoogeveen en/of Pesse, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid een ambtenaar, [slachtoffer 1] (medewerker Schuldhulpverlening van de gemeente Hoogeveen), te dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting of het nalaten van een rechtmatige ambtsverrichting, te weten het regelen van een bijstanduitkering voor hem, verdachte, door die [slachtoffer 1] schriftelijk (per e-mail) de volgende tekst te sturen: "Mocht deze aanvraag niet binnen een week in behandeling worden genomen zal ik de aanvraag opnieuw indienen, per brief. Deze zal dan vastgebonden aan een steen door de ruit van de Sociale Dienst worden gegooid",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 9 maart 2021 te Pesse, gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, (een) ste(e)n(en)/kei(en) in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij in de periode van 8 maart 2021 tot en met 11 maart 2021 te Groningen en/of Haren en/of Pesse, althans in Nederland, [slachtoffer 4] , schriftelijk (per e-mail), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door het volgende via de e-mail te verzenden:
- "als wij winnen schiet ik je persoonlijk een kogel door de kop, rat!" en/of
- "maar intussen doe jij geen oog meer dicht 's nachts want we kunnen elk moment
toeslaan", althans woorden van gelijke strekking en/of dreigende aard;
6
hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Groningen en/of Haren Gn en/of Pesse, althans in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 5] (raadslid van de gemeente
Groningen), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, schriftelijk (per e-mail) heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: " [slachtoffer 5] , je bent een nazi" en/of "Kijk maar eens goed in de spiegel. Je ziet een nazi" en/of "Je bent een fascistische staatsagent", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van het onder 1 ten laste gelegde feit. Naar het standpunt van de raadsman zijn het opportuniteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel geschonden.
De raadsman heeft opmerkingen gemaakt met betrekking tot de al dan niet juiste datum van aangifte, de datum waarop het feit zou hebben plaatsgevonden, de klachttermijn en dat onderhavig feit gevoegd had kunnen worden bij de strafzaak van verdachte waar op 24 december 2020 vonnis in is gewezen.
Met betrekking tot feit 6 heeft de raadsman aangevoerd dat aangever niet als ambtenaar kan worden aangemerkt in de zin van artikel 267 Wetboek van Strafrecht (Sr) in verbinding met het begrip ambt als bedoeld in artikel 28 lid 1 aanhef en onder 1⁰ Sr. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aansluiting moet worden gezocht bij de uitspraak van de Hoge Raad van 16 november 1948 waarin de Hoge Raad het begrip ambtenaar omschrijft. Het ambt van aangever voldoet niet aan die omschrijving.
De conclusie is dat aangever niet als ambtenaar kan worden aangemerkt en dat, nu een klacht ontbreekt, niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 269 Sr. Dat maakt dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging van verdachte voor dit feit, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 aangegeven dat de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal moeten worden gevolgd. De door de raadsman geuite twijfel wordt niet nader onderbouwd. De twijfel van de verdediging heeft niet geleid tot het indienen van onderzoekswensen en daarmee blijft het bij twijfel.
Naar het standpunt van de officier van justitie is niet gehandeld in strijd met het opportuniteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel.
Naar het standpunt van de officier van justitie is aangever van feit 6 wel een ambtenaar in de zin van de wet. Uit artikel 84 lid 1 Sr kan dat in voldoende mate volgen.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank volgt de aangifte van [slachtoffer 1] en het proces-verbaal van 11 maart 2021 van verbalisant [verbalisant 3] (zie pagina 52 van het strafdossier ten name van verdachte) waarin hij relateert dat de aangifte op 30 oktober 2020 op schrift is gesteld. Dat laatste is ook in de lijn met de klacht van aangeefster die op 30 oktober 2020 door de politie is ontvangen waarna daarvan op diezelfde dag proces-verbaal is opgemaakt (zie pagina 53 van het strafdossier).
Uit de aangifte en de stukken die bij de aangifte zijn gevoegd volgt dat de belediging op 29 oktober 2020 is gedaan.
Hoewel strikt genomen geen klacht had hoeven te worden ingediend omdat aangeefster ambtenaar is bij de gemeente Hoogeveen, blijkt uit die klacht wel dat zij de vervolging van verdachte wenst. Daarbij is het aan de officier van justitie op welk moment hij het feit aan de rechtbank wenst voor te leggen. Dat dat laatste binnen drie maanden na het indienen van de klacht zou moeten, volgt niet uit de wet.
Aangever [slachtoffer 4] (feit 6) is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als ambtenaar als bedoeld in artikel 267 Sr, gelet op het bepaalde in artikel 84 lid 1 Sr.
Tot de algemeen vertegenwoordigende organen worden immers ook de gemeenteraden gerekend. Aangever is gemeenteraadslid van de gemeente Groningen.
Uit het voorgaande volgt dat de officier van justitie kan worden ontvangen in de vervolging van verdachte voor de feiten 1 en 6.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 2 tot en met 5. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van verdachte vrij vaag is dan wel dat het bedreigende karakter ontbreekt aan de door de verdachte gebezigde woorden.
Voor feit 3 geldt dat er sprake is van een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging omdat aangeefster geen invloed kon uitoefenen op het beoogde doel van verdachte, namelijk het realiseren van een uitkering.
Feit 4 kan niet worden bewezen omdat verdachte ontkent stenen richting [slachtoffer 3] te hebben gegooid. Anderzijds is niet bekend in welke richting er is gegooid, wat de snelheid was en de kracht waarmee is gegooid. Ook is niet bekend op welke afstand de stenen naast [slachtoffer 3] zijn neergekomen.
Ook voor feit 5 moet vrijspraak volgen omdat er geen sprake is van redelijke vrees gelet op de context waarin de uitlatingen zijn gedaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Naast de verklaring van H. Benjamins is er geen bewijs in het dossier aanwezig dat verdachte twee stenen in de richting van [slachtoffer 3] heeft gegooid. [slachtoffer 3] zelf heeft niets van het gooien vernomen en verdachte ontkent de stenen te hebben gegooid.
Op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen. Hetgeen door de raadsman aangaande het bewijs is aangevoerd vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
Voor feit 5 geldt dat er sprake kan zijn van redelijke vrees ondanks het feit dat verdachte in een latere e-mail aan aangever heeft geschreven dat hij aangever niets zou aan doen. Aangever was immers niet bekend met het waarheidsgehalte van die toezegging en hoefde daarvan ook niet uit te gaan.
De bewijsmiddelen houden het volgende in:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 juni 2021 voor zover hier van belang:
Over feit 1 kan ik zeggen dat ik die woorden op de voicemail van de telefoon van [slachtoffer 1] heb ingesproken.
Wat feit 2 betreft: op 17 februari 2021 ben ik bij de teststraat aan de Parmentierstraat in Hoogeveen geweest.
Over feit 3 kan ik zeggen dat ik die teksten op 28 februari 2021 heb gemaild.
Het klopt dat ik op 11 maart 2021 [slachtoffer 4] heb bedreigd en ik heb hem op 8 maart 2021 beledigd. Ik deed dat allemaal door hem via de mail de teksten te sturen die bij de feiten 5 en 6 worden vermeld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2020, met bijlagen, opgenomen op pagina 46 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021065989 d.d. 16 maart 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik ben bij de gemeente Hoogeveen werkzaam als medewerker schuldhulpverlening.
In die functie ben ik de contactpersoon van dhr. [verdachte] uit Pesse.
Ik ben door deze man telefonisch zwaar beledigd.
Op 29 oktober 2020, om omstreeks 13.30 uur belt meneer naar mijn zakelijke mobiele nummer. Voordat ik de verbinding verbreek, hoor ik dat hij mij uitscheld voor "hoer''. Ik hoor dat hij dit met luide stem schreeuwt.
Vervolgens zie ik dat ik om 13.53 uur weer word gebeld door hetzelfde nummer. Wederom krijg ik een voicemail. Ik luister hem af. Ditmaal hoor ik goed wat er gezegd wordt. Ik hoorde aan de stem dat het [verdachte] was. Ik heb hem heel vaak gesproken en herken zijn stem heel goed. Ik hoor dat hij het gesprek begint met: zo vuile nazi-hoer.
Ik hoor dat hij het gesprek besluit met: steek dit maar in je hoere kut ! Hij schreeuwt het hierbij uit.
Ik voel mij door hetgeen hij naar mij roept ernstig in mijn goede naam en eer aangetast en wil dat dit stopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 25 februari 2021, opgenomen op pagina 60 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] , namens GGD Drenthe:
Op 17 februari 2021 was ik aan het werk bij de GGD-test straat gevestigd aan de
Parmentierstraat 2 te Hoogeveen. Omstreeks 14.20 uur deze dag zag ik dat er een man
met een opvallend gele jas bij de uitgang van de teststraat stond. Ik zag dat de man
naar binnen stond te kijken.
Ik heb gevraagd of ik de man kon helpen en of hij misschien getest wilde worden. Ik hoorde
dat de man tegen mij zei:" Nooit van mijn leven."
Ik hoorde dat de man vervolgens zei: "Vanavond om 21.00 uur komen er 100 man hier de
boel verbouwen". Ik vond het vreemd, ik kreeg direct een vreemd gevoel bij de man. Ik
heb toen aan de man gevraagd wat hij bedoelde met verbouwen? Ik hoorde dat de man
zei: Dat weet je zelf wel. Ik heb vervolgens gevraagd wie er dan zouden komen. Ik hoorde dat de man zei: Dat zie je vanavond wel.
Ik zag dat de man vervolgens op zijn fiets stapte en wegfietste.
Gezien de incidenten bij de coronatest straten elders in het land nam ik deze uitspraken zeer serieus.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2021, opgenomen op pagina 69 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik kreeg kennis van het bestaan van camerabeelden van degene die bedreigingen zou hebben geuit aan het adres van de GGD testlocatie aan de Parmentierstraat te Hoogeveen. Ik heb de beelden bekeken. Ik zie een man op een fiets. Ik zie dat hij een gele jas draagt. Ik ben wijkagent van Pesse en ben bekend met de extreme denkbeelden van [verdachte] , wonende te Pesse.
Ik ben een paar maand geleden, in verband met de nasleep van de bedreigingen gedaan
door [verdachte] aan het adres van Mark Rutte, bij [verdachte] thuis geweest. Ik heb
hem daarbij ongeveer anderhalf uur gesproken.
Ik zag bij hem aan de kapstok een jas hangen die opviel. Veel geel.
Op een screenshot van de camerabeelden zie ik een man in een jas die daar heel veel
op lijkt. Ook zie ik dat de man op de fiets heel veel lijkt op de mij bekende [verdachte]
. Ik zie dat het postuur, vorm van het gelaat, haargrens en bril veel
overeenkomsten vertonen met [verdachte] .
Ik kan niet met 100% zekerheid zeggen dat het hem is, maar de overeenkomsten zijn er
zeker en niet te ontkennen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 maart 2021, opgenomen op pagina 70 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Naar aanleiding van de bedreigingen die zijn geuit door een manspersoon, aan het adres
van de Corona teststraat, gevestigd aan de Parmentierstraat 2 te Hoogeveen, heb ik
beelden bekeken van een manspersoon, die de bedreigingen geuit zou hebben.
Op de beelden is een manspersoon zichtbaar die zich voortbeweegt op een herenfiets.
De man is gekleed in een spijkerbroek en een opvallend gele jas, met donkere
schouderstukken en draagt een bril. Tevens droeg de man een soort zwarte rugtas.
Deze man heeft veel gelijkenis met de mij bekende: [verdachte] .
Ik zag dat het postuur, de bril, het hoofd en het haar van de man overeenkomt met de
[verdachte] , hierboven genoemd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 10 maart 2021, opgenomen op pagina 110 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van ambtsdwang. Ik ben er toe gedwongen om handelingen vanuit mijn functie als ambtenaar van de Gemeente Hoogeveen te doen, door bedreiging met geweld. Ik werd er toe gedwongen om een bijstandsuitkering voor de heer [verdachte] te regelen, ik heb inderdaad invloed op de gang van zaken vanuit mijn functie.
Op zondag 28 februari 2021 ontving ik in de e-mail box een e-mail afkomstig van " [e-mailadres] " ondertekend door [verdachte] . [verdachte] trachtte opnieuw een bijstandsuitkering aan te vragen. De letterlijke tekst uit deze e-mail luidt: "Mocht deze aanvraag niet binnen een week in behandeling worden genomen zal ik de aanvraag opnieuw indienen, per brief. Deze zal dan vastgebonden aan een steen door de ruit van de Sociale Dienst worden gegooid."
De aanhef van de e-mail is: Mevrouw [slachtoffer 1] , dat ben ik.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van d.d. 12 maart 2021, opgenomen op pagina 128 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik ben raadslid van GroenLinks in Groningen. Op 8 maart 2021 om 12.45 uur ontving ik
via mail een bericht van ene [verdachte] , Revolutionair vrijheidsstrijder.
Op 8 maart 2021 om 22.35 uur ontving ik een mail van meneer [verdachte] waarin ik
las: [slachtoffer 5] , je bent een nazi. Kijk maar eens goed in de spiegel. Je ziet een nazi. Je
bent geen Groen Linkser, je bent een fascistische staatsagent. Ik reageerde met: Kijk
dagelijks in de spiegel. Weet ik eindelijk hoe een nazi eruit ziet. Ik probeerde
rustig te reageren op de inhoud, maar hij ging daarna los.
Ik zag dat meneer [verdachte] steeds meer begon te schelden in de daarop volgende mails en hij schreef op 11 maart 2021 om 13.21 uur: Als wij winnen schiet ik je persoonlijk een kogel door de kop, RAT!!!!
Daarop reageerde ik dat ik klaar was met de boude beweringen en beledigingen. En dat
dit genoeg was voor mij om een aangifte te doen. Ik las dat [verdachte] antwoordde met:
Ja daar zat je op te wachten toch? Dit heb je zelf uitgelokt, dat zal de politie ook wel zien. Doe ze de groeten van me. Maar intussen doe jij geen oog meer dicht 's nachts want we kunnen elk moment toeslaan!

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 5 en 6 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 oktober 2020 te Hoogeveen en/of Pesse, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , medewerker Schuldhulpverlening van de gemeente Hoogeveen, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, telefonisch en via de voicemail,
mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"hoer" en "vuile nazi hoer" en "stop maar in je hoere kut";
2.
hij op 17 februari 2021 te Hoogeveen de GGD Drenthe, locatie Parmentierstraat 2 te Hoogeveen, heeft bedreigd met:
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, en
- enig misdrijf waardoor gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond,
door de GGD Drenthe in de persoon van [slachtoffer 2] , medewerker testlocatie, dreigend de woorden toe te voegen: "vanavond om 21.00 uur komen er 100 man hier de boel verbouwen";
3.
hij op 28 februari 2021 te Hoogeveen en/of Pesse, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door bedreiging met geweld een ambtenaar, [slachtoffer 1] , medewerker Schuldhulpverlening van de gemeente Hoogeveen, te dwingen tot het volvoeren van een ambtsverrichting, te weten het regelen van een bijstandsuitkering voor hem, verdachte, door die [slachtoffer 1] schriftelijk per e-mail de volgende tekst te sturen: "Mocht deze aanvraag niet binnen een week in behandeling worden genomen zal ik de aanvraag opnieuw indienen, per brief. Deze zal dan vastgebonden aan een steen door de ruit van de Sociale Dienst worden gegooid",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij in de periode van 8 maart 2021 tot en met 11 maart 2021 te Groningen en/of Haren en/of Pesse, [slachtoffer 4] , schriftelijk per e-mail, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door het volgende via de e-mail te verzenden:
- "als wij winnen schiet ik je persoonlijk een kogel door de kop, rat!" en
- "maar intussen doe jij geen oog meer dicht 's nachts want we kunnen elk moment
toeslaan";
6.
hij op 8 maart 2021 te Groningen en/of Haren Gn en/of Pesse, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 4] , raadslid van de gemeente Groningen, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, schriftelijk per e-mail heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: " [slachtoffer 5] , je bent een nazi" en "Kijk maar eens goed in de spiegel. Je ziet een nazi" en "Je bent een fascistische staatsagent".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
2. Bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen en
bedreiging met enig misdrijf waardoor gemeen gevaar voor de verlening van
diensten ontstaat.
3. Poging tot door bedreiging met geweld een ambtenaar dwingen tot het volvoeren
van een ambtsverrichting.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
6. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1 tot en met 6 wordt veroordeeld tot 10 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, proeftijd 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor het opleggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Indien de rechtbank het wenselijk acht dat er bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd, dient te worden volstaan met een veel lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist nu de feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportages die over verdachte zijn uitgebracht, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte de GGD Drenthe (feit 2) en [slachtoffer 4] (feit 5) heeft bedreigd en dat hij twee ambtenaren ( [slachtoffer 1] , feit 1 en [slachtoffer 4] , feit 6) heeft beledigd. Ook heeft verdachte getracht een ambtenaar van de gemeente Hoogeveen (voormelde [slachtoffer 1] , feit 3) te dwingen te bewerkstelligen dat aan hem, verdachte, een bijstandsuitkering zou worden toegekend.
Ter voorkoming van mogelijk misverstand merkt de rechtbank hierbij nog op dat [slachtoffer 4] (feit 5) en [slachtoffer 5] (feit 6) één en dezelfde persoon zijn, te weten [slachtoffer 4] . De rechtbank heeft, in de bewezenverklaring, bij feit 6 de kennelijke verschrijving van de voorletter van [slachtoffer 4] in de tenlastelegging verbeterd.
Het betreffen zeer ergerlijke feiten die aan de mensen die het aangaat veel ellende bezorgen.
Zo heeft aangever [slachtoffer 4] op de terechtzitting, in zijn slachtofferverklaring, aangegeven dat de feiten grote impact op hem hebben gehad en ook nog steeds op hem hebben. Met name de bedreiging heeft hem ernstig aangetast in zijn gevoel van veiligheid en ook vrijheid.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met zijn uitlatingen duidelijk een grens overschreden en heeft hij zijn slachtoffers angst aangejaagd. De feiten, zeker de bedreigingen, acht de rechtbank dermate ernstig dat als bestraffing het opleggen van gevangenisstraf passend en geboden is.
Over de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de stukken is een rapport gevoegd van C.J.F. Kemperman, psychiater, van 13 oktober 2020. De psychiater heeft verdachte in een andere strafzaak - te weten de strafzaak onder parketnummer 18.141690-20 die heeft geleid tot een veroordeling door de politierechter op 24 december 2020 - onderzocht met betrekking tot bedreiging, opruiing tegen het openbaar gezag en ambtsdwang. De psychiater concludeert dat verdachte lijdende is aan een schizotypische persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De persoonlijkheidsstoornis is van duurzame aard. De psychiater komt tot de conclusie dat de onderzochte feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Mede gelet op voormeld rapport van de psychiater en het gegeven dat zowel de officier van justitie als de verdediging zich op het standpunt hebben gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is te achten voor de hem thans verweten feiten, zal ook de rechtbank ervan uitgaan dat de bewezen verklaarde feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De rechtbank komt tot een lagere straf omdat zij feit 4 (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) niet bewezen acht.
Daarnaast zal de rechtbank meer rekening houden met de mate van toerekenbaarheid dan de officier van justitie heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte 6 weken gevangenisstraf opleggen, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Ook heeft de rechtbank hierin meegewogen dat de in beslag genomen computer en telefoon van verdachte verbeurd zullen worden verklaard.
De rechtbank ziet af van het opleggen van bijzondere voorwaarden omdat verdachte stelt geen hulpvragen te hebben hetgeen een goede samenwerking met de reclassering in de weg kan staan.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 14 februari 2020 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 2 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 1 juni 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een computer en een telefoon vatbaar voor verbeurdverklaring nu de feiten 1, 3, 5 en 6 met behulp van deze goederen zijn begaan en toebehoren aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 57, 63, 179, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 2 weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen

  • Computer, G1367363, Zwart, merk: Acer
  • Telefoontoestel, G1367364, Grijs, merk: Apple.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18.095075-19:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 februari 2020, te weten: 2 weken gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. R. Depping en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juli 2021.
Mr. Van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.