ECLI:NL:RBNNE:2021:2889

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
177702
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en kinderalimentatie in co-ouderschap tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft de man verzocht om wijziging van de zorgregeling voor zijn minderjarige dochter, geboren in 2017, en heeft hij een voorwaardelijk verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ingediend. De vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift en een zelfstandig verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. Tijdens de zitting op 10 juni 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man wil de zorg- en opvoedingstaken 50/50 verdelen, terwijl de vrouw twijfels heeft over de beschikbaarheid van de man en een andere zorgregeling voorstelt. De rechtbank constateert dat de huidige zorgregeling goed functioneert en dat er een redelijke verstandhouding tussen partijen is. De rechtbank wijst het verzoek van de man af, omdat de vrouw zich niet kan vinden in de voorgestelde co-ouderschapsregeling en er risico's zijn op conflicten. De rechtbank adviseert partijen om samen te overleggen over een mogelijke uitbreiding van de zorgregeling.

Daarnaast heeft de vrouw verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, wat de man ter zitting heeft geaccepteerd. De rechtbank wijzigt de overeenkomst van 2 mei 2019 en bepaalt dat de man vanaf 1 mei 2019 € 188,- per maand moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/177702 / FA RK 21-286
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 7 juli 2021
inzake
[de man] [achternaam],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. J. Deenen, kantoorhoudende te Heerenveen,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A. van der Pol, kantoorhoudende te Leeuwarden.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift heeft de man de rechtbank verzocht om - verkort weergegeven - de zorgregeling tussen hem en de minderjarige [minderjarige] [achternaam] , geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats 1] , te wijzigen. Voorts heeft de man een voorwaardelijk verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ingediend.
1.2.
De vrouw heeft een verweerschrift, tevens inhoudende een zelfstandig verzoek, ingediend. De vrouw heeft - verkort weergegeven - verzocht om de kinderalimentatie te wijzigen.
1.3.
Ter zitting van 10 juni 2021 is de zaak behandeld in aanwezigheid van partijen en hun advocaten.

2.Motivering

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad tot december 2018. Zij zijn de ouders van [minderjarige] [achternaam] , geboren op [geboortedag] 2017 te Leeuwarden. Partijen hebben gezamenlijk ouderlijk gezag.
2.2.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld met daarin onder meer afspraken over de zorgregeling en de kinderalimentatie.
2.3.
In onderling overleg hebben zij de afspraak uit het ouderschapsplan over de zorgregeling verschillende keren gewijzigd. Op dit moment verblijft [minderjarige] een weekend per veertien dagen van vrijdag 14.30 uur tot zondag 17.00 uur bij de man en van woensdag 14.30 uur tot donderdag 7.30 uur in de oneven weken.

3.Standpunten van partijen en beoordeling daarvan

Zorgregeling
3.1.
De man heeft gesteld dat hij niet enkel een 'weekendvader' wil zijn. Hij wil de zorg- en opvoedingstaken graag 50/50 verdelen. Hij meent dat ook [minderjarige] gebaat is bij zo'n regeling, omdat er minder wisselmomenten zullen zijn. Hij acht het moment dat [minderjarige] naar school gaat een goed moment om de zorg 50/50 te verdelen en wil vooruitlopend op die situatie alvast een zorgregeling waarin [minderjarige] meer bij hem is, zodat de wijziging geleidelijk wordt doorgevoerd. De man heeft gesteld dat hij voldoende beschikbaar kan zijn in de week dat [minderjarige] bij hem is. Hij werkt fulltime, maar is flexibel. Hij heeft een bedrijf met zijn broer. Hij hoeft niet naar [buitenland] als [minderjarige] bij hem is; dat kan zijn broer doen. Hij heeft ook nog een ander bedrijf in de bouw, samen met vrienden. Hij kan in de week dat [minderjarige] niet bij hem is meer werken en in de andere week minder. [minderjarige] staat op nummer één bij hem.
3.2.
De vrouw heeft gesteld dat de zorgregeling al twee keer is gewijzigd. Nu wil de man een wijziging tot de vierde verjaardag van [minderjarige] en vanaf haar vierde nog een wijziging. Dat vindt de vrouw te veel. De vrouw kan begrijpen dat de man niet enkel een 'weekendvader' wil zijn en begrijpt ook dat [minderjarige] niet te veel moet wisselen tussen haar ouders. Zij heeft echter twijfels over de beschikbaarheid van de man voor [minderjarige] . Hij is ondernemer. Op papier is hij flexibel, maar in de praktijk is dat toch vaak anders en dan moet de vriendin van de man of zijn moeder [minderjarige] opvangen na school, terwijl zij er altijd kan zijn voor [minderjarige] , ook als zij weer werk heeft. De vrouw staat dus niet achter een 50/50 verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Zij heeft ter zitting een ander voorstel gedaan, te weten dat [minderjarige] in de even weken van donderdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft. De man kan dan ook betrokken zijn bij school. In de oneven weken valt het contact dan weliswaar weg, maar dat is wel veel rustiger voor [minderjarige] . De vrouw stelt voor dat [minderjarige] en de man in die week op woensdag om bijvoorbeeld 16.00 uur even FaceTimen. [minderjarige] krijgt al met veel veranderingen te maken vanaf haar vierde, zoals school, vriendjes en vriendinnetjes en zwemlessen.
3.3.
De rechtbank constateert ter zitting dat hoewel partijen zich niet kunnen vinden in elkaars voorstellen ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zij een redelijke onderlinge verstandhouding hebben. Ook de zorgregeling loopt op zichzelf goed. Dit blijkt uit wat partijen daarover hebben verklaard en hoe zij ervaren dat [minderjarige] hiermee omgaat. [minderjarige] heeft dus een fijn contact met haar beide ouders en dat is in haar belang.
3.4.
Nu heeft de man een wijziging van de zorgregeling verzocht en de vrouw heeft een tegenvoorstel gedaan. De rechtbank overweegt dat de vrouw zich niet zal kunnen vinden in een toewijzing van het verzoek van de man, terwijl de man zich niet zal kunnen vinden in een toewijzing van het mindere van zijn verzoek. De rechtbank meent dat toewijzing van het ene of het andere zal kunnen leiden tot fricties tussen partijen en dat is niet in het belang van [minderjarige] .
3.5.
Ten aanzien van de beschikbaarheid van de man voor [minderjarige] in een co-ouderschapsregeling overweegt de rechtbank dat zij het een optimistische inschatting van de man vindt dat hij zijn fulltime werkzaamheden structureel zo kan indelen dat hij in de ene week dusdanig veel meer werkt dat hij in de andere week voldoende beschikbaar kan zijn voor [minderjarige] . De rechtbank acht de kans groot dat de praktijk weerbarstiger zal blijken te zijn, nu het aantal uren dat de man werkt niet verminderd. De rechtbank ziet daarom in deze constructie een bron van conflicten tussen partijen en dat is niet in het belang van [minderjarige] . Daarnaast overweegt de rechtbank dat zij het voor het uitvoeren van een co-ouderschapsregeling, dat veel onderlinge afstemming vraagt, van belang acht dat beide ouders hier achter kunnen staan en dat is dus niet het geval.
3.6.
Ten aanzien van het voorstel van de vrouw overweegt de rechtbank dat de man hier niet achter staat en voorts dat de vrouw geen verzoek tot wijziging van de zorgregeling heeft gedaan. Nu de man ter zitting niet openstond voor een andere zorgregeling dan de door hem verzochte co-ouderschapsregeling heeft de rechtbank geen mogelijkheid gezien om andere opties, zoals het voorstel van de vrouw met een eventuele uitbreiding daarvan in de oneven week, te bespreken. Gelet op al het voorstaande zal de rechtbank het verzoek van de man om de zorgregeling te wijzigen in een co-ouderschapsregeling afwijzen (verzoek II.) en ook het verzoek voor de periode voorafgaand aan de vierde verjaardag van [minderjarige] (verzoek I.). Dit betekent dat de huidige zorgregeling ongewijzigd blijft. De rechtbank geeft partijen echter in overweging om samen - eventueel met een neutrale derde of in een viergesprek - om tafel te gaan en te bespreken op welke wijze de man toch een grotere rol in het leven van [minderjarige] kan hebben, bijvoorbeeld – uitgaande van het voorstel van de vrouw in de even weken - in de oneven week een dag na school tot de volgende dag naar school. Voorop moet staan dat [minderjarige] met beide ouders een goed en onbelast contact heeft en houdt, zoals dat nu het geval lijkt te zijn.
Kinderalimentatie
3.7.
De rechtbank komt aan de beoordeling van het voorwaardelijke verzoek van de man niet toe, nu verzoek II. zal worden afgewezen.
3.8.
De vrouw heeft verzocht het ouderschapsplan, door partijen getekend op 2 mei 2019, te wijzigen ten aanzien van de kinderalimentatie, in die zin dat wordt bepaald dat de man met ingang van 1 mei 2019 € 188,- per maand dient te betalen.
3.9.
De man heeft ter zitting aangegeven dat hij hiermee akkoord gaat.
3.10.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen op de wijze als hieronder is weergegeven, nu haar dit niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de tussen partijen op 2 mei 2019 gesloten overeenkomst ten aanzien van de kinderalimentatie in die zin dat zij bepaalt dat de man met ingang van 1 mei 2019 € 188,- per maand moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige] [achternaam] , geboren op [geboortedag] 2017 in de gemeente [geboorteplaats 1] telkens bij vooruitbetaling - voor zover de termijnen nog niet zijn verstreken - te voldoen aan de vrouw;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. C.W. Couperus-van Kooten, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op
woensdag 7 juli 2021in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
fn: 679