ECLI:NL:RBNNE:2021:282

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
18/114002-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 18-jarige jongen wegens bedreiging en mishandeling van een 14-jarige jongen met een mes

De Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 28 januari 2021 een 18-jarige jongen veroordeeld voor bedreiging en mishandeling van een 14-jarige jongen. De verdachte heeft het slachtoffer naar een afgelegen plek gelokt en bedreigd met een groot mes, waarbij het slachtoffer gewond raakte aan zijn hand. De rechtbank oordeelde dat de situatie voor het slachtoffer uiterst beangstigend was, wat leidde tot blijvende psychische klachten. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd vanwege complexe persoonlijke problematiek, wat invloed had op zijn emoties en impulsen. Hij werd veroordeeld tot 255 dagen jeugddetentie, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis, en de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd met een jaar verlengd. De rechtbank wees ook de schadevergoeding van ruim tweeduizend euro toe aan het slachtoffer, die het gevolg was van de mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/114002-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/167754-20
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
die momenteel verblijft in jeugdinstelling de [naam instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. de Boer, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Veen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 april 2020 te Bolsward, (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes op het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of met een/dat mes in de richting van en/of langs het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt en/of een/dat mes op/tegen de keel en/of nek en/of wang van die [slachtoffer] heeft gezet/gedrukt/gehouden en/of een/dat mes (met de punt) (vlak) voor het gezicht/de neus (en/of de ogen) en/of de borst van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of met een/dat mes langs het hoofd van die [slachtoffer] heeft gezwaaid, vanuit welke (apert) bedreigende situatie (te (kunnen) worden gestoken) die [slachtoffer] het (vlak voor zijn gezicht en/of lichaam gehouden) mes met zijn hand heeft vastgepakt en/of weggeslagen (om daaraan te ontkomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2020 te Bolsward, (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een mes op het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of met een/dat mes in de richting van en/of langs het lichaam van die [slachtoffer] te steken/prikken en/of een/dat mes op/tegen de keel en/of nek en/of de wang van die [slachtoffer] te zetten/drukken/houden en/of een/dat mes (met de punt) (vlak) voor het gezicht/de neus (en/of de ogen) en/of de borst van die [slachtoffer] te houden en/of met een/dat mes langs het hoofd van die [slachtoffer] te zwaaien en/of die [slachtoffer] met dat mes te achtervolgen en/of hem (daarbij) toe te voegen "Ik steek je ogen gewoon uit als ik dat wil, boeit me niets ik doe het gewoon" en/of "Ik kan je gewoon dippen en kan je steken" en/of "ik hak je hoofd eraf, ik doe het gewoon" en/of "ik ga je doodsteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 25 april 2020 te Bolsward, (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes op en/of tegen het hoofd en/of (elders) op en/of tegen het lichaam te slaan en/of een mes (apert) dreigend vlak voor het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer] te houden ten gevolge waarvan die [slachtoffer] (om aan die bedreigende situatie (te (kunnen) worden gestoken) te ontkomen) het mes met zijn hand heeft vastgepakt en/of weggeslagen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1. ten laste gelegde feit, en heeft veroordeling gevorderd voor de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier volgt niet dat verdachte de intentie heeft gehad aangever opzettelijk van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het opzettelijk handelen kan ook in voorwaardelijke zin niet worden bewezen. Uit de verklaring van aangever, de verklaring van [getuige] en de verklaring van verdachte kan wel worden afgeleid dat verdachte aangever met een mes heeft bedreigd. Op basis van dezelfde bewijsmiddelen en de letselverklaring volgt ook dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem onder andere met het mes op het hoofd te slaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde feit en dat een veroordeling kan volgen met betrekking tot de onder 2. en 3. ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat voor poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling. Volgens de raadsman kunnen de bedreiging en mishandeling wel bewezen worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aangever enkel met het mes heeft bedreigd. Hij heeft daarbij geen dreigende woorden gebruikt, zodat voor dit deel van de tenlastelegging vrijspraak dient te volgen.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen. Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt niet dat verdachte de bedoeling heeft gehad aangever opzettelijk van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe brengen met het mes dat hij bij zich droeg. Het opzet van verdachte kan ook in voorwaardelijke zin niet worden bewezen, zodat de rechtbank verdachte van dit feit zal vrijspreken.
Feiten 2 en 3
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 14 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer] op 25 april 2020 in Bolsward bedreigd met een mes. Het mes lag nabij het voetbalveld verstopt in de bosjes. Ik heb het mes gepakt en voor het gezicht van [slachtoffer] gehouden. Toen [getuige] en ik wegliepen, zagen wij bloed op het mes.
Ik was die avond boos op [slachtoffer] . Als ik boos ben, heb ik niet altijd onder controle wat ik doe.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 25 april 2020, opgenomen op pagina 16 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020106230 d.d. 10 mei 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik zat op 25 april 2020 in de dug-out achter het voetbalveld in Bolsward. Ik zat met mijn hoofd tegen de muur aan en keek naar voren naar [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] ineens vanuit het niets een vet groot mes trok. Hij pakte het mes met zijn rechterhand. Ik zag dat [verdachte] zijn arm recht vooruit strekte en met het mes naar mijn neus wees. Het mes kwam tot een centimeter voor mijn neus. Hij raakte mij bijna. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Volgens mij moeten wij eerst nog even praten". Toen zei hij: "Dus je lult achter mijn rug om ofzo", ondertussen sloeg [verdachte] mij met het mes met de achterkant, daarmee bedoel ik de botte kant, bovenop mijn hoofd, op mijn ribben en op mijn arm. Ik zag dat [verdachte] tegen en om mijn lichaam heen, met name hoofd en bovenlichaam, aan het slaan en steken was. Hij stak mij dan vlak langs het lichaam, net niet raak. Op een gegeven moment hield [verdachte] het mes tegen mijn nek aan. Ik voelde dat hij het mes tegen mijn keel aan drukte. Hij schoot uit naar mijn oog, een groot gedeelte van het mes zat daardoor tegen mijn wang aan. De punt van het mes zat ter hoogte van mijn oor. Het mes zat vlakbij mijn oog. Ik hoorde dat [verdachte] toen zei: "Ik steek je ogen gewoon uit als ik dat wil, boeit me niets ik doe het gewoon". [verdachte] zei: "Vertel wat je achter mijn rug om hebt gezegd anders steek ik je neer". Het mes had hij toen al van mijn wang afgehaald, hij was er toen weer mee aan het rond slaan en prikken. [verdachte] zei: "Ik doe het gewoon, ik heb niets te verliezen, kankerneger". "Ik kan je gewoon dippen en kan je steken". Dippen is in straattaal steken. [verdachte] zei tegen mij: "Ik hak je hoofd eraf, ik doe het gewoon." Toen zwaaide [verdachte] met het mes langs mijn hoofd. [verdachte] zei: "Ik steek je, ik steek je dood als je het niet zegt". Ik dacht op dat moment echt dat ik dood ging, ik was bang, ik had niks en [verdachte] stond met zo'n groot mes tegenover me. Op een gegeven moment hield [verdachte] het mes weer tegen mijn nek, hij schreeuwde daarbij: "Ik ga je doodsteken". Hij zei dat zo agressief dat ik het echt geloofde, ik voelde me zo bedreigd. Ik dacht echt dat hij het zou doen. Ik heb het mes beetgepakt met mijn linkerhand en heb het mes weggeduwd. [verdachte] duwde tegen het mes. Ik ben gaan staan, heb het mes en [verdachte] weggeduwd en ben gaan rennen. Ik kwam er pas thuis achter dat ik bloedde. Ik rende voor mijn leven richting huis. [verdachte] kwam achter mij aanrennen. Hij was echt heel dichtbij, ik keek achter mij en toen zag ik het mes dus in zijn hand. Ik zag het mes glinsteren. Ik hoorde dat [verdachte] riep: "Kom hier, kankerneger, ik steek je dood, ik steek je dood". Ik kwam er ook pas later achter dat ik bloed had, ik zag dat ik een snijwond had tussen mijn duim en wijsvinger en een diepe snijwond in mijn duim. Ik kon het bot zien zitten. Ik heb elf hechtingen gekregen in mijn hand en duim. Ik heb nog steeds veel pijn aan mijn hand en aan mijn hoofd en ribben.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 april 2020, opgenomen op pagina 23 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
[verdachte] trok ineens een mes en hield dit voor [slachtoffer] . [verdachte] legde het mes met de platte kant op het hoofd van [slachtoffer] . Hij hield het mes bij de borst van [slachtoffer] . Toen hij met het mes op het hoofd van [slachtoffer] tikte, hield hij het mes ook voor zijn hoofd. [slachtoffer] sloeg het mes weg en rende heel hard weg. [verdachte] rende achter hem aan. Er zat bloed aan het mes, tussen het midden van het mes en de punt van het mes.
4. Een geneeskundige verklaring, op 11 mei 2020 opgemaakt en ondertekend door K. van Langen, forensisch arts in opleiding en T.H. Tan, forensisch arts, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier voor zover inhoudende, als hun verklaringen:
Letselbeschrijving [slachtoffer] (betrokkene):
Twee krasverwondingen op de rechter schouder en een krasverwonding op de rechter schouder nabij de twee voorgaande krasverwondingen.
De geconstateerde letsels kunnen zijn ontstaan op het moment zoals betrokkene heeft verklaard. Betrokkene heeft hieromtrent opgegeven dat hij zou zijn geslagen met de botte kant van een mes op zijn hoofd, ribben en schouders. Vervolgens zou hij het mes hebben vastgepakt met zijn linkerhand om deze af te weren.
Uit correspondentie van de dokterswacht d.d. 25 april 2020 en 26 april 2020 volgt dat sprake was van een wond tussen wijsvinger en duim, 1 centimeter lang en erg diep. Rafelige wond, pees a vue wel intact. Totaal negen hechtingen.
De opgegeven toedracht komt enigermate overeen met de verwonding.
Bewijsoverwegingen rechtbank
Feit 2
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat aangever door verdachte zowel verbaal als fysiek is bedreigd, zoals hierna is opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte stelt dat hij het slachtoffer enkel een mes heeft voorgehouden en daarbij geen bedreigende woorden heeft gebruikt. De rechtbank gaat daar niet in mee en leidt uit het dossier af dat verdachte verder is gegaan dan het enkel tonen van een mes. Dit volgt uit de aangifte waarin aangever consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de gebeurtenissen van die avond, en de verklaring van getuige [getuige] die onder meer heeft verklaard over het tikken met het mes op het hoofd van aangever en het wegslaan van het mes door aangever. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat de sfeer en setting waarin een en ander plaatsvond niet past bij de gang van zaken zoals deze door verdachte is geschetst. Uit het dossier en de behandeling ter terechtzitting volgt dat verdachte kwaad was op aangever en hem daarom heeft meegelokt naar een donkere plek achter het voetbalveld bij een dug-out. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet altijd meer weet wat hij doet als hij boos is. Gelet op vorenstaande heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte naast dat hij een groot mes heeft getrokken waarmee hij aangever heeft bedreigd, verdachte ook bedreigende woorden heeft gezegd.
Feit 3
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt tevens dat verdachte met het mes op het hoofd van aangever heeft geslagen. Daarnaast heeft verdachte het mes dreigend nabij het gezicht en lichaam van aangever gehouden. Vervolgens heeft aangever het mes weggeduwd om het mes bij zich vandaan te houden en verdachte van zich af te kunnen duwen. Daarmee kon aangever ontkomen aan de bedreigende situatie waarin hij zich op dat moment bevond. Uit de aangifte en letselverklaring kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat aangever hierdoor gewond is geraakt aan zijn hand en mede daardoor pijn heeft ervaren. Dit wordt onderstreept door het feit dat zowel verdachte als getuige [getuige] verklaren dat er na afloop bloed zichtbaar was op het mes. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aangever pijn en letsel heeft bekomen door toedoen van verdachte. De rechtbank acht het feit dan ook bewezen, zoals hierna is opgenomen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2. en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 25 april 2020 te Bolsward in de gemeente Súdwest-Fryslân, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door met een mes op het hoofd en elders op en tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan en/of met dat mes in de richting van en langs het lichaam van die [slachtoffer] te steken/prikken en dat mes op/tegen de keel of nek en wang van die [slachtoffer] te zetten/drukken/houden en dat mes met de punt vlak voor het gezicht en borst van die [slachtoffer] te houden en met dat mes langs het hoofd van die [slachtoffer] te zwaaien en die [slachtoffer] met dat mes te achtervolgen en hem daarbij toe te voegen: "Ik steek je ogen gewoon uit als ik dat wil, boeit me niets ik doe het gewoon" en "Ik kan je gewoon dippen en kan je steken" en "Ik hak je hoofd eraf, ik doe het gewoon" en "Ik ga je doodsteken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op 25 april 2020 te Bolsward in de gemeente Súdwest-Fryslân, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een mes op en tegen het hoofd en elders tegen het lichaam te slaan en een mes apert dreigend vlak voor het gezicht en het lichaam van die [slachtoffer] te houden ten gevolge waarvan die [slachtoffer] om aan die bedreigende situatie te kunnen worden gestoken te ontkomen het mes met zijn hand heeft vastgepakt en heeft weggeslagen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling.
3. Mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychologisch rapport van 28 juli 2020 opgemaakt door drs. D.B. Wisman, psycholoog. Dit rapport houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in als conclusie.
Verdachte heeft samengestelde problematiek. In de basis lijkt sprake te zijn van een kwetsbare positie en een trauma in de kindertijd dat heeft geleid tot een verstoorde identiteitsontwikkeling (emotie-impulsregulatieproblemen, middelengebruik) hetgeen uiteindelijk tot een normoverschrijdende gedragsstoornis heeft geleid. Daarnaast is een leerprobleem geclassificeerd, omdat het verdachte niet lukt optimaal gebruik te maken van zijn leercapaciteit. Voornoemde problematiek speelde tijdens het tenlastegelegde en beïnvloedde op dat moment de keuzes en gedragingen van verdachte.
Verdachte erkent dat het tenlastegelegde fout was, maar vooral omdat hij zich niet aan de avondklok hield en een mes meenam. Verdachte laat nauwelijks empathie zien richting aangever en stelt dat aangever gewond is geraakt, omdat hij zelf het mes heeft vastgepakt. Verdachte weet cognitief wel dat zijn gedrag niet juist was. Dit inzicht leidde tijdens het tenlastegelegde echter niet tot het sturen en reguleren van zijn gedrag, omdat hij (te) sterk geleid werd door persoonlijke motieven, ingegeven door boosheid richting aangever. Dat deze boosheid zo extreem werd dat het tot het tenlastegelegde leidde, komt mogelijk door de combinatie van langdurig bestaande innerlijke spanning (PTSS), zijn overgevoeligheid voor krenking, vooral bij leeftijdsgenoten, en geringe coping. Daardoor bleef hij hangen in zijn boosheid en liet hij zich teveel meeslepen vanuit zijn behoefte aan vermeende rechtvaardigheid. Dit maakt dat de gedragsalternatieven voor verdachte ingeperkt waren. Vanwege dit laatste wordt geadviseerd om de feiten verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusies en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte daarom strafbaar, omdat ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 2. en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 255 dagen jeugddetentie, zodat het onvoorwaardelijk strafdeel gelijk is aan het voorarrest. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen en de proeftijd daarvan te verlengen met een jaar. De aan de proeftijd verbonden voorwaarden dienen te worden gewijzigd in die zin dat deze gelijk zijn aan de voorwaarden zoals in deze zaak door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad) wordt geadviseerd. Deze voorwaarden omvatten een verplichte klinische behandeling bij de [naam instelling] , verplichte dagbesteding en/of scholing en het verlenen van medewerking aan het traject ITB Harde Kern begeleid door de jeugdreclassering. De officier van justitie acht elektronische controle niet langer noodzakelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich in zijn pleidooi met betrekking tot de strafoplegging aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de psychologische onderzoeksrapportage van 28 juli 2020, de over hem opgemaakte rapportage van de Raad van 8 januari 2021, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en mishandeling van een 14-jarige jongen. Verdachte heeft het slachtoffer 's avonds laat, in aanwezigheid van een paar leeftijdsgenoten, naar een afgelegen en donkere plek gelokt en daar bedreigd met een groot mes. Daarbij is het slachtoffer onder andere gewond geraakt aan zijn hand. Het behoeft geen betoog dat het slachtoffer op dat moment erg bang is geweest. Hij voelde zich ernstig bedreigd, mede omdat verdachte meermalen zei hem dood te steken. Al met al is dit een uiterst beangstigende ervaring geweest voor het slachtoffer waar hij tot op de dag van vandaag last van heeft: hij kan zijn hand nog niet volledig gebruiken en kampt met psychische klachten. Verdachte heeft geen oog gehad voor de gevolgen van zijn handelen en liet zich enkel leiden door boosheid en frustraties. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk. Het gaat om nare feiten die, zoals ook namens het slachtoffer ter zitting is verwoord, een grote impact hebben gehad op het slachtoffer en zijn familie.
Tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat verdachte kampt met complexe persoonlijke problematiek en daardoor moeite heeft om zijn emoties en impulsen te reguleren. De psycholoog heeft vastgesteld dat de gediagnosticeerde problematiek van verdachte van invloed is geweest op zijn denken en handelen toen hij de feiten pleegde. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar waarmee rekening zal worden gehouden bij de bepaling van de straf.
Uit het advies van de Raad volgt dat verdachte gebaat is bij een intensieve behandeling waarbij behandeling plaatsvindt van zijn trauma en emotie-impulsregulatieproblematiek. De Raad verwacht dat verdachte daardoor beter in zijn vel zal komen te zitten en op alle levensgebieden beter zal gaan functioneren. Een intensieve gesloten behandeling binnen de [naam instelling] lijkt de meest aangewezen interventie voor verdachte, mede gelet op het recidiverisico, dat door de Raad als hoog wordt ingeschat. Verdachte is gemotiveerd voor de behandeling en zijn ouders steunen hem hierin. Inmiddels is verdachte in de [naam instelling] geplaatst in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Op 4 januari jongstleden is verdachte opgenomen. Gelet op het voorgaande adviseert de Raad aan verdachte voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een verplichte behandeling binnen de [naam instelling] , verplichte dagbesteding en/of scholing na afloop van de behandeling en een meldplicht en het verlenen van medewerking aan de afspraken in het kader van het traject ITB Harde Kern. De Raad heeft geadviseerd de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf toe te wijzen en deze straf te verrekenen met de duur van de voorlopige hechtenis in onderhavige zaak. De Raad heeft verklaard dat langere onvoorwaardelijke jeugddetentie de behandeling van verdachte zal doorkruisen. Een voorwaardelijke jeugddetentie is nodig als stok achter de deur.
Gelet op de aard en de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, het advies van de Raad, de psychologische onderzoeksrapportage en verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend. De rechtbank zal de eis daarom volgen. Daarbij is tevens het strafblad van verdachte in aanmerking genomen waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling en bedreiging en dat verdachte daarvoor in een proeftijd liep.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de behandeling van verdachte in de [naam instelling] wordt voortgezet, zodat gewerkt kan worden aan zijn persoonlijke problematiek en functioneren. Daarmee wordt de kans op recidive teruggedrongen. De wet biedt geen mogelijkheid de eerder voorwaardelijke opgelegde jeugddetentie ten uitvoer te leggen en deze te verrekenen met de voorlopige hechtenis die in deze zaak al door verdachte is doorgebracht, zoals door de Raad is voorgesteld. Omdat de rechtbank het noodzakelijk acht dat de behandeling van verdachte wordt voortgezet en niet wordt doorkruist, wijst de rechtbank de vordering na voorwaardelijke veroordeling af. De rechtbank verlengt de proeftijd met een jaar zoals hierna is vermeld. Aan deze proeftijd zullen de in deze zaak door de Raad geadviseerde voorwaarden worden verbonden.
Namens de jeugdreclassering is ter zitting naar voren gebracht dat elektronisch toezicht zinvol en nodig is om verdachte vanuit een gesloten setting te kunnen begeleiden naar meer vrijheden in de thuissituatie. De Raad heeft daarentegen geadviseerd niet langer elektronisch toezicht te verbinden aan de voorwaarden, omdat verdachte moet leren omgaan met vrijheden en het geleerde in de praktijk moet brengen. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het voorwaardelijk strafdeel en de daaraan verbonden voorwaarden op dit moment volstaan om verdachte adequaat te kunnen begeleiden en toezicht op hem te houden. Bovendien is eerder gebleken dat verdachte zich kan houden aan de voorwaarden van elektronisch toezicht, zodat het geen meerwaarde heeft dit nogmaals in te zetten. De rechtbank zal daarom niet de bijzonder voorwaarde van elektronische controle stellen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot 255 dagen jeugddetentie met aftrek van de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de verlengde proeftijd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straf zullen de volgende bijzondere voorwaarden worden verbonden: verplichte behandeling bij de [naam instelling] , dagbesteding en/of scholing na afloop van de behandeling, een alcohol- en drugsverbod en een meldplicht en het nakomen van afspraken in het kader van de maatregel ITB Harde Kern onder toezicht van de jeugdreclasseringsinstelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid Leeuwarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] , vertegenwoordigd door [benadeelde partij] , heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 117,88 ter vergoeding van materiële schade en € 2.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarbij geen vervangende jeugddetentie toegepast dient te worden bij het niet voldoen van de betalingsverplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met betrekking tot de materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat toewijzing daarvan beperkt moet blijven tot de oorspronkelijke vordering waarin 1.300,00 euro werd gevorderd. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële en immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. en 3. bewezen verklaarde.
De hoogte van materiële schade is door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal de gevorderde materiële schade van € 117,88 toewijzen.
De hoogte van de immateriële schadevergoeding van de benadeelde partij is door de verdediging betwist. De rechtbank neemt bij de beoordeling van die schade in aanmerking dat het om twee ernstige strafbare feiten gaat die grote gevolgen hebben gehad voor het slachtoffer. Het slachtoffer ervaart tot op de dag van vandaag zowel aantoonbare fysieke als psychische klachten. Zo staat het slachtoffer nog steeds onder behandeling van een therapeut voor zijn psychische klachten en is hij op 2 november 2020 geopereerd aan zijn hand. Het slachtoffer kan zijn hand op dit moment niet volledig gebruiken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen.
In totaal zal de rechtbank een bedrag toewijzen van € 2.117,88, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank houdt daarbij rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en zal daarom de vervangende jeugddetentie en de gijzeling bepalen op 0 dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 24 december 2019, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 220 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 8 januari 2020.
De officier van justitie heeft bij vordering, ingekomen ter griffie op 17 december 2020, de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 2. en 3. bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, omdat veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging kan worden gelast van de voorwaardelijk opgelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, is de rechtbank, zoals hiervoor al overwogen, van oordeel dat de proeftijd moet worden verlengd met één jaar. De bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf zijn verbonden, zullen worden gewijzigd, zoals hierna in het dictum van dit vonnis vermeld. De algemene voorwaarden blijven vanzelfsprekend onverminderd van toepassing.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77gg, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 255 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht en door de rechtbank op 255 dagen is berekend, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.117,88 (zegge: tweeduizend honderdzeventien euro en achtentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 2.117,88 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 april 2020, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 dagen jeugddetentie en bepaalt de duur van de gijzeling op 0 dagen. Dit bedrag bestaat uit € 117,88 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/167754-20:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 24 december 2019.
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 24 december 2019 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Wijzigt de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden bijzondere voorwaarden, zodat deze als volgt komen te luiden:
1. Veroordeelde stelt zich verplicht onder behandeling van de [naam instelling] of een soortgelijke instelling voor de periode van maximaal 12 maanden, welke periode is aangevangen op 4 januari 2021;
2. Veroordeelde beschikt over dagbesteding en/of scholing na afloop van zijn behandeling bij de [naam instelling] of soortgelijke instelling;
3. Veroordeelde houdt zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding, waarvan zes maanden aansluitend op de behandeling van de [naam instelling] (of soortgelijke instelling) aan de maatregel van ITB Harde Kern en zal zich gedurende een door de gecertificeerde instelling te bepalen periode en op door de gecertificeerde instelling te bepalen tijdstippen melden, zo frequent en zo lang die instelling dat gedurende de proeftijd noodzakelijk vindt.
Veroordeelde verleent zijn medewerking aan de daaruit voortvloeiende afspraken,
waarbij aan de gecertificeerde instelling Regiecentrum Bescherming en Veiligheid in Leeuwarden opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelde is daarbij van rechtswege verplicht zijn medewerking te verlenen aan het vaststellen van zijn identiteit en aan het reclasseringstoezicht, waaronder de medewerking aan huisbezoeken;
4. Veroordeelde gebruikt gedurende de proeftijd geen alcohol en drugs, voor zolang de reclassering dat noodzakelijk vindt, en veroordeelde werkt mee aan controles hierop door middel van urineonderzoek.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.F. Hammerle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M. Postma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 januari 2021.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.