ECLI:NL:RBNNE:2021:2898

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
179160
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 1 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie M. Alzheimer. Het verzoek was ingediend op 15 juni 2021 en de mondelinge behandeling vond plaats op 29 juni 2021, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een verpleegkundige en een mantelzorger aanwezig waren. Tijdens de behandeling werd het ernstig nadeel dat het CIZ aanvoerde, zoals maatschappelijke teloorgang en lichamelijk letsel, door de aanwezigen ontkend of niet onderschreven. De advocaat stelde dat de cliënt in staat was om voor zichzelf te zorgen met de huidige ondersteuning, wat door de verpleegkundige en de mantelzorger werd bevestigd. De rechtbank overwoog dat de opname in een accommodatie te ingrijpend zou zijn, gezien de wensen van de cliënt om thuis te blijven wonen en de huidige zorg die als toereikend werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het verzochte middel niet in proportie stond tot het ernstig nadeel dat men beoogde weg te nemen en dat er alternatieven waren om het nadeel te voorkomen. Daarom werd het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/179160 / BZ RK 21-478
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf
Beschikking van 1 juli 2021 naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[naam]
geboren op [datum],
wonende te [adres],
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. A.A. Scholtmeijer, kantoorhoudende te Heerenveen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen bij de griffie op 15 juni 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • het indicatiebesluit d.d. 19 mei 2020;
  • de aanvraag d.d. 28 mei 2021;
  • de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door J. van der Griend, specialist ouderengeneeskunde, d.d. 25 mei 2021;
  • het zorgplan, geldend vanaf 28 mei 2021.
1.2.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het machtigingsformulier aanvraag voor een rechterlijke machtiging d.d. 27 mei 2021;
  • het levenstestament d.d. 15 mei 2018;
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft telefonisch plaatsgevonden op
29 juni 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer;
  • [naam], verpleegkundige;
  • [naam], broer en mantelzorger van cliënt;
  • [naam], neef van cliënt.
1.4.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 29 juni 2021 betrokkenen gelijktijdig telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die om uitzonderlijke maatregelen vragen.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 van de Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar oordeel van de rechter het gedrag van cliënt(e) als gevolg van zijn of haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de opname en het verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
De rechtbank overweegt het volgende.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, namelijk dementie M. Alzheimer. Deze diagnose is in 2018 gesteld door een neuroloog. Cliënt heeft ook diabetes mellitus.
2.3.
In de overgelegde stukken wordt beschreven dat deze psychogeriatrische aandoening zou leiden tot ernstig nadeel, te weten maatschappelijke teloorgang, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing en ernstige psychische schade van een ander. Dit ernstig nadeel wordt in de stukken ook onderbouwd met voorbeelden. Echter, tijdens de mondelinge behandeling werden de in de stukken genoemde ernstige nadelen door de aanwezigen ontkend, dan wel niet onderschreven. Zo stelt de advocaat dat cliënt via "tafeltje dekje" maaltijden ontvangt en het cliënt zelf prima lukt een glas water bij de kraan te vullen. Dit is vervolgens door de verpleegkundige en de mantelzorger bevestigd. Ook heeft de mantelzorger (broer van cliënt desgevraagd ter zitting verklaard dat hij de zorg voor cliënt goed kan dragen en dat hij niet overbelast is. Dit is niet weersproken door zijn zoon, de neef van cliënt. Bovendien is uit hetgeen ter mondelinge behandeling naar voren is gebracht niet gebleken dat cliënt ondervoed raakt, de medicatie of zorg weigert en dat zijn toiletgang in toenemende mate onhygiënisch zou verlopen. Wel is duidelijk dat er maatschappelijke teloorgang is in de vorm van onbegrip, ontreddering en angst. Cliënt kan daardoor boos worden of gaan vloeken. Dit wordt herkend en bevestigd door zowel de verpleegkundige, als door de broer van cliënt.
2.4.
In de stukken wordt aangegeven dat opname en verblijf noodzakelijk zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en/of af te wenden. Ter mondelinge behandeling wordt toegelicht dat er in een accommodatie steeds verpleging in de buurt is en cliënt dan 24 uur per dag de bevestiging kan vragen die hij zo nodig heeft.
De rechtbank is echter van oordeel dat in de situatie van cliënt het middel te zwaar is om het aanwezige ernstig nadeel weg te nemen. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat ontreddering weliswaar schadelijk kan zijn voor cliënt zelf, maar dat uit de stukken en hetgeen is besproken ter zitting niet, althans onvoldoende, is gebleken dat cliënt daadwerkelijk schade ondervindt. Cliënt heeft bovendien de uitdrukkelijke wens thuis te blijven wonen. Verder heeft de verpleegkundige ter zitting gesteld dat cliënt geen bemoeienis van onbekenden wil en dat veel verschillende hulpverleners zorgen voor onrust bij cliënt. De rechtbank overweegt dat een accommodatie een voor cliënt onbekende en ongewenste omgeving zou zijn, waar over het algemeen veel verschillende zorgverleners zijn en dat het voorstelbaar is dat bij een opname en verblijf de angst, onrust en ontreddering bij cliënt meer zullen toenemen. Daarbij is het - gezien de door cliënt uitdrukkelijk uitgesproken wensen - onzeker of cliënt gebruik zal maken van de mogelijkheid dat hij 24 uur per dag bij zorgverleners terecht kan. Aldus overwegende komt de rechtbank op grond van voorgaande tot het oordeel dat het verzochte middel niet in proportie staat tot het ernstig nadeel dat men beoogd weg te nemen. Bovendien is het beslist niet zeker dat de opname en verblijf het gewenste effect zullen opleveren.
2.5.
Verder, zo overweegt de rechtbank, is er een alternatief om het in de stukken beschreven ernstig nadeel - voor zover aanwezig - af te wenden, te weten de huidige zorg thuis. Deze zorg lijkt momenteel toereikend te zijn. Anders gezegd is uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, niet gebleken dat dit niet het geval is. Dat cliënt zorg zou weren, zoals is vermeld in de stukken, blijkt slechts beperkt. Hij aanvaardt immers drie keer per week huishoudelijke hulp en de verpleegkundige komt driemaal per dag voor de medicatie en het behandelen van de psoriasis. Bovendien komt zijn broer tweemaal daags en die zorgt er onder meer voor dat cliënt regelmatig wordt gedoucht. Er is niet gebleken dat cliënt deze zorg weigert, dan wel dat deze zorg ontoereikend zou zijn.
2.6.
Het uitgangspunt van de Wzd is dat het verlenen van gedwongen zorg een
ultimum remediumis. Nu de rechtbank van oordeel is dat het verzochte middel niet in proportie staat tot het door de psychogeriatrische aandoening veroorzaakte ernstig nadeel dat men beoogd weg te nemen en er is gebleken dat er een alternatief is om het in de stukken beschreven ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden, is het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd niet gerechtvaardigd.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf afwijzen, nu er niet voldaan is aan de wettelijke criteria.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven op 1 juli 2021 door mr. J.M. Coleo-Oude Lohuis, rechter, bijgestaan door de griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2021.
..
fn. 753/kgw
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.