ECLI:NL:RBNNE:2021:286

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
18/170898-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na belaging

De meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 2 februari 2021 geoordeeld in de zaak tegen een man die zich schuldig had gemaakt aan belaging van een vrouw gedurende een periode van twee maanden. De verdachte had zich in de nachtelijke uren bij de woning van het slachtoffer opgehouden, met een zaklamp in de woning geschenen en had een sleutel van de voordeur weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, zoals vastgesteld door een psychiater. Deze conclusie leidde tot de beslissing om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen, ondanks het ontslag van rechtsvervolging, en heeft een zorgmachtiging verleend op basis van de Wet forensische zorg. De rechtbank heeft de benadeelde partij ontvankelijk verklaard in haar vordering en de schadevergoeding vastgesteld op € 2.640,17, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/170898-20
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te Joure,
thans gedetineerd te P.I. Haaglanden PPC, Pompstationweg 32 te Den Haag.
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. Portegies, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 1 juli 2020 te Joure, in elk geval in de gemeente De Fryske Marren, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en/of tijdstippen in voornoemde periode
- zich (in de nachtelijke uren) bij en/of rond de woning van die [slachtoffer] opgehouden en/of
- die [slachtoffer] in of bij haar woning geobserveerd en/of in de gaten gehouden en/of
- zich in de tuin van de woning van die [slachtoffer] en de aldaar aanwezige steeg bevonden
en/of
- zich de toegang tot de schuur van de woning van die [slachtoffer] verschaft en/of aldaar een
sleutelkastje geopend en/of een huissleutel weggenomen en/of
- zich de toegang tot de woning van die [slachtoffer] verschaft (door middel van een valse sleutel en/of een eerder door verdachte weggenomen sleutel van die woning) en/of
- een fietssleutel in het sleutelkastje in die schuur van die woning gelegd en/of
(op of omstreeks 9 juni 2020 en/of 10 juni 2020)
- de voordeur van de woning van die [slachtoffer] (met die valse of eerder weggenomen sleutel) geopend en zich vervolgens de toegang tot die woning verschaft en/of (nadat die [slachtoffer] of haar vriend de voordeur zogenoemd op de knip had gezet)
- zich (wederom) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer] opgehouden en daarbij
getracht die voordeur te openen en/of
- zich bij de auto welke bij de woning van die [slachtoffer] stond opgehouden en/of (nadat die [slachtoffer] en/of haar vriend verdachte had(den) geconfronteerd met zijn aanwezigheid aldaar)
- die [slachtoffer] toegeroepen dat hij altijd terug zou komen naar haar huis, althans woorden
van gelijke aard en/of strekking en/of
(op of omstreeks 17 juni 2020)
- bij het voorraam van de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen en/of
(op of omstreeks 18 juni 2020)
- in de achtertuin van de woning van die [slachtoffer] gestaan en/of rondgelopen en/of langs de gevel van die woning gelopen en/of in een aldaar aanwezige beveiligingscamera gekeken en/of bij de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen en/of
(op of omstreeks 19 juni 2020)
- zich in de steeg bij de woning van die [slachtoffer] bevonden en/of
(op of omstreeks 20 juni 2020)
bij de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen en/of
(op of omstreeks 25 juni 2020)
- in de voortuin van die woning van [slachtoffer] gelopen en/of bij de voordeur gestaan en/of
(op of omstreeks 1 juli 2020)
- in de voortuin van die woning van [slachtoffer] gelopen en/of bij de voordeur gestaan.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van de wettige bewijsmiddelen tevens de overtuiging bekomen dat verdachte zich aan het ten laste gelegde feit heeft schuldig gemaakt. De bewijsmiddelen zullen worden opgenomen in een eventueel nader op te maken aanvulling op dit vonnis.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 1 juli 2020 te Joure wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in voornoemde periode
- zich in de nachtelijke uren bij en rond de woning van die [slachtoffer] opgehouden, en
- die [slachtoffer] bij haar woning geobserveerd en in de gaten gehouden, en
- zich in de tuin van de woning van die [slachtoffer] en de aldaar aanwezige steeg bevonden,
en
- zich de toegang tot de schuur van de woning van die [slachtoffer] verschaft en aldaar een
sleutelkastje geopend en een huissleutel weggenomen, en
- zich de toegang tot de woning van die [slachtoffer] verschaft door middel van een eerder door verdachte weggenomen sleutel van die woning, en
- een fietssleutel in het sleutelkastje in die schuur van die woning gelegd, en
op 9 juni 2020 en 10 juni 2020
- de voordeur van de woning van die [slachtoffer] met die eerder weggenomen sleutel geopend en zich vervolgens de toegang tot die woning verschaft, en nadat die [slachtoffer] of haar vriend de voordeur zogenoemd op de knip had gezet
- zich wederom bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer] opgehouden en daarbij
getracht die voordeur te openen, en
- zich bij de auto die bij de woning van die [slachtoffer] stond, opgehouden en, nadat die [slachtoffer] en haar vriend verdachte hadden geconfronteerd met zijn aanwezigheid aldaar
- die [slachtoffer] toegeroepen dat hij altijd terug zou komen naar haar huis, en
op 17 juni 2020
- bij het voorraam van de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen, en
op 18 juni 2020
- in de achtertuin van de woning van die [slachtoffer] gestaan en rondgelopen en langs de gevel van die woning gelopen en in een aldaar aanwezige beveiligingscamera gekeken en bij de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen, en
op 19 juni 2020
- zich in de steeg bij de woning van die [slachtoffer] bevonden, en
op 20 juni 2020
bij de woning van die [slachtoffer] gestaan en met een zaklamp in die woning geschenen, en
op 25 juni 2020
- in de voortuin van die woning van [slachtoffer] gelopen en bij de voordeur gestaan, en
op 1 juli 2020
- in de voortuin van die woning van [slachtoffer] gelopen en bij de voordeur gestaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van het feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de psychiater heeft geadviseerd om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen omtrent de strafbaarheid van verdachte. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het psychiatrische onderzoeksrapport van 29 november 2020, opgemaakt door mw. A.M.J. van Bladeren, psychiater.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is van een chronisch psychotisch toestandsbeeld met een paranoïde- en grootheidswaan en een desorganisatie van het denken. Daarnaast is er een duidelijk gedaald niveau van functioneren op bijna alle levensgebieden. De psychotische symptomatologie is langdurig en onafgebroken aanwezig, ook nu verdachte al langere tijd abstinent is van alcohol en cannabis. In diagnostische zin is er sprake van schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde was deze psychische stoornis aanwezig.
De motivatie voor zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde wordt volledig bepaald door een paranoïde en grootheidswaan in het kader van schizofrenie. Deze belevingen zijn al vele jaren aanwezig. Verdachte ziet zijn gedrag niet als een misdrijf. Hij heeft eerder het idee dat hij juist het slachtoffer is van anderen die hem proberen te vergiftigen en hem valselijk beschuldigen. Hij is ervan overtuigd dat hij een speciale relatie heeft met het slachtoffer en dat hij een wet over de liefde, die hij in zijn ogen heeft opgesteld met het slachtoffer, moet implementeren. In de beleving van verdachte was het nodig om een rechtszaak uit te lokken om zowel zichzelf een keer tegen valse beschuldigingen te kunnen verdedigen en tegelijkertijd de rechtszaak aan te grijpen om zijn wet over de liefde te implementeren.
Het zich ophouden rondom het huis van het slachtoffer, het schijnen met een zaklamp en het binnendringen van de woning was in zijn beleving nodig zo'n rechtszaak uit te lokken en was tegelijkertijd een reactie op zijn gevoel op twee manieren door het slachtoffer uitgelokt te worden. Hij verkeerde in de veronderstelling dat het slachtoffer de sleutel expres voor hem had klaargelegd. En hij voelt zich door haar uitgelokt omdat zij hem valselijk beschuldigt. Verdachte kan zich, vanuit zijn psychotische belevingswereld, op geen enkele manier verplaatsen in de belevingswereld van het slachtoffer en hij heeft eerder het idee het goede te doen, in het kader van de vriendschap die hij voor haar voelt, dan een misdrijf te plegen.
De psychiater adviseert om het ten laste gelegde feit niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over. De rechtbank concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zij zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Bij de afdoening van de zaak heeft de rechtbank ermee rekening gehouden dat aan verdachte heden een zorgmachtiging is verleend op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz), overeenkomstig het advies van de gedragsdeskundigen. Het daartoe strekkende rekest met nummer C/17/176841 BZ RK 21/30 is tegelijk met deze strafzaak behandeld.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 440,17 ter vergoeding van materiële schade en € 2.200,00 ter vergoeding van immateriële schade,
vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen omtrent de vordering van de benadeelde partij.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 361, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt onder andere dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk is in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel in geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de zogenaamde schuldig verklaring zonder straf. Een ontslag van alle rechtsvervolging behoort daar niet toe. Desondanks zal de rechtbank de benadeelde partij niet niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Daarbij is het navolgende van belang.
Op 1 januari 2020 is artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht -de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid- komen te vervallen. Met ingang van diezelfde datum is de Wet Forensische Zorg in werking getreden. Met het afgeven van een zorgmachtiging door de strafrechter wordt hetzelfde doel nagestreefd als met de maatregel van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk ervoor zorgen dat verdachte verplichte zorg krijgt, waardoor kort gezegd het risico voor gevaar voor de (algemene) veiligheid van personen of goederen wordt afgewend.
Nu de rechtbank met het afgeven van de zorgmachtiging op 2 februari 2021 een equivalent van het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft verstrekt, is zij van oordeel dat de benadeelde partij in de onderhavige zaak ontvankelijk is in haar vordering en kan de rechtbank, gelet op het bepaalde in laatstgenoemd artikel, een schadevergoedingsmaatregel opleggen. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de wetgever door de invoering van de zorgmachtiging niet heeft bedoeld een wijziging aan te brengen in de positie van de benadeelde partij.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partij

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.640,17 (zegge: tweeduizendzeshonderdveertig euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.640,17 (zegge: tweeduizendzeshonderdveertig euro en zeventien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 36 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 440,17 aan materiële schade en € 2.200,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. G.W.G. Wijnands en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 februari 2021.
Mrs. Wijnands en Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.