Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1., 2. en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een veroordeling kan volgen ten aanzien van feiten 1., 2. en 3. Ten aanzien van feit 3. heeft hij aangevoerd dat niet de gehele ten laste gelegde periode bewezen kan worden. Er kan enkel een veroordeling volgen voor de periode vanaf eind december 2020 tot aan de aanhouding van verdachte op 24 februari 2021. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring die verdachte daarover heeft afgelegd geloofwaardig is. De verklaringen van de gebruikers die hebben verklaard dat verdachte al voor eind december 2020 heeft gedeald zijn minder betrouwbaar, omdat het een feit van algemene bekendheid is dat mensen met verslavingsproblematiek niet altijd goed weten wanneer zij van wie drugs hebben gekocht. Verder zegt de hoeveelheid drugs die bij verdachte is aangetroffen niets over de dealperiode.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1. en 2.
De rechtbank acht feiten 1. en 2. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 25 februari 2021, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021050359 van 4 mei 2021, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van 1 april 2021, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
4. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 maart 2021, opgenomen op pagina 112 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 1] ;
5. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 maart 2021, opgenomen op pagina 113 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 1] ;
6. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 maart 2021, opgenomen op pagina 114 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 1] ;
7. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 29 maart 2021, opgenomen op pagina 115 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 2] ;
8. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 29 maart 2021, opgenomen op pagina 116 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 2] ;
9. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 29 maart 2021, opgenomen op pagina 117 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 2] .
Ten aanzien van feit 3.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 11 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Vanaf eind december 2020 tot 23 februari 2021 heb ik in drugs gehandeld. Ik had dagelijks een aantal klanten. Ik dealde voornamelijk in speed, maar ik heb ook GHB verkocht. Ik had de drugs altijd in een rugzak.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2020, opgenomen op pagina 39 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2021050359 van 4 mei 2021, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik verbalisant was op 15 juni 2020 belast met het onderzoek. In dit onderzoek werd verdachte [naam 3] op heterdaad aangehouden. Bij de fouillering bleek dat verdachte een zakje met een witte substantie had. In het verhoor verklaarde verdachte dat het natte speed betrof. Verdachte verklaarde dat hij dit sinds afgelopen vrijdag in zijn bezit had en had gekocht bij een [verdachte] . Nadat de verdachte dit had verklaard kreeg ik het idee, dat de omschreven persoon de mij ambtshalve bekende [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1983 te Smallingerland kon zijn. Om dit uit te sluiten heb ik verbalisant aan verdachte [naam 3] een foto getoond van [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1983 te Smallingerland. Ik heb aan verdachte gevraagd of dit de persoon betrof, waarvan hij zijn drugs kocht. Ik hoorde hem zeggen dat dit inderdaad de [verdachte] was, welke hij bedoelde. Hij zou hem voor 100 procent herkennen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 februari 2021, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 4] :
V: Heb je wel eerder drugs van [verdachte] gekocht
A: ja wiet. Hij heeft altijd de rugzak bij zich met hierin drugs
V: en harddrugs
A: Ook wel speed, maar de laatste tijd weed.
V: En daarvoor, wat betaal je voor de wiet bij [verdachte]
A: ik heb wel eens op de pof gekregen, dit was in november, ook betaal ik wel eens 20
euro voor een zakje wiet bij [verdachte]
V: Wat betaal jij voor de speed bij [verdachte]
A: Meestal 5 gram speed voor 20 euro, dit is vorig jaar geweest.
V: Vorig jaar heb je dus een paar keer speed gekocht bij deze [verdachte]
A: Klopt
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 25 februari 2021, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 5]:
A: [verdachte] . Ik heb wel eens van hem gekocht, GHB bedoel ik dan. Ik kreeg wel GHB van [verdachte] . Bij mij thuis had hij een cola-fles GHB bij zich, hij had dit in zijn tas meegenomen, dit was ongeveer een maand geleden. Hij verdeelde de GHB bij mij in de woning in kleinere porties. Hij deed dit in kleine Carvan Cevitam-flesjes. Hij verkocht dit.
V: Hoe lang is het geleden dat hij bij jouw thuis kwam om GHB te verdelen
A: Dat is afgelopen zomer geweest, in 2020. [verdachte] verdeelde de GHB bij mij in de woning, ik kreeg hiervoor in ruil wat GHB. Als hij bij mij in de woning GHB mocht maken of verdelen, kreeg ik ook wel een xtc-pilletje of wat speed. Hij bezorgt de drugs op de fiets bij de mensen langs.
O: Aan getuige wordt een foto getoond van [verdachte] , geboren op [geboortedatum]/1983
A: Ja, dat is genoemd [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 15 juni 2021, opgenomen in het aanvullend procesdossier met nummer PL0100-2020152002-4, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
V: Nu is er in jouw fouillering een wit goedje aangetroffen, wat is dat?
A: Dat is speed.
V: Hoelang heb je dat al in je bezit?
A: Vanaf vrijdag. Ik weet dat hij pillen verkoopt en MDMA en speed. Hij verkoopt ook wel GHB. Hij staat in mijn telefoon als [verdachte] .
Bewijsoverweging rechtbank ten aanzien van feit 3.
Verdachte heeft verklaard dat de handel in harddrugs gedurende een periode van eind december 2020 tot aan zijn aanhouding op 24 februari 2021 heeft plaatsgevonden en niet, zoals ten laste gelegd, al in de periode vanaf 12 juni 2020. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van verdachte hierover geloofwaardig is en dat de verklaringen van de getuigen, die hebben verklaard al voor eind december 2020 drugs van verdachte te kopen, minder betrouwbaar zijn omdat het een feit van algemene bekendheid is dat mensen met verslavingsproblematiek niet altijd goed weten van wie zij hun drugs hebben afgenomen.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat er meerdere getuigen zijn die, onafhankelijk van elkaar, hebben verklaard al voor eind december 2020 drugs van verdachte te hebben gekocht dan wel gekregen. Uit de getuigen verklaringen volgt dat verdachte ook in de periode van 12 juni 2020 tot eind december 2020 al drugs verkocht. De rechtbank ziet, gelet op het feit dat meerdere getuigen over deze periode hebben verklaard, geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen. Ten aanzien van de begindatum van de ten laste gelegde periode heeft de rechtbank acht geslagen op de verklaring van getuige [naam 3] , die op 15 juni 2020 heeft verklaard de vrijdag daarvoor, hetgeen 12 juni 2020 was, speed van verdachte te hebben gekocht. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 12 juni 2020 tot en met 23 februari 2021 schuldig heeft gemaakt aan het dealen in amfetamine, GHB en MDMA.