Omschrijving wegsituatie
De ongevalslocatie bevond zich op een recht of nagenoeg recht weggedeelte van de Eesterweg. De weg bestond ter plaatse uit één rijbaan met een breedte van ongeveer 3,8 meter. De rijbaan was niet voorzien van wegbelijning en was bestemd voor verkeer in beide richtingen. Zowel links- als rechts van die rijbaan lag een berm waarin bomen stonden. Naast beide bermen was een smalle sloot gelegen. Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximumsnelheid 60 km/h.
Voertuig 1
Merk: Mercedes-Benz
Wij, verbalisanten, zagen op/aan het voertuig recente schade. Deze schade bestond uit;
- Diverse krassen en veegsporen op rechter helft voorbumper waarin rode lakafwrijving zichtbaar zijn,
- Beschadigde kentekenplaathouder aan voorzijde,
- Diverse krassen, veegsporen en deukjes in voorste kentekenplaat, tevens rode
lakafwrijving aanwezig,
Rode lakafwrijving op rand linker voorspatscherm ter hoogte van voorwiel,
Diverse kras- en veegsporen op sierdop van linker voorwiel waarin rode lakafwrijving
aanwezig zijn.
Voertuig 2
Merk: Volkswagen
Type: Golf
Kleur: rood
Als gevolg van de botsing met de lichtmast en de boom was het voertuig aan de voorzijde
fors beschadigd. Deze schade bestond onder meer uit;
- Gedeformeerde en ontzette motorkap,
- Gedeformeerde voorspatschermen,
- Beschadigde voorbumper,
- Beide koplampunits beschadigd.
Op de achterzijde van het voertuig zagen wij, verbalisanten, de volgende recente schade,
- Gehele breedte achterbumper voorzien van recente kras/schuifschade en veegsporen.
- In de schade op de achterbumper zagen wij een ronde afdruk.
Gelet op de schade aan beide voertuigen bevonden de lengte-assen van de beide voertuigen zich op het moment van botsen in het verlengde van elkaar en is het onderling snelheidsverschil niet hoog geweest.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 maart 2021 met zijn auto tegen de auto van aangever [slachtoffer 1] is gereden doordat aangever [slachtoffer 1] meerdere malen heeft geremd. De rechtbank stelt vast dat de lezing van verdachte niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. Uit de aangifte van [slachtoffer 1] volgt dat hij voelde en zag dat verdachte 3 of 4 keer tegen de achterzijde van zijn auto reed. Aangeefster [slachtoffer 2] zat op het moment van de achtervolging en de aanrijding bij [slachtoffer 1] in de auto. Zij heeft verklaard dat het leek ‘alsof er gebeukt werd’. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden ondersteund door de uitgewerkte 112-melding en de getuigenverklaring van de vader van aangever [slachtoffer 1] . Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het onaannemelijk dat aangever [slachtoffer 1] om wat door reden dan ook op enig moment heeft geremd en dat de aanrijding daardoor is veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door meerdere malen tegen de auto van aangever [slachtoffer 1] te rijden zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij een dodelijk verkeersongeval zou veroorzaken.
Het ongeval heeft plaatsgevonden op de Eesterweg waar de toegestane maximum snelheid 60 kilometer per uur bedraagt. Het gaat om een zeer smalle weg met een sloot en bomen langs de zijkanten. Hoewel verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij 60 kilometer per uur heeft gereden, heeft hij ter zitting naar voren gebracht dat hij minder hard heeft gereden. De rechtbank volgt de lezing van verdachte niet nu aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op de Eesterweg ongeveer 70 kilometer per uur reed en aangeefster [slachtoffer 2] tegen haar moeder heeft verklaard dat het een wild ritje was en dat het hard ging. De rechtbank stelt vast dat verdachte vlak voor het ongeval ongeveer 70 kilometer per uur moet hebben gereden, ook omdat uit het proces-verbaal FO verkeer volgt dat het snelheidsverschil tussen de auto van verdachte en de auto van aangever [slachtoffer 1] niet groot is geweest. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de impact van de aanrijding groot is geweest: de auto van [slachtoffer 1] heeft blijkens de foto’s in het dossier door de botsing na de aanrijding aanzienlijke schade opgelopen.
Wanneer een automobilist op zo’n smalle weg met bomen met zodanig hoge snelheid van achteren wordt aangereden dat hij daardoor de macht over het stuur verliest, is naar het oordeel van de rechtbank de kans om tegen een boom te rijden met dodelijk letsel als gevolg aanmerkelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm dienen te worden aangemerkt als zijnde gericht op de dood van alle inzittenden van de auto van [slachtoffer 1] , en dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de kans daarop bewust heeft aanvaard. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van zowel [slachtoffer 1] als
[slachtoffer 2] . Of verdachte op het moment van de aanrijding wel of niet wist dat
[slachtoffer 2] bij [slachtoffer 1] in de auto zat, doet hier niet aan af. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2021, opgenomen op pagina 146 van vernoemd dossier, inhoudend als verklaring van
Ik was in de caravan bij het huis van de oma van [verdachte] in de [plaats 1] . (…) Ik was bang. Omdat je niet weet wat er is gebeurd, omdat ik een stukje van de film mis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 maart 2021, opgenomen op pagina 153 van vernoemd dossier, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] (V: verbalisant en A: [slachtoffer 2] ):
Ik weet wel dat ik op 26 maart 2021 bij [slachtoffer 1] zat en ineens bij [verdachte] was. Ik had geen spullen, geen telefoon bij mij. Ik kon geen mensen informeren.
Ik heb twee jaar een relatie met [verdachte] gehad. Zijn gedrag veranderde. Hij werd steeds bozer.
V: Je verklaarde eerder dat er wel eens geweld in de relatie voorkwam.
A: Dat is denk ik een half jaar geleden echt begonnen. Dat hij echt agressief werd. Het was meer omdat hij dominant is, hij is heel jaloers. Hij kan het niet hebben als ik met anderen weg ben, gewoon als vrienden. (…) Ondanks dat het uit was, wil hij toch controle hebben over mij. Als hij dat stukje kwijt raakt, raakt hij in paniek en wordt hij boos.
V: Wat deed hij fysiek bij jou?
A: Slaan. Overal wel eigenlijk, behalve mijn gezicht. Hij sloeg mij één keer in de maand.
V: Je verklaarde in februari was het wel uit, maar nog wel met elkaar omgingen.
A: In principe wilde ik hem wel weer terug. Hij bleef in hetzelfde patroon, toen heb ik definitief een punt achter gezet.
V: Ben je vrijwillig in de auto (de rechtbank begrijpt: de auto van verdachte) gestapt?
A: Dat lijkt me niet. Ik ben bang voor [verdachte] . (…) Ik was zo in de war.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 26 maart 2021, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
(…) [verdachte] trok [slachtoffer 2] vervolgens uit mijn auto vanaf de passagierszijde. Daarna is hij met haar weggereden in de richting van Gerkesklooster in zijn grijze Mercedes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 28 maart 2021, opgenomen op pagina 124 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
Ik ben een aantal keren aan de achterzijde van mijn auto door [verdachte] geramd. Daardoor raakte ik naast de weg en volgde de botsing. Ik zag dat [verdachte] naar mijn auto liep en het portier aan bestuurderszijde opende. Ik heb een driedeurs auto. Daarna zag ik dat [verdachte] [slachtoffer 2] bij haar arm of armen vasthield en naar zijn auto bracht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 april 2021, opgenomen op pagina 108 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 5 april 2021 beluisterde ik de door de meldkamer Noord-Nederland verstrekte audio-opname van het 112 gesprek met betrekking tot het geweldsincident in Doezum op vrijdag 26 maart 2021. Uit de afgelegde verklaringen blijkt dat de vrouw [slachtoffer 2] is. Zij heeft met haar mobiele telefoon contact met de meldkamer. De man die bij haar is, is [slachtoffer 1] . Daarnaast hoor ik de stem van de centralist van de meldkamer en een stem van een man, waarvan ik vermoed dat dit [verdachte] is. Het gesprek heb ik letterlijk uitgewerkt.
MK = Centralist Meldkamer Noord-Nederland.
R = [slachtoffer 2] .
W = [slachtoffer 1] .
N: Vermoedelijk [verdachte]
O = Opmerking verbalisant.
(...)
O: Ik hoor een mannenstem afkomstig van buiten de auto (opname minuut: 01.10).
N: Nu Meekomen. Meekomen [slachtoffer 2] . Nu meekomen ... auto ...
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat aangeefster [slachtoffer 2] niet tegen haar wil met hem is meegegaan in zijn auto. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 1] volgt dat verdachte direct na het door hem veroorzaakte ongeval aangeefster [slachtoffer 2] hardhandig uit de auto van [slachtoffer 1] heeft getrokken en haar aan haar arm heeft meegenomen naar zijn auto. Uit de ter terechtzitting afgespeelde en in het dossier uitgewerkte 112 melding leidt de rechtbank af dat verdachte vrijwel direct na de aanrijding naast de auto van aangever heeft gestaan en heeft geroepen: ‘Nu meekomen. Meekomen [slachtoffer 2] . Nu meekomen’. Aangeefster heeft verklaard dat ze na het ongeval erg in de war was en niet goed heeft meegekregen wat er gebeurde. Ook heeft ze verklaard dat ze tijdens haar relatie met verdachte meermalen door hem is geslagen en dat ze bang voor hem is. Zij is erg bang geweest tijdens de achtervolging en had tijdens de rit ineengedoken achterin gezeten om te voorkomen dat verdachte haar in de auto van aangever zou zien zitten. Ook heeft zij 112 gebeld. Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen en omstandigheden acht de rechtbank verdachtes lezing dat aangeefster vrijwillig met hem is meegegaan ongeloofwaardig en is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster opzettelijk wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd door haar hardhandig uit de auto van [slachtoffer 1] te trekken en bij hem in de auto te zetten. Voorts heeft verdachte aangeefster van haar vrijheid beroofd gehouden door met zijn auto naar een voor aangeefster onbekende bestemming te rijden, te weten de caravan van zijn oma. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat zij in die caravan weer bij haar positieven is gekomen. Niet gebleken is dat zij vanaf dat moment nog langer tegen haar wil door verdachte is vastgehouden. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het derde gedachtenstreepje naast de verklaring van aangeefster onvoldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is, zodat de rechtbank verdachte van dat deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 28 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op vrijdag 26 maart 2021 was ik heel boos en door emoties overmand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2021, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van
Op 26 maart 2021 sloeg [verdachte] mij met de ijzeren staaf op mijn achterhoofd. Daardoor heb ik nu een wond op mijn achterhoofd, deze wond bloedt en ik heb pijn aan mijn hoofd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 26 maart 2021, opgenomen op pagina 165 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 4]:
Ik zag een blonde jongen en [verdachte] die stonden op elkaar in te slaan. Ik zag ook een zwarte staaf. Ik zag dat [verdachte] de blonde jongen daarmee sloeg. [verdachte] had toen al bloed boven zijn rechter oog en de blonde jongen had een bloedende wond op zijn achterhoofd. (…) Ik zag [verdachte] alleen maar slaan, die was helemaal blind zeg maar.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 maart 2021, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant
Ik, verbalisant, heb het verhaal van de buurman, [getuige 5] , kort aangehoord. Hij vertelde dat er ruzie was geweest tussen een bestuurder van een rode Golf en een grijze Mercedes. Hierbij zou de bestuurder van de rode Golf zijn geslagen met een zwarte stok.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte aangever [slachtoffer 1] met een hard voorwerp op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de het slaan met een hard voorwerp tegen het hoofd, een vitaal onderdeel van het lichaam, terwijl verdachte op dat moment ontzettend kwaad was, de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Door op een dergelijke manier te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever [slachtoffer 1] als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 maart 2021, opgenomen op pagina 111 van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de vernieling van de achterruit van de auto van aangever [slachtoffer 1] .