Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Motivering
3.Beoordeling
4.Beslissing
4 oktober 2021.
woensdag 2 juni 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Arnhem-Leeuwarden.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft verzoekster de rechtbank verzocht om gegrondverklaring van het verzoek tot ontkenning van het vaderschap van [X]. De verzoekster, geboren op [geboortedag] 1969, is het kind van [Y] en [X], die in 1973 zijn gescheiden. In 1980 is [Y] hertrouwd met [Z], en de geslachtsnaam van verzoekster is later gewijzigd. Tijdens de zitting op 9 april 2021 was [X] niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft kennisgenomen van een e-mail van [X] aan verzoekster, waarin hij zijn medewerking aan de ontkenning van het vaderschap aanbiedt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat volgens artikel 1:200 lid 6 BW het verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning door het kind binnen drie jaren na bekendheid met het feit dat de man vermoedelijk niet de biologische vader is, moet worden ingediend. De rechtbank oordeelt dat verzoekster ten tijde van haar verzoek hoogstens vier maanden op de hoogte was van het feit dat [X] niet haar biologische vader is, en acht haar ontvankelijk in het verzoek.
De rechtbank benadrukt dat de ontkenning van het vaderschap een rechtsgevolg is dat niet ter vrije beschikking van partijen staat. De rechtbank heeft behoefte aan bewijs, aangezien het enkele feit dat [X] en [Y] aangeven dat [X] niet de verwekker is, onvoldoende is. Verzoekster wordt in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, bijvoorbeeld door middel van een rechtsgeldige verwantschapstest. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan voor de duur van vier maanden, in afwachting van de resultaten van de bewijsopdracht.