ECLI:NL:RBNNE:2021:2897

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
179081
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, dat op 10 juni 2021 bij de griffie is ingekomen. Dit verzoek was gericht op het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een psychische stoornis, met als doel ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren.

Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en haar advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en dat haar gedrag leidt tot ernstig nadeel, waaronder psychische schade en gevaar voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft overwogen dat er op dat moment geen mogelijkheden voor zorg op vrijwillige basis waren en dat de betrokkene zich zonder zorgmachtiging te snel aan de behandeling zou kunnen onttrekken.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de zorgmachtiging voor de duur van drie maanden te verlenen, in plaats van de door de officier van justitie gevraagde twaalf maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de eerdere zorgmachtiging en de inzet van de betrokkene voor hulpverlening. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M. van der Hoeven en is op 29 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Leeuwarden
Zaak-/rekestnr.: C/17/179081 / BZ RK 21-463
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van
22 juni 2021naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[naam] ,
geboren op [datum] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.A. Scholtmeijer, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 10 juni 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring d.d. 28 mei 2021;
  • de zorgkaart met bijlagen d.d. 31 maart 2021;
  • het zorgplan met bijlagen d.d. 31 maart 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur als bedoeld in artikel 5:15 Wvggz en het door de geneesheer-directeur opgestelde voorstel voor een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 5:17 lid 4 Wvggz d.d 7 juni 2021;
  • gegevens over een eerder afgegeven crisismaatregel, machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel of zorgmachtiging;
  • strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
  • een verklaring van de griffie dat het curatele- en bewindregister ten aanzien van betrokkene geen gegevens bevat.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft door middel van beeldbellen plaatsgevonden op 22 juni 2021. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer;
  • mevr. [naam] , verpleegkundig specialist.
  • mevr. [naam] , GGZ-spg'er in opleiding.
De officier van justitie is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.
1.3.
De rechtbank heeft, in aanwezigheid van de griffier, op 22 juni 2021 betrokkenen gelijktijdig door middel van beeldbellen gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk is. De rechtbank wil hiermee voorkomen dat het coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in persoon, op de locatie waar betrokkene verblijft, laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de gezondheid van alle betrokken personen in het bijzonder prevaleren.

2.De beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging verlenen ten aanzien van de betrokkene wanneer wordt voldaan aan de criteria en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:3 en 3:4 Wvggz. Verplichte zorg is zorg die ondanks verzet kan worden verleend.
Wanneer het gedrag van de betrokkene als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel, kan als uiterste middel verplichte zorg worden verleend, mits er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn, er geen minder bezwarende alternatieven zijn, het verlenen van verplichte zorg evenredig is en redelijkerwijs te verwachten is dat het verlenen van verplichte zorg effectief is.
Verplichte zorg kan worden verleend om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door een psychische stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, middelgerelateerde- en verslavingsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn.
2.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • ernstige psychische schade;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene is sinds eind april 2021 met ontslag gegaan vanuit de High Intensive Care van het Jelgerhuis, na aldaar middels een crisismaatregel te zijn opgenomen in verband met een manische psychose (geluxeerd door doorslaapproblematiek) en problematisch middelengebruik (amfetamine, cannabis en alcohol). Sindsdien ontvangt betrokkene ambulante hulpverlening van het FACT. Indien betrokkene psychotisch decompenseert bestaat het risico op overprikkeling. Betrokkene kan vanuit haar psychose erg achterdochtig, angstig en gedesoriënteerd zijn. Betrokkene is dan voortdurend in de weer met doelloze acties en komt haar afspraken met haar familie en de GGZ op dat moment niet na, wat kan leiden tot medicatieontrouw. Daarnaast is betrokkene in het verleden onder invloed van benzodiazepines achter het stuur gestapt, hetgeen gevaarlijke verkeerssituaties kan opleveren. Zonder zorgmachtiging bestaat het risico dat betrokkene de noodzakelijke behandeling en medicatie zal weigeren, waardoor de reeds bereikte stabiliteit verloren gaat. Om het ernstig nadeel (blijvend) af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene (blijvend) te stabiliseren, de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene langer zorg nodig.
2.4.
Door en namens betrokkene is ter zitting gepleit tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene staat open voor hulpverlening en is bereid de benodigde zorg in het vrijwillig kader te blijven ontvangen. Betrokkene ziet zichzelf als iemand die graag weer op haar eigen benen wil staan en de dingen dan ook het liefst in eigen hand wil hebben. Nu betrokkene bereid is de noodzakelijke hulpverlening vrijwillig voort te zetten, ontbreekt volgens de advocaat van betrokkene het nut en de noodzaak van de verzochte zorgmachtiging.
2.5.
Door de verpleegkundig specialist is aangevoerd dat het gedwongen kader op dit moment nog noodzakelijk wordt geacht. Hoewel in het verzoek van de officier van justitie een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden wordt verzocht, acht de verpleegkundig specialist een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden voldoende. Betrokkene heeft tegenover de verpleegkundig specialist uitgesproken dat zij veel vervelende bijwerkingen ervaart van de depotmedicatie. Hoewel de verpleegkundig specialist begrijpt dat betrokkene daarom het depot wil verlagen, ligt volgens de verpleegkundig specialist het risico op de loer dat bij een verlaging van het depot een nieuwe psychose zal ontstaan, hetgeen ertoe kan leiden dat betrokkene zorgmijdend wordt. Er zal daarom zorgvuldig onderzocht moeten worden in hoeverre de depotmedicatie verlaagd kan worden. Daarnaast heeft betrokkene een ambivalente houding ten aanzien van de zorgmachtiging, waardoor de verpleegkundig specialist verplichte zorg op dit moment nog noodzakelijk acht.
2.6.
De rechtbank is van oordeel dat er op dit moment nog geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Hoewel betrokkene aangeeft dat zij instemt met de behandeling en de samenwerking zal blijven opzoeken, overweegt de rechtbank dat onvoldoende is gebleken dat de zorg op vrijwillige basis nu al bestendig zal zijn. De rechtbank heeft begrip voor de wens van betrokkene om weer op eigen benen te staan, maar tegelijkertijd is het risico aanzienlijk dat betrokkene zichzelf hierin overschat, omdat zij de neiging heeft zichzelf en haar eigen belang te vergeten in haar wil om haar eigen boontjes te doppen en geen hulp te vragen. Het risico op een terugval is op dit moment daarom nog te groot. Betrokkene zal naar het oordeel van de rechtbank zich zonder een zorgmachtiging nog te snel aan de behandeling kunnen onttrekken of de nodige zorg mijden dan wel niet tijdig aan de bel trekken. En dan zal opnieuw ernstig nadeel voor haar kunnen ontstaan. Om de zorg te kunnen waarborgen en waar nodig tijdig in te kunnen grijpen is daarom langer verplichte zorg nodig.
2.7.
Ondanks het feit dat betrokkene ambivalent is in haar houding ten aanzien van de zorgmachtiging, is de rechtbank van oordeel dat betrokkene een kans verdient om te laten zien dat zij de reeds ontstane samenwerking zal voortzetten en bestendigen. Dit maakt dat de rechtbank, anders dan is verzocht en door de verpleegkundig specialist is aangevoerd, de zorgmachtiging zal verlenen voor de duur van drie maanden en het verzoek voor het overige zal afwijzen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de voorgaande zorgmachtiging ook slechts voor de duur van drie maanden is verleend, teneinde de relatie tussen betrokkene en de hulpverleners van het FACT te bestendigen. Die termijn van drie maanden is nog niet voorbij en betrokkene heeft laten zien dat zij zich inzet voor het accepteren van hulp en het verbeteren van de samenwerking. Een nieuwe zorgmachtiging voor de duur van zes maanden is dan niet een logisch vervolg.
2.8.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
2.9.
Uitgangspunt is dat de behandeling van betrokkene ambulant wordt voortgezet met de inzet van de begeleiding door het FACT en het gebruik van de medicatie. Dit maakt dat de rechtbank de verplichte zorg in de vorm van 'het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening' en 'aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen' passend acht om de benodigde behandeling van betrokkene vorm te kunnen geven. Met deze vormen van zorg kan er toezicht gehouden worden op de inname van de medicatie en kunnen er medische controles en handelingen plaatsvinden om de mate van medicatie inname te kunnen onderzoeken. Bovendien kan met deze vormen van zorg de ambulante behandeling door het FACT worden gewaarborgd en kan betrokkene verplicht worden om contactmomenten met het FACT toe te staan en zich begeleid baar op te stellen zodat het FACT het toestandsbeeld van betrokkene kan monitoren.
In geval betrokkene de noodzakelijke medicatie weigert dan wel in een situatie waarin de medicatie onvoldoende werking zal hebben moet in geval van ambulante hulpverlening tijdig kunnen worden ingegrepen door middel van een opname. Dit om te voorkomen dat de situatie en het psychiatrisch toestandsbeeld van betrokkene in de toekomst opnieuw ernstig verslechtert. Dat betekent dan ook dat de rechtbank 'opname in een accommodatie' als verplichte vorm van zorg zal toewijzen, waarbij het uitgangspunt is dat deze vorm van verplichte zorg niet langer zal worden toegepast dan strikt noodzakelijk en in geval zorg in een ambulant kader niet langer volstaat. Hetzelfde geldt voor het 'beperken van de bewegingsvrijheid', indien dat in geval van opname in een accommodatie noodzakelijk is.
In het verzoekschrift wordt de vorm van zorg 'controleren op de aanwezigheid van gedragbeïnvloedende middelen' niet verzocht, terwijl uit de bevindingen van de geneesheer-directeur blijkt dat die deze vorm van zorg wel noodzakelijk achtte. Wellicht ten overvloede overweegt de rechtbank dat deze vorm van zorg niet wordt opgenomen in de zorgmachtiging. Uit hetgeen ter zitting is verklaard door de verpleegkundig specialist blijkt dat het in de afgelopen periode niet nodig is geweest dat deze vorm van zorg werd toegepast. De rechtbank acht het daarom niet voorzienbaar dat deze vorm van zorg de komende periode toegepast moet worden.
2.10.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal - met inachtneming van het onder rechtsoverweging 2.7. overwogene - worden verleend voor de duur van drie maanden.
2.12.
Na de mondelinge behandeling is een kennisgeving mondelinge uitspraak verplichte zorg Wvggz aan de GGZ Friesland, zorgaanbieder, en de advocaat van betrokkene uitgereikt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[naam] ,
geboren op [datum] , inhoudende dat gedurende de geldigheid van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • opnemen in een accommodatie.
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 22 september 2021;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 22 juni 2021 mondeling gegeven door mr. M. van der Hoeven, rechter, in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.J. Boon als griffier en op 29 juni 2021 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
fn. 872
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.