ECLI:NL:RBNNE:2021:2885

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2021
Publicatiedatum
12 juli 2021
Zaaknummer
18/033888-19 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepteelt en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 2 juli 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het telen van 491 hennepplanten, diefstal van elektriciteit en het aanwezig hebben van 1,2 kilogram gedroogde henneptoppen. De hennepplanten werden aangetroffen in vrachtwagentrailers en aanhangwagens op het erf van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en eventuele financiële bewindvoering.

De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd tot betaling van een geldbedrag van € 46.777,66 aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld op basis van een rapport van 29 december 2018, waarin het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank dit bedrag zou vaststellen, en de verdediging heeft betoogd dat er geen eerdere oogst was en dat de kosten van de verdachte niet waren onderbouwd.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging verworpen en vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen waren voor het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de aangetroffen hennepkwekerijen en de opbrengsten daarvan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voordeel heeft genoten uit de opbrengsten van de hennepteelt en dat de draagkracht van de verdachte niet voldoende was om aan de betalingsverplichting te voldoen. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het bedrag van € 46.777,66 opgelegd aan de verdachte, met de mogelijkheid van gijzeling indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/033888-19
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 2 juli 2021 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 9 juli 2019 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e lid 5 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), wordt geschat, zal vaststellen op € 46.777,66 en dat aan veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van dat bedrag ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/033888-19 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 18 juni 2021. De veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Buitenhuis, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten uit het bewezen verklaarde tot een bedrag van € 46.777,66. De officier van justitie heeft dat bedrag gebaseerd op de inhoud van het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 december 2018, waarbij wordt uitgegaan van één eerdere oogst.

Standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, omdat verdachte geen eerdere oogst heeft gehad. Verdachte is op 6 oktober 2018 van start gegaan en er zijn 500 planten mislukt. De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat de in het dossier vermelde indicatoren niet aannemelijk zijn geworden, nu de veroordeelde de materialen tweedehands heeft gekocht. Subsidiair, mocht de rechtbank van oordeel zijn dat er toch sprake is van een eerdere oogst, vraagt de raadsvrouw rekening te houden met een kostenpost van in totaal € 5.000,00.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat veroordeelde geen draagkracht heeft, gelet op het overlegde overzicht van zijn inkomen en schulden. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank bij een eventueel op te leggen betalingsverplichting hiermee rekening te houden.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 2 juli 2021 in de zaak met bovengenoemd parketnummer veroordeeld onder andere ter zake van hennepteelt, gepleegd op 21 december 2018.
Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan aan een veroordeelde de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dat is verkregen uit andere strafbare feiten dan die waarvoor hij is veroordeeld, als voldoende aanwijzingen bestaan dat deze andere strafbare feiten door veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank is, gelet op de wettige bewijsmiddelen van oordeel dat veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
Bewijsmiddelen
De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 20 april 2019, opgenomen op pagina 23-28 van het dossier van Eenheid Noord-Nederland, basisteam Noordwest-Fryslân met nummer 2018333653, d.d. 24 april 2019, inhoudende een relaas van verbalisant [verbalisant 1], hoofdagent van politie:
Op 21 december 2018 werd op het adres [straatnaam] te [pleegplaats] in een vrachtauto en drie andere aanhangers/opleggers hennepkwekerijen aangetroffen, met in totaal 491 hennepplanten.
Ik trof omstandigheden aan die duiden op tenminste 1 eerdere opbrengst uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerijen (A/B/C/D).
2. de door verdachte op de terechtzitting van 18 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat op mijn terrein aan de [straatnaam] te [pleegplaats] in een vrachtauto en drie andere voertuigen in totaal 491 hennepplanten zijn aangetroffen. Ik ben daar verantwoordelijk voor.
3. een schriftelijk stuk, te weten het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr’ van 29 december 2018, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2], aspirant en hoofdagent van politie Eenheid Noord-Nederland en [verbalisant 1], voornoemd, waarna hierna in de berekening zal worden verwezen.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel van 29 december 2018 en gaat daarbij uit van één eerdere oogst in alle kweekruimten, gelet op de in dit rapport opgenomen indicatoren (p. 103), namelijk:
  • het filterdoek van alle aangetroffen koolstoffilters was vervuild, maar vertoonde op de plaats waar het ijzerdraad had gezeten waarmee de filters waren opgehangen een aanzienlijk lichtere kleur;
  • in alle kweekruimtes lag stof op de kappen van armaturen van de assimilatielampen;
  • er zijn drie droognetten aangetroffen met daarin hennepresten;
  • er zijn 18 vuilniszakken met gebruikte aarde en wortel/hennepresten aangetroffen.
De rechtbank gaat verder uit van de volgende inkomsten en kosten.
Inkomsten
Uit het rapport van 29 december 2018 blijkt de volgende bruto opbrengst per oogst
-
kweekruimte Ain totaal
€ 6.886,44
waarbij is uitgegaan van:
 60 aangetroffen hennepplanten op 4 m2,
 opbrengst aan hennep per plant is minimaal 28,2 gram
 totale bruto opbrengst hennep per oogst is 1.692 kilogram (60 planten x 28,2 gram)
 tegen verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram [1]
-
kweekruimte Bin totaal
€ 11.477,40
waarbij is uitgegaan van:
 100 aangetroffen hennepplanten op 7 m2,
 opbrengst aan hennep per plant is minimaal 28,2 gram
 totale bruto opbrengst hennep per oogst is 2820 kilogram (100 planten x 28,2 gram)
 tegen verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram [2]
-
kweekruimte Cin totaal
€ 6.796,90
waarbij is uitgegaan van:
 100 aangetroffen hennepplanten op 2,8 m2,
 opbrengst aan hennep per plant is minimaal 16,7 gram
 totale bruto opbrengst hennep per oogst is 1.670 kilogram (100 planten x 16,7 gram)
 tegen verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram [3]
-
kweekruimte Din totaal
€ 26.042,71
waarbij is uitgegaan van:
 231 aangetroffen hennepplanten op 15 m2,
 opbrengst aan hennep per plant is minimaal 27,7 gram
 totale bruto opbrengst hennep per oogst is 6.398,7 kilogram (231 planten x 27,7 gram)
 tegen verkoopprijs van minimaal € 4.070,00 per kilogram [4] .
Er zal derhalve van een totaalbedrag aan bruto inkomsten worden uitgegaan van
€ 51.203,45.
Kosten
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geen rekening gehouden met de door veroordeelde gestelde kosten van in totaal € 5.000,00 nu hij deze kosten niet met stukken of anderszins heeft onderbouwd. Gelet hierop zullen de opbrengsten worden verminderd met kosten zoals opgenomen in de het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel waarin als uitgangspunt zijn opgenomen de standaardkosten als opgenomen in het FPA-rapport, te weten de afschrijvingskosten, de kosten gemaakt voor de inkoop van de hennepstekken en de variabele kosten. Veroordeelde betrok de elektriciteit op illegale wijze en door Liander werd hiervan aangifte gedaan, zodat met deze kosten geen rekening zal worden gehouden. De in mindering te brengen kosten per oogst voor de in dit onderzoek betrokken hennepkwekerij komen daarmee op:
-
kweekruimte Ain totaal
€ 611,40
waarbij is uitgegaan van:
 afschrijvingskosten € 150,00
 inkoop hennepstekken € 228,60
 variabele kosten € 232,80
-
kweekruimte Bin totaal
€ 919,00
waarbij is uitgegaan van:
 afschrijvingskosten € 150,00
 inkoop hennepstekken € 381,00
 variabele kosten € 388,00
-
kweekruimte Cin totaal
€ 919,00
waarbij is uitgegaan van:
 afschrijvingskosten € 150,00
 inkoop hennepstekken € 381,00
 variabele kosten € 388,00
-
kweekruimte Din totaal
€ 1.976,39
waarbij is uitgegaan van:
 afschrijvingskosten € 200,00
 inkoop hennepstekken € 880,11
 variabele kosten € 896,28

Er zal dus van een totaalbedrag aan kosten worden uitgegaan van € 4.425,79.

De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat veroordeelde (€ 51.203,45 minus € 4.425,79 = ) € 46.777,66 wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
Draagkracht
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat veroordeelde geen draagkracht heeft om aan een betalingsverplichting te voldoen.
Op de voet van het bepaalde in artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering, komt de draagkracht in beginsel pas in de executiefase aan de orde. Uitsluitend in die gevallen waarin vooraf al vaststaat dat de huidige en de redelijkerwijs te verwachten toekomstige draagkracht van de veroordeelde niet toereikend zullen zijn om het te betalen bedrag te voldoen, kan de rechter gebruik maken van zijn matigingsbevoegdheid. Vooralsnog is niet aannemelijk geworden dat veroordeelde geen draagkracht heeft en naar redelijke verwachting ook in de toekomst niet zal hebben, mede gelet op het feit dat veroordeelde roerende en onroerende goederen heeft die ten gelde gemaakt kunnen worden. De rechtbank verwerpt dan ook het gevoerde draagkrachtverweer.
Vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 46.777,66.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 46.777,66.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 46.777,66 (zegge: zesenveertig duizend zevenhonderdzevenenzeventig euro en zesenzestig eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bepaalt de duur van de gijzeling met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering die ten hoogste kan worden gevorderd op 935 dagen.
Deze uitspraak is gegeven door mr. K.A. de Groot, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. S. van Gessel, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2021.

Voetnoten

1.Dit volgt uit het rapport van FPA, nu de daadwerkelijke verkoopprijs van de hennep niet kon worden vastgesteld.
2.Zie noot 1.
3.Zie noot 1.
4.Zie noot 1.