ECLI:NL:RBNNE:2021:2845

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
18/750063-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door gevolmachtigde partner van dementerende vrouw

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn partner, lijdende aan Alzheimer, had verduitst. Gedurende bijna een jaar heeft de verdachte ongeveer € 300.000,00 verduisterd, misbruik makend van zijn vertrouwenspositie als gevolmachtigde. De verdachte had een notariële volmacht om de financiële zaken van zijn partner te behartigen, maar heeft de verkoopopbrengst van haar woning op zijn eigen rekening laten storten en deze gelden voor eigen doeleinden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich opzettelijk de verkoopopbrengst had toegeëigend, wat resulteerde in een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een schadevergoedingsmaatregel van € 134.021,32 opgelegd aan de verdachte, ter compensatie van de schade die de benadeelde partij had geleden. De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte, ondanks zijn verantwoordelijkheden, geen rekening en verantwoording heeft afgelegd over de gelden van zijn partner, die in een kwetsbare positie verkeerde. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de vertrouwensbreuk in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750063-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Lubbers, advocaat te Deventer. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2017 tot en met 12 juni 2018, in elk geval in het jaar 2017 en/of het jaar 2018 (tot en met 12 juni 2018) te Sneek, in elk geval in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk geld (te weten (in elk geval) een bedrag van 297.920,- euro, in elk geval een aanzienlijk geldbedrag), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, en
welk goed verdachte (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had, te weten (telkens) als algemeen gevolmachtigde (via een notariële akte d.d. 26 sept. 2013) van die [slachtoffer] , wederrechtelijk zich (telkens) heeft toegeëigend;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 4 september 2017 tot en met 12 juni 2018, te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 297.920,- euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een geldbedrag van 297.920,- euro gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe onder verwijzing naar het arrest van het gerechtshof in de civiele procedure, aangevoerd dat hoewel verdachte met de notariële volmacht het huis dat op naam van zijn partner (hierna: het slachtoffer) stond, mocht verkopen, hij niet het recht had geld te onttrekken aan het vermogen van het slachtoffer.
Verdachte heeft zich wederrechtelijk het geld van het slachtoffer toegeëigend door het geld van de verkoop van de woning van het slachtoffer op zijn rekening te laten zetten, daarvan forse geldopnames te doen, campers aan te schaffen en een andere woning op zijn eigen naam te kopen en daarvoor een bedrag van € 150.000,00 op de kwaliteitsrekening van de notaris te storten. Dat blijkt ook uit het feit dat verdachte een nieuw testament heeft laten opstellen waarin het slachtoffer niet langer wordt genoemd als erfgenaam. Het gevolg daarvan is dat het vermogen van het slachtoffer dat verdachte zich had toegeëigend niet bij (voor)overlijden van verdachte in het vermogen van het slachtoffer zou terugkeren. Dat verdachte heeft gehandeld in het belang van het slachtoffer zoals hij heeft aangegeven, blijkt niet uit zijn daden, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitnota een algehele vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde heeft zij daartoe -zakelijk weergegeven- betoogd dat verdachte in het belang van het slachtoffer en op basis van de volmacht, financiële handelingen heeft verricht. Dit handelen was niet wederrechtelijk nu hij op basis van de volmacht en de tussen hem en het slachtoffer gemaakte afspraken hiertoe was gerechtigd. Ook ontbreekt het (voorwaardelijk) opzet nu verdachte altijd heeft aangegeven dat hij in het belang van het slachtoffer handelde, zoals zij hem dat had gevraagd. Nimmer is gebleken dat verdachte de gelden voor zichzelf wilde houden. Hoogstens kan worden gezegd dat het handelen van verdachte vragen oproept en hij meer openheid van zaken had kunnen geven. Omdat verdachte bevoegd was het huis te verkopen, was hij in de veronderstelling dat hij over de opbrengst van de verkoop mocht beschikken. Verdachte heeft nooit de intentie gehad het geld te verduisteren.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet handelde uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep. Ook ontving hij geen vergoeding. Onder verwijzing naar ECLI:NL:GHARL:2019:2132 heeft de raadsvrouw betoogd dat de hoedanigheid van gevolmachtigde niet gelijk kan worden gesteld met een persoonlijke dienstbetrekking of beroep. Artikel 322 Strafrecht is derhalve niet van toepassing.
Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primaire feit zou komen, heeft de raadsvrouw gemotiveerd verzocht het verduisteringsbedrag te matigen tot € 114.640,18.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat de gelden niet afkomstig waren uit eigen of een ander misdrijf en dat er geen handelingen gepleegd zijn die zagen op het verhullen of omzetten van de gelden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 4 juni 2018, opgenomen op pagina 123 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met genaamd Boterbloem/NN1R018055 d.d. 19 februari 2019, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik ben bewindvoerder van mevrouw [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1952. Vanuit deze functie ben ik gerechtigd tot het doen van aangifte namens [slachtoffer] . Omdat het strafbare feit is gepleegd door de man met wie [slachtoffer] op het moment van plegen een samenlevingscontract had, doe ik hierbij tevens klachte. Ik wil namelijk dat deze man wordt vervolgd voor de feiten die hij heeft gepleegd.
Ik doe hierbij aangifte van verduistering, dan wel oplichting, dan wel witwassen gepleegd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1953 […].
[slachtoffer] is bij mij onder bewind gekomen omdat zij erg dementerend is. Haar zoon, [naam 2] , had deze bewindvoering aangevraagd bij de Rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden omdat hij de indruk had dat [verdachte] gelden van zijn moeder had weggenomen. [naam 2] had aan [verdachte] naar een verantwoording gevraagd en deze wilde [verdachte] niet geven.
[verdachte] en [slachtoffer] hebben een relatie (gehad). Zij hebben een samenlevingscontract op laten maken in 2000. Zij verklaarden bij het opmaken van dit contract dat zij sinds 4 december 1995 samenwoonden. In 2012 wordt geconstateerd dat [slachtoffer] dementerend is. In 2013 is er een notariële volmacht opgemaakt dat [verdachte] de zaken van [slachtoffer] mag behartigen. Ik weet niet of er toen door de notaris ook onderzoek is gedaan naar de geestelijke vermogens van [slachtoffer] . In 2014 is [slachtoffer] opgenomen op een gesloten afdeling. Vanaf toen woonden [verdachte] en [slachtoffer] dus al niet meer samen.
Ik werd op 27 maart 2018 bewindvoerder voor [slachtoffer] . Ik zag toen dat [slachtoffer] nog steeds stond ingeschreven op het adres waar ook [verdachte] stond ingeschreven. Begin mei 2018 heb ik [slachtoffer] toen over laten schrijven naar het adres van de zorginstelling waar zij dus al sinds 2014 verblijft.
In 2017 is de woning van [slachtoffer] verkocht. De woning stond alleen op haar naam. Zij had deze woning gekocht in 1998. Zij had hier indertijd 305.000 gulden voor betaald en zij had een hypotheek van 145.000 gulden. De rest had ze gefinancierd met eigen vermogen. De woning is verkocht voor 292.500 euro. De netto opbrengst na de aftrek van de kosten was 287.140 euro. Dit geld is door de notaris, [naam notariskantoor 1] , [naam 3] , overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Ik herkende dit rekeningnummer niet toen ik bewindvoerder werd. Hierop heb ik de notaris gevraagd wie zij als tenaamgestelde hadden bij dit rekeningnummer en de notaris vertelde mij dat dit mevrouw [slachtoffer] was. Ik heb navraag gedaan bij de ING bank en zij vertelden mij dat dit rekeningnummer nooit op naam van [slachtoffer] heeft gestaan. Tevens hoorde ik van de ING Bank dat [verdachte] en [slachtoffer] dit nummer niet als gezamenlijke bankrekening hadden. Ik weet dat dit nummer van [verdachte] is. Ik weet dit omdat vanaf deze rekening 150.000 euro is gestort door [verdachte] naar [naam notariskantoor 2] en notaris [naam 4] was in deze notaris. […]
Ik weet pas sinds afgelopen week dat dit geld bij deze notaris staat. [verdachte] was van plan om met dit geld een huis te kopen. Ik heb inmiddels contact gehad met de notaris [naam 4] . Zij heeft [verdachte] laten weten dat zij nu niet meer mee kan werken aan de aankoop voor de woning. […] Bij de aankoop van de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden, heeft [verdachte] verteld aan de verkopende partij, mevrouw [naam 5] , dat hij […] 150.000 euro […] in depot heeft bij de notaris[…].
[…] [slachtoffer] en [verdachte] hebben een gezamenlijke bankrekening. Op deze bankrekening komt alleen het geld, de uitkering, van [slachtoffer] binnen. [verdachte] pinde met enige regelmaat geld van deze rekening. Bij deze aangifte overhandig ik de bankafschriften van deze bankrekening.
[…] Ik doe hierbij aangifte van oplichting. [verdachte] heeft de notaris die de woning van [slachtoffer] heeft verkocht, opgelicht door bewust het verkeerde bankrekeningnummer op te geven. Hij heeft de notaris bewogen tot het afgeven van gelden. De notaris dacht de gelden over te maken op een bankrekening welke op naam stond van [slachtoffer] .
Ik doe aangifte van verduistering van de gelden van [slachtoffer] door [verdachte] . Hij had een notariële volmacht om de gelden van [slachtoffer] te beheren maar niet om deze gelden voor zijn eigen doeleinden te gebruiken en op te maken.
Tevens heeft hij de gelden die hij door listige kunstgrepen van de notaris heeft bemachtigd na de verkoop van de woning verduisterd.
Tot slot doe ik aangifte van witwassen. De gelden die [verdachte] onder zich had door middel van verduistering dan wel oplichting heeft hij weggemaakt, althans die heeft hij mij niet overhandigd nadat ik bewindvoerder werd en hem heb gevraagd om inzage en uitleg bij diverse posten op de bankrekeningen. [slachtoffer] had geen toegang tot het bankrekeningnummer waarop de gelden na de verkoop van de woning van [slachtoffer] zijn gestort. Het geld van de verkoop van haar woning is hierdoor buiten haar bereik gebracht. [verdachte] weigert inzage te geven waar deze gelden zijn gebleven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor met bijlagen d.d. 4 juni 2018, opgenomen op pagina 246 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Ik ben de zoon van [slachtoffer] en [naam 2] . […] In 1991 is mijn vader overleden. Mijn ouders hadden op dat moment een koopwoning in Sneek. Door het overlijden van mijn vader betaalde de levensverzekering uit en toen was de woning van mijn ouders hypotheekvrij. Een paar jaar later kreeg mijn moeder een relatie met [verdachte] . Mijn moeder verkocht haar woning in Sneek en zij kocht in 1998 een woning in [plaats] . Door de opbrengst van de oude woning kon ze een groot deel van dit huis zelf betalen. Daarnaast nam ze nog een hypotheek van iets van 150.000 gulden. Ik weet dat [verdachte] indertijd nog in een faillissement zat. Hij had dus geen vermogen op dat moment. Mijn moeder werkte zelf bij de thuiszorg en ze had een uitkering vanuit de weduwen- en wezenwet. Ze is nooit een geregistreerd partnerschap aangegaan met [verdachte] omdat ze dan deze uitkering kwijt zou raken. Wel hadden ze een samenlevingscontract.
Mijn moeder heeft Alzheimer. Ze is al bijna vijf jaar opgenomen in een verzorgingstehuis.
In 2017 zette [verdachte] de woning van mijn moeder te koop. Hij heeft ons dit wel verteld. In augustus 2017 is de woning vervolgens verkocht. Ik overhandig u hier een overschrijvingsbewijs van de Rabobank. Hierop is te zien dat de notaris het geld wat over was na de aftrek van de kosten naar een bankrekening heeft gestort welke op naam zou staan van mijn moeder. Dit betreft het bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Dit rekeningnummer is niet van mijn moeder, ook al staat hier de naam van mijn moeder wel bij. Dit rekeningnummer is van [verdachte] . Het gaat om een bedrag van 287.140,18 euro.
Indertijd had ik een keer een gesprek met [verdachte] en hij vertelde mij dat als hij het geld van de verkoop van de woning zou krijgen dat hij dit geld wilde wegsluizen. Van dit gesprek heb ik een geluidsopname. Ik zal deze geluidsopname naar u toesturen. Dit gesprek was op 21 september 2018.
[…] [verdachte] heeft de opbrengst van de verkoop van de woning voor zichzelf gehouden. Ook heeft hij diverse keren geld opgenomen van de rekening van mijn moeder terwijl dit geld niet aan mijn moeder is besteed. Mijn moeder komt rond van een uitkering van de weduwen- en wezenwet (312,74), een uitkering van het UWV (883,98) en pensioen (492,35). Van dit geld worden al haar uitgaven betaald. Zoals het verpleeghuis waar ze woont en de zorgkosten.
De bewindvoerder heeft inmiddels aangifte gedaan. Ook ik wil graag dat de strafbare feiten die door [verdachte] zijn gepleegd ten nadele van mijn moeder worden onderzocht.
Ik overhandig u hierbij de volgende stukken:
* Een bankoverschrijving van de rekening van de notaris naar de ING rekening die niet op naam van mijn moeder staat.
* Bericht van de notaris aan [verdachte] dat zij de 150.000 euro die op hun kwaliteitsrekening staat niet naar hem terug kan boeken zonder dat hij uitleg geeft van wie dit geld is.
* Een mail van de ING dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer] nooit op naam van mijn moeder heeft gestaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 270 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 juni 2018 kreeg ik van de ING-bank de volgende gegevens:
[verdachte]
[straatnaam]
[woonplaats]
Nederland
02-11-l 953 | P | Particulier-Mass | Man
Betaalrekening [rekeningnummer] ( [rekeningnummer] )
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 11 september 2018, opgenomen op pagina 271 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In 2017 wordt de woning van [slachtoffer] door verdachte [verdachte] verkocht. De netto opbrengst van deze verkoop bedroeg € 287.140,18. De netto opbrengst werd niet op een rekening op naam van [slachtoffer] gestort maar op de rekening van verdachte [verdachte] , namelijk op de rekening [rekeningnummer] . Echter zoals uit de overschrijving van de notaris naar voren komt meende de notaris dat dit rekeningnummer aan [slachtoffer] toebehoorde.
Bij controle van de bankgegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] welke op naam staat van rekeninghouder [verdachte] is af te lezen dat de volgende boekingen boven de € 1000,- hebben plaatsgevonden op de volgende data:
• 04-09-2017 werd er € 287.140,18 op deze rekening gestort door notaris [naam 3]
• 22-09-2017 werd een bedrag van € 99.999,99 contant opgenomen
• 25-09-2017 werd een bedrag van € 99.999,99 contant opgenomen
• 25-09-2017 werd een bedrag van € 10.000,- contant opgenomen
• 29-09-2018 werd er € 1.000,- ontvangen van [bedrijf 1] met als omschrijving aankoop p.partner [kenteken]
• 06-10-2017 werd er € 14.270,- overgemaakt naar [naam 6]
• 09-10-2017 werd er € 35.000,- overgemaakt naar [naam 7] met een Duits rekeningnummer en kenmerk: [kenmerk]
• 13-10-2017 werd er € 5.000,- bijgeboekt met vermelding [naam 8] .
• 15-11 -2017 werd er € 1.616,65 overgemaakt naar [bedrijf 2] .
• 27-11 -2017 werd een bedrag van € 10.000,- contant opgenomen
• 20-12-2017 werd er € 1.770,41 overgemaakt naar [naam 9]
• Tussen 23-03-2018 en 03-04-2018 werd er 7 maal € 15.000,- euro contant gestort
• 03-04-2018 werd er € 95.000,- overgemaakt naar [naam notariskantoor 2] .
• 03-04-2018 werd er € 5.000,- overgemaakt naar [naam 10] met als omschrijving [straatnaam]
• 05-04-2018 werd er € 5.000,- terug geboekt door [naam 11] .
• Tussen 04-05-2018 en 06-05-2018 werd er 3 maal € 15.000,- euro contant gestort.
• 06-05-2018 werd er € 55.000,- overgemaakt naar [naam notariskantoor 2] .
• 09-04-2018 werd er € 2.500,- contant gestort op de rekening.
• 12-04-2018 werd er € 2.036,06 naar de oranje spaarrekening overgemaakt.
• 02-05-2018 werd er € 1.000,- contant gestart op de rekening
• Tussen 04-09-2017 en 30-05-2018 is er 11 maal € 1.000,- opgenomen.

Saldo contant geld.

In de periode van 4 september 2017 tot 12 juni werd er diverse malen geld van de rekening
opgenomen en ook contant geld gestort op de rekening. In deze periode werd er € 154.600,- contant gestort en € 232.169,98 opgenomen. In totaal is het saldo van deze opnames en stortingen dat er in de periode tussen 4 september 2017 en 12 juni 2018 € 77.569,98 contant is opgenomen.
Saldo bankrekeningnummer [rekeningnummer]Op 4 september was het saldo op de bankrekening met nummer [rekeningnummer]
€ 1.267,81 negatief. Vervolgens werd hierop het bedrag van € 287.140,18 gestort door Notaris [naam 3] . Op 12 juni 2018 betrof het saldo op de bankrekening met nummer
[rekeningnummer] € 171,96.
5. Een schriftelijke bescheid, te weten een kopie van een samenlevingscontract met bijlage, inhoudende voor zover van belang:
SAMENLEVINGSCONTRACT
Heden, drie maart 2000 verschenen voor mij […] notaris:
de heer [verdachte] […]
mevrouw [slachtoffer]
[…]
De thans aan ieder toebehorende goederen die als zodanig staan vermeld op na te noemen aan deze akte te hechten lijsten van aanbrengsten, blijven (privé-)eigendom van degene die deze goederen tot heden in eigendom had.
[…]
GEGEVENS AKTE HOUDENDE SAMENLEVINGSOVEREENKOMST
Naam: [slachtoffer]
Voornamen […]: [slachtoffer]
[…]
AANBRENGSTEN
Onroerende zaken
[…] Woonhuis [straatnaam]
[plaats]
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van de koopovereenkomst woning, opgenomen op pagina 129 e.v., weergegeven als bijlage A-01-02, inhoudende voor zover van belang:
KOOPAKTE [straatnaam] […] [plaats]
[…]
Koper(s)
Naam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
[…] Verkoper verkoopt aan koper, die van verkoper koopt de eigendom van het perceel grond met woning en verdere aanhorigheden:
- plaatselijk bekend […]: [straatnaam] […] [plaats]
[…] tegen een koopsom van € 225.000
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief d.d. 7 mei 2018 van mr. [naam 4] , opgenomen op pagina 141 e.v., weergegeven als bijlage A-01-03, inhoudende voor zover van belang:
Datum: 7 mei 2018
Geachte heer [verdachte] ,
[…]
Voordat mevrouw werd opgenomen in een verzorgingstehuis, woonde u samen in de woning aan de [straatnaam] te [plaats] . De woning behoorde juridisch toe aan mevrouw. U heeft om uw moverende redenen de uit de overdracht vrijgekomen gelden, ondanks dat deze gelden aan mevrouw toebehoorden, over laten maken op een ten name van uzelf staande privérekening.
Het was uw voornemen deze gelden aan te wenden voor de aankoop van de woning aan de [straatnaam] in Leeuwarden. Vooruitlopend op deze overdracht heeft u een totaalbedrag van € 150.000 op een kwaliteitsrekening van ons kantoor gestort.
[…]
Nu zoals is gebleken de gelden afkomstig zijn uit de verkoop van de woning van mevrouw, houd ik deze gelden in dat kader dan ook juridisch gezien voor mevrouw. Ik kan deze gelden dan ook niet terugboeken naar uw privérekening […]
Met vriendelijke groet,
Mr. [naam 4] , notaris
8. een schriftelijk bescheid, te weten een beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 22 maart 2018, opgenomen op pagina 143 e.v., weergegeven als bijlage A-01-04, inhoudende voor zover van belang:
Beschikking
[…]
Het verzoek strekt tot instelling van een bewind over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan:
[slachtoffer]
Hierna ook te noemen betrokkene
[…]
De kantonrechter acht het in het dringende belang van betrokkene dat er rekening en verantwoording wordt afgelegd over de inkomsten en uitgaven van betrokkene.
9. een schriftelijk bescheid, te weten een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 april 2019, opgenomen als bijlage bij de vordering benadeelde partij, inhoudende voor zover van belang:
vonnis van 24 april 2019
in de zaak van [naam 1]
[…]
Als bewindvoerder van [slachtoffer]
[…]
tegen
[verdachte]
[…]
De beslissing:
[…]
5.1.
veroordeelt [verdachte] tot betaling aan [slachtoffer] , althans de bewindvoerder van € 298.096,69
[…]
5.2.
beveelt [verdachte] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis rekening en verantwoording aan de bewindvoerder af te leggen over het door hem onder de volmacht gevoerde beleid en beheer in de periode van 26 september 2013 tot 27 maart 2018
10. Een schriftelijk bescheid, te weten een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 oktober 2020, opgenomen als bijlage bij de vordering benadeelde partij, inhoudende voor zover van belang:
arrest van 27 oktober 2020
in de zaak van
[verdachte]
[…]
tegen
[naam 1] q.q.
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de gelden en goederen van mw. [slachtoffer]
[…]
Dat sprake is van een onrechtmatige onttrekking wordt bevestigd door hoe [verdachte] nadien de opbrengst heeft gebruikt. Hij heeft daarvan een camper gekocht die voor de bewindvoerder onvindbaar is gebleken en waarover hij onvoldoende opheldering heeft gegeven en hij heeft daarnaast met gebruik van de opbrengst getracht een woning op eigen naam te krijgen. Daarmee is sprake van onrechtmatig handelen van [verdachte] tegenover [slachtoffer] .
[…]
De beslissing
Het hof […] bekrachtigt en het vonnis van […] 24 april 2019
11. De door verdachte ter zitting van 15 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat het arrest onherroepelijk is.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 oktober 2018, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
Ik heb 26 jaar een relatie met [slachtoffer] . Tijdens onze relatie woonden wij in [plaats] . […] De woning stond op naam van [slachtoffer] . […]
De woning in [plaats] heb ik in 2017 verkocht.
[slachtoffer] heeft Alzheimer. Sinds 4 jaar is zij opgenomen.
[…] We hadden ook een samenlevingscontract. Toen wij een volmacht wilden om haar financiën te doen, is er een geriatrisch iemand geweest om te kijken of mijn vrouw nog wel hierover kon beslissen. [slachtoffer] was indertijd nog wilsbekwaam en tekeningsbevoegd. Wij hebben toen dus een notariële volmacht gekregen. Wij hebben hiervoor gekozen omdat je als partner de zaken moet gaan behartigen van de dementerende. We hebben het testament uit 1998 […] nog wel […] aangepast, maar nog steeds op de langstlevende. Het testament […] geldt nog steeds.
Ik heb de woning van [slachtoffer] voor € 287.000,00 verkocht. […] Ik had een notariële volmacht. U vraagt mij hoe het komt dat de notaris het geld naar deze rekening heeft gestort. Omdat ik een notariële volmacht heb. […]
Het geld was bestemd voor de aankoop van een andere woning. Het geld […] heb ik […] geboekt naar de kwaliteitsrekening van de notaris. Ik wilde namelijk een ander huis kopen.
GeldopnamesV: Wij hebben uw bankrekening met het nummer [rekeningnummer] bekeken. Dit is de rekening waar het geld van de verkoop van de woning aan [straatnaam] , [plaats] op is gestort. Wij zien dat er op 22 september 2017 een bedrag van
€ 99.999,99 en ook zien we dat er op 25 september 2017 een bedrag van € 99.999,99 contant werd opgenomen. Op dezelfde dag, 25 september 2017 zien we dat er nogmaals een bedrag van € 10.000,- contant is opgenomen bij de bank. Waarom hebt u dit geld opgenomen?
A: Ik heb het eraf gehaald en thuis bewaard in een schoenendoos. […]
V: U hebt 210.000 euro contant opgenomen. U hebt 150.000 euro gestort op een kwaliteitsrekening van een notaris. Wat heeft u gedaan met het overige geld.?
A: De auto waarin ik rij heb ik ook deels betaald. De auto staat op naam van iemand anders. Er is meer geld. Maar waar dit is kan ik u niet vertellen. Ik wil geen antwoord geven op de vraag hoeveel geld ik nu nog heb. De koop van een andere woning ging op het laatst niet door. Ik moest toen een boete betalen.
Uitgaven[…] Ik had een huis gekocht voor 225.000 euro. Ik had geld gestort op een kwaliteitsrekening van de notaris om dit huis te kopen. […]
V: Bij de rijksdienst voor het wegverkeer zagen we dat er op 6 oktober 2017 een Citroen EG/DG met kenteken [kenteken] op uw naam is gezet. Klopt het dat u deze auto hebt gekocht van [naam 6] ?
A: Dat klopt.
V: Vervolgens zien we bij de Rijksdienst voor het wegverkeer dat deze auto op 4 mei 2018 op naam is gezet van uw zus [naam 12] . Waarom hebt u deze auto op naam van uw zus gezet?
[…]
A: Ik heb dit ook gedaan om beslaglegging te voorkomen.
V: Wat was uw bedoeling toen u dit voertuig op naam zette van uw zus?
A: Dit zijn maatregelen die ik heb getroffen om te zorgen dat [naam 2] niet aan deze spullen kon komen. Hij moet gewoon wachten totdat wij er niet meer zijn.
[…]
V: Op 23 augustus 2018 is dit voertuig verkocht aan [bedrijf 3] in Wyckel. Voor hoeveel geld heeft u dit voertuig verkocht?
A:Daar doe ik geen mededelingen over.
[…]
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 19 oktober 2018, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [verdachte] :
[…] V: Tijdens de huiszoeking hebben wij een nieuw testament en een nieuw levenstestament gevonden. De nalatenschap wordt toebedeeld aan uw zus [naam 12] en mevrouw [naam 13] . Waarom heeft u het testament gewijzigd?
A: Om de reden dat mijn stiefzoon achter het geld aan is.
[…]
[…]
[straatnaam]V: Tussen 23 maart 2018 en 3 april 2018 werd er 7 maal € 15.000,- contanten gestort op uw bankrekening.
Op 3 april werd er vervolgens € 95.000,- overgemaakt naar [naam notariskantoor 2] . Waarom maakte u dit geld over naar dit notariskantoor?
A: Dat was voor de aankoop woning.
V: Tussen 4 mei 2018 en 6 mei 2018 werd er 3 maal € 15.000,- contant gestort op uw bankrekening. Op 6 mei 2018 werd er vervolgens € 55.000,- overgemaakt aan [naam notariskantoor 2] . Waarom maakt u ook dit geld over naar dit notariskantoor?
A: Dat was ook voor de aankoop woning.
[…]
[kenmerk]
V: Op 9 oktober 2017 is er € 35.000,- overgemaakt naar een Duits rekeningnummer met als tenaamgestelde [naam 7] . Als kenmerk stond erbij [kenmerk] . Wat heeft u gekocht voor deze € 35.000,-?
A: Dat was een camper. U vraagt mij waar deze camper nu is. Daar doe ik geen uitspraken over.
ContantenV: U hebt veel contant geld opgenomen van uw rekening. Wat heeft u met dit contante geld gedaan?
A: Daar betaal ik alle kosten van zoals de kosten voor mijn advocaat.
[…]
Op grond van het dossier en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 26 september 2013 heeft het slachtoffer in verband met de diagnose Alzheimer aan verdachte, haar (toenmalige) partner, via een notariële akte een algemene volmacht gegeven om namens haar op te treden. Verdachte en het slachtoffer hielden hun financiën gescheiden van elkaar. Verdachte had een eigen rekening waarop onder meer zijn salaris werd gestort en zijn vaste lasten werden betaald. Hij had met het slachtoffer een en/of rekening. Die rekening werd voornamelijk gebruikt voor haar uitkeringen en de betaling van haar zorgkosten.
In 2017 heeft verdachte met gebruik van de volmacht de woning van het slachtoffer verkocht.
Verdachte heeft bij de notaris aangegeven dat de opbrengst van de verkochte woning op de betaalrekening eindigend op [nummer] bij de ING moest worden gestort. Op 4 september 2017 heeft de notaris € 287.140,89 overgemaakt op voornoemde rekening. De notaris is er daarbij kennelijk op aangeven van verdachte vanuit gegaan dat dit een rekening van het slachtoffer betrof, aangezien de nota van aflevering en de betalingsopdracht beide op naam van het slachtoffer stonden. Het betrof echter de privérekening van verdachte. Van deze rekening, die voordat de verkoopopbrengst daarop werd gestort een negatief saldo kende van ongeveer € 1.200,00 heeft verdachte vervolgens een groot deel contant opgenomen en daarnaast een aanzienlijk aantal overschrijvingen verricht. Het op 12 juni 2018 resterende saldo bedroeg ongeveer € 170,00. Een deel van het contant opgenomen geld heeft hij in bedragen van
€ 15.000,00 teruggestort op de rekening, kort voordat hij van zijn rekening een bedrag van in totaal € 150.000,00 op de kwaliteitsrekening van een notaris heeft gestort. Dit geld was bestemd tot gedeeltelijke betaling van de op zijn eigen naam aangekochte woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Voorts heeft verdachte onder andere twee campers gekocht en deze op naam van zijn zus gezet. Ook heeft verdachte van de verkoopopbrengst zijn advocaat-kosten betaald. Tussen 4 september 2017 en 30 mei 2018 heeft verdachte ook elf keer een bedrag van € 1.000,00 opgenomen van de rekening. In maart 2018 is de onderbewindstelling van het slachtoffer uitgesproken.
Verdachte heeft derhalve ook nadien van de bankrekening van het slachtoffer geld overgeboekt naar zijn eigen bankrekening en geldopnames gedaan. Hij heeft, hoewel daarop al in maart 2018 door de kantonrechter gewezen, geen rekening en verantwoording afgelegd.
Het (i) storten van de verkoopopbrengst van de woning van het slachtoffer op de eigen rekening van verdachte, het (ii) vervolgens aanwenden van die gelden voor de koop van een woning die op zijn naam - en niet op naam van het slachtoffer - zou komen te staan, het (iii) met geld van het slachtoffer doen van consumptieve bestedingen die niet in het belang waren van het slachtoffer en het (iv) met geld van het slachtoffer betalen van zijn advocaatkosten gemaakt in verband met procedures om te voorkomen dat zou worden vastgesteld dat verdachte de gelden van het slachtoffer zou moeten terugbetalen duidt er naar het oordeel van de rechtbank naar de uiterlijke verschijningsvorm op dat verdachte zich opzettelijk (minst genomen in voorwaardelijk zin) de verkoopopbrengst van woning wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat wordt bevestigd door hetgeen het hof in zijn arrest omtrent de onrechtmatigheid van het handelen van verdachte opmerkt. Uit niets is de rechtbank gebleken dat (een deel van) deze verkoopopbrengst ten gunste van het slachtoffer is gekomen. Verdachte heeft – hoewel daartoe gehouden tegenover de bewindvoerder die is aangesteld om over de financiële belangen van het slachtoffer te waken – geen rekening en verantwoording willen afleggen en vermogensobjecten bewust buiten haar zicht gehouden. Ook heeft verdachte na de onderbewindstelling van het slachtoffer nog gelden onttrokken aan de bankrekening waarop haar uitkeringen werden gestort en waarvan haar zorgkosten werden betaald.
Nu verdachte dit geld anders dan door misdrijf, immers als gevolmachtigde, onder zich had levert dit verduistering op. Dit betekent dat de rechtbank het verweer van de raadsvrouw verwerpt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Primair
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 12 juni 2018 te Sneek en elders in Nederland, meermalen, opzettelijk geld, te weten in elk geval een bedrag van 297.920,- euro, toebehorende aan [slachtoffer] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als algemeen gevolmachtigde via een notariële akte d.d. 26 sept. 2013 van die [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair Verduistering.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest. Verder heeft de officier van justitie oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor een algehele vrijspraak. Indien de rechtbank wel toekomt aan een bewezenverklaring, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend is. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij eventuele strafoplegging rekening te houden met een lager benadelingsbedrag, de ouderdom van de zaak, de gevoerde civiele procedures, het feit dat er geen relevante recidive is en dat verdachte alles kwijt is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering. Hij heeft gedurende een periode van bijna een jaar ongeveer € 300.000,00 verduisterd. Verdachte, die door zijn aan Alzheimer lijdende partner was gevolmachtigd om namens haar te handelen, had een bijzondere vertrouwenspositie en verantwoordelijkheid ten opzichte van het slachtoffer. Hij heeft, misbruik makend van de uiterst kwetsbare positie waarin zij zich bevond, op grove wijze haar (financiële) belangen miskend door zich de verkoopopbrengst van háár woning toe te eigenen en te gebruiken voor zijn eigen financiële gewin. Verdachte heeft aangegeven dat hij (mede) zo heeft gehandeld omdat hij dit vermogen uit handen van de zoon van het slachtoffer wilde houden. Nog los van de omstandigheid dat deze zoon - zolang het slachtoffer nog leeft - niet is gerechtigd tot enig vermogensbestanddeel van het slachtoffer, heeft hij daarbij op grove wijze miskend dat blijkens het testament van het slachtoffer het haar uitdrukkelijke wens is dat na haar overlijden deze zoon (onder opschortende voorwaarde) haar nalatenschap verkrijgt.
Verdachte heeft ook na de verduistering geen poging ondernomen om tot terugbetaling te komen; terugbetaling van een (aanzienlijk) deel van het geld heeft slechts kunnen plaatsvinden door uitwinning van gelegde beslagen. Evenmin heeft hij, hoewel daartoe onherroepelijk in rechte gehouden en daartoe aangemaand, tot op heden geen rekening en verantwoording afgelegd. Verdachte volhardt dus - tegen beter weten in - in de miskenning van de belangen van het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte recent niet is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Bij de bepaling van de zwaarte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. Deze oriëntatiepunten hanteren voor een benadelingsbedrag van € 250.000,00 tot € 500.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden tot 18 maanden.
In straf verminderende zin houdt de rechtbank rekening met het aanzienlijke tijdsverloop tussen het ontstaan van de verdenking en heden.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Deze voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat de verdachte zich wederom schuldig maakt aan het plegen van strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd en verzocht om toepassing van de schadevergoedingsmaatregel met betrekking tot de - al in een civiele procedure onherroepelijk vastgestelde - vordering tot schadevergoeding van € 298.096,69 vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan en de proceskosten ad € 24.161,29.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het verzoek tot oplegging van de schadevergoedings-maatregel af te wijzen omdat de vordering van de benadeelde partij in een civiele procedure al onherroepelijk in rechte is vastgesteld en het incassotraject inmiddels in gang is gezet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit het verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel niet ontvankelijk te verklaren omdat de noodzaak daartoe ontbreekt, zulks gelet op de uitkomst van de civiele procedure. Met betrekking tot de gevraagde proceskosten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen inhoudelijke vordering benadeelde partij is ingediend. Primair heeft de raadsvrouw gevraagd de vordering ten aanzien de proceskosten niet ontvankelijk te verklaren, subsidiair deze sterk te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van het vonnis en het arrest in de civiele procedure is voldoende komen vast te staan dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De benadeelde partij kan derhalve in deze procedure worden ontvangen.
De rechtbank ziet aanleiding tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het deel dat nog niet is betaald. De benadeelde partij heeft daarbij een voldoende belang, nu daarmee de kosten en het risico van het incassotraject door de staat worden overgenomen, hetgeen de uitdrukkelijke bedoeling is van de schadevergoedingsmaatregel. Bovendien kan de gijzelingsregeling die voor schadevergoedingsmaatregelen geldt een extra en mogelijk noodzakelijke prikkel vormen om verdachte tot betaling te bewegen.
Niet valt in te zien waarom deze faciliteiten aan de benadeelde partij zouden moeten worden ontzegd. Dat de benadeelde partij zelf ook reeds incassomaatregelen heeft getroffen, maakt dit niet anders.
Uit de stukken blijkt dat verdachte - door uitwinning van beslagen - inmiddels een bedrag van € 164.075,37 heeft betaald. Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van € 134.021,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2017, opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten ad € 24.161,29 overweegt de rechtbank het volgende. Vaste rechtspraak is dat deze kosten niet onder de noemer van de schadevergoedingsmaatregel kunnen worden gebracht. Voor de posten ‘€ 9.835,29 aan proceskosten civiel vonnis rechtbank’ en ‘€ 9.522,00 proceskosten civiel arrest gerechtshof’ heeft de benadeelde partij in de civiele procedures al een titel verkregen, zodat zij daar in deze procedure geen belang bij heeft en dit deel dus niet voor toewijzing in aanmerking komt. De post van € 4.804,00 proceskosten in de onderhavige zaak is wel deels toewijsbaar. De rechtbank zal daarbij aansluiting zoeken bij het in civiele procedures gehanteerde liquidatietarief. Aangezien de benadeelde partij geen vordering tot betaling van een geldsom heeft ingesteld (in welk geval het bedrag van toegewezen deel van de vordering bepalend is voor de te hanteren categorie van het liquidatietarief) maar een verzoek tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel heeft gedaan, ziet de rechtbank aanleiding uit te gaan van categorie II (‘zaak van onbepaalde waarde’). Dat betekent dat verdachte een bedrag van 2 x € 563,00, dus in totaal een bedrag van € 1.126,00 dient te voldoen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 134.021,32 (zegge: honderdvierendertig duizend éénentwintig euro en tweeëndertig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2017. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Veroordeelt verdachte in de proceskosten van het slachtoffer [slachtoffer] , tot op heden begroot op € 1.126,00.
Bepaalt dat als verdachte voldoet aan de betalingsverplichting aan het slachtoffer [slachtoffer] of aan de staat, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd van de betalingsverplichting aan beiden.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 365 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.G. Wijnands, voorzitter, mr. A. Jongsma en mr. K.A. de Groot, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2021.
Mr. Jongsma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.