ECLI:NL:RBNNE:2021:2776

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
18/720014-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en bedreiging met een mes door verdachte tegen oud-begeleidster en pinpassen weggenomen bij instelling

Op 18 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en bedreiging. De verdachte bedreigde zijn oud-begeleidster met een mes in haar auto en heeft pinpassen weggenomen bij de instelling waar hij voor dagbesteding kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen van hulpverleners heeft misbruikt en gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en klinische opname in FPA Zuidlaren. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van het primair ten laste gelegde feit van bedreiging, waarvan de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en impulsiviteit, en heeft het advies van de reclassering gevolgd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720014-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/104089-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2021.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Bauer, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te of nabij Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, door (terwijl verdachte als passagier naast die [slachtoffer] in haar auto zat, op weg naar een adres in Drachten waar die [slachtoffer] hem op zijn verzoek naartoe zou brengen) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vanaf zeer korte afstand, met de punt naar voren, te richten op de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer] , althans zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn hand heeft gehouden, en die [slachtoffer] toe te voegen -zakelijk weergegeven- dat zij hem naar Amsterdam moest brengen, althans dat zij -in plaats van met hem naar Drachten te rijden- met hem moest blijven doorrijden en/of dat die [slachtoffer] hem haar mobiele telefoon moest geven;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 7 februari 2020 te of nabij Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (terwijl verdachte als passagier naast die [slachtoffer] in haar auto zat) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, vanaf zeer korte afstand, met de punt naar voren, te richten op de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer] , dan wel zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn hand te houden;
2. primair
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Burgum, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, meermalen, althans eenmaal, (telkens) geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] (locatie Drachten, [straatnaam] ), (telkens) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (meermalen) met (een) (bij [benadeelde partij] weggenomen) pinpas(sen), zonder toestemming van [benadeelde partij] , in het winkelbedrijf Action, aldaar, en/of in het winkelbedrijf Kruidvat, aldaar, (telkens) (een) goed(eren) te betalen en/of (daarbij) extra geld te pinnen;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (aantal) pinpas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij] (locatie Drachten, [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. meer subsidiair
hij op of omstreeks 20 september 2019 te Burgum, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel, een (aantal) pinpas(sen) toebehorende aan [benadeelde partij] , heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 1. primair en heeft veroordeling gevorderd voor feit 1. subsidiair en feit 2. primair.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van feit 1. primair, omdat er geen sprake was van een voltooid delict en er bovendien sprake was van een vrijwillige terugtred.
De raadsvrouw heeft voorts gemotiveerd vrijspraak bepleit van feit 2, zowel in primaire, subsidiaire als meer subsidiaire variant. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een veroordeling.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1. primair
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank het onder 1. primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van. feit 1. subsidiair
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2020, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020035684 d.d. 24 maart 2020, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Ten aanzien van feit 2. primair
De rechtbank past ten aanzien feit 2. primair de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 4 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was op 20 september 2019 bij [benadeelde partij] in Drachten. Ik wist wel dat er pinpassen in de postkamer lagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 september 2019, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020035684 d.d. 24 maart 2020, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Ik doe aangifte van diefstal van 4 pinpassen welke eigendom zijn van [benadeelde partij] [straatnaam] . Onze bankpassen liggen altijd in een geldkistje in een locker in het gebouw [naam 1] . De locker staat op de afdeling postkamer. [naam 3] heeft de middag van 20 september 2019 afgesloten. Op 23 september 2019 ging ik naar de postkamer en ik wilde de bankpassen pakken, maar zag opeens dat deze niet meer op de juiste plek lagen. Ik ben toen het programma “geldbeheer” gaan openen. Ik zag dat met 2 passen gepind was. Er is gebruik gemaakt van contactloos betalen. Ik zag dat 20 september rond 17:00 uur gepind was in Burgum bij het Kruidvat. Ook zag ik dat er bij de Poiesz in Burgum was gepind. [verdachte] is dinsdag, donderdag en vrijdag bij ons op de dagbesteding.
2a. een bijlage behorende bij genoemde aangifte, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudend:
Datum omschrijving bedrag pas
20-09-2019 5310 Action [plaats] NL 17:13:23 Card [nummer] – A - 20,35
20-09-2019 5331 Kruidvat [plaats] NL 17:21:58 Card [nummer] - - 20,49
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2020, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 16 oktober 2019 heb ik, [verbalisant], contact opgenomen met de Kruidvat te Burgum. Ik heb aan de Kruidvat de vraag gesteld of er beelden beschikbaar waren van 20 september 2019 om 17:21 uur. Op vrijdag 11 oktober 2019 heb ik gebeld met de Action te Burgum. Hier heb ik de vraag gesteld of er beelden beschikbaar waren van 20 september om 17:13 uur. Na het ontvangen de foto’s van de Action en het Kruidvat zag ik op de deze foto’s dat het dezelfde persoon was. Ik herkende hem namelijk aan zijn kleding. Ik zag dat hij een zwarte pet met de klep naar voren droeg. Ook zag ik dat hij een zwarte broek en een zwart gewatteerd jack aan had.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Naar aanleiding van telefonisch contact met de Action te Burgum kreeg ik de beelden doorgestuurd waarop het volgende te zien is. Ik zie dat de jongen een blikje drinken afrekent. Daarna zie ik dat hij de betaalpas in zijn rechterhand heeft. Ik zie dat hij contactloos betaalt met deze pas. Ik zie dat de dame achter de kassa daarna briefgeld uit de kassa haalt en aan de jongeman overhandigt. Hieruit maak ik op dat hij waarschijnlijk geld “bij gepind” heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Ik sprak telefonisch met de manager van de Kruidvat te Burgum. Hij zei dat hij beelden van de kassa had. Hij wilde duidelijke foto’s toesturen van de jongen die op dat moment afrekende. Toen ik deze beelden bekeek, herkende ik de bij mij ambtshalve bekende jongeman [verdachte]. Tevens vroeg ik ter bevestiging aan enkele collega’s of ze deze persoon op de foto herkenden. Verschillende collega’s noemden bij mij de naam [verdachte] toen ik hen de hierboven genoemde foto’s liet zien. Toen ik de foto’s op de Facebookpagina “ [verdachte] ” vergeleek met de hierboven genoemde foto’s zag ik dat het om dezelfde persoon gaat.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2020, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Aanvullende informatie beelden Action te Burgum. Een screenshot van de beelden is toegevoegd aan het dossier. Op deze foto is te zien dat een jongeman met een donkere jas en donkere pet een bestelling afrekent bij de action. Ik herinner mij dat ik gebeld heb met de vestiging en de beelden vroeg aan de medeweker. Ik heb toen de tijdstippen genoemd van de transacties welke te herleiden waren door de bankafschrijving, 20 september 2019 om 17:13 uur. Op de bijgevoegde foto’s van de Kruidvat te Burgum is het volgende waar te nemen. De verdachte loopt de winkel binnen en is volledig in beeld. Verdachte is bij de kassa en rekent een blauw gekleurd blikje frisdrank af. De jongeman houdt de gestolen pinpas boven het apparaat om er contactloos mee te betalen. Op de foto’s is te zien dat de jongeman welke afrekent bij de Action en Kruidvat, qua signalement overeenkomt met de foto’s op zijn Facebookpagina. Deze foto’s heb ik toegevoegd aan dit proces-verbaal. Hij draagt zijn petje vaak op een typische en kenmerkende manier iets hoger op zijn hoofd dan ‘normaal’. Hierdoor is hij voor mij nog meer herkenbaar geworden en kan ik gemakkelijk de vergelijking maken tussen de persoon op de Facebookfoto’s en de persoon op de opgevraagde camerabeelden. Ik heb hem hier dan ook voor 99,9 procent op herkend.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van feit 2. primair weerlegd wordt door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Op basis van deze bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bekeken, acht de rechtbank het onder 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en onder 2. primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op
of omstreeks7 februari 2020 te of nabij Drachten,
(althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door terwijl verdachte als passagier naast die [slachtoffer] in haar auto zat een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, vanaf zeer korte afstand, met de punt naar voren, te richten op de zijkant van het lichaam van die [slachtoffer] ,
dan wel zichtbaar voor die [slachtoffer] in zijn hand te houden
2. primair
hij op
of omstreeks20 september 2019 te Burgum,
(althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel,meermalen,
althans eenmaal,telkens geld,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij] , locatie Drachten, [straatnaam] , telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door meermalen met
eenbij [benadeelde partij] weggenomen pinpassen, zonder toestemming van [benadeelde partij] , in het winkelbedrijf Action, aldaar, en
/ofin het winkelbedrijf Kruidvat, aldaar, telkens
(een)goederen te betalen en
/ofdaarbij extra geld te pinnen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1. subsidiair en feit 2. primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met het feit dat het onder feit 1. tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1. primair en ten aanzien van feit 2. primair., subsidiair., en meer subsidiair. gepleit voor vrijspraak. Ten aanzien van feit 1. subsidiair heeft de raadsvrouw gepleit voor een straf gelijk aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het psychologisch Pro Justitiarapport opgesteld door drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, van 26 mei 2020, de rapportages van de reclassering van het Leger des Heils van 20 mei 2021 en 17 april 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en bedreiging. Het gaat om een ernstige bedreiging. Verdachte heeft zijn oud-begeleidster in de auto bedreigd met een mes. Daarnaast heeft verdachte pinpassen weggenomen bij de instelling waar hij wekelijks kwam voor dagbesteding. Hij heeft daarmee het vertrouwen van hulpverleners misbruikt en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
In voornoemd rapport van deskundige drs. J. Yntema, GZ-psycholoog, staat vermeld dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met anti-sociale trekken) en een stoornis in alcoholgebruik. Dit laatste is in vroege remissie in een gereguleerde omgeving. Vanuit de verstandelijke beperking en andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met anti-sociale trekken) is verdachte geneigd impulsief te handelen. Hij kan de gevolgen van zijn handelen niet geheel overzien. Hij is geneigd tot korte termijn behoeftebevrediging en maakt impulsieve en egocentrische keuzes. Gezien zijn achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling is verdachte makkelijk beïnvloedbaar. De deskundige adviseert om de tenlastegelegde bedreiging in verminderde mate toe te rekenen.
Voor wat betreft de tenlastegelegde diefstal weet verdachte heel goed het verschil tussen goed en fout en wanner hij de wet overtreedt. Er kan volgens de deskundige geen doorwerking van de stoornis en beperking in dit tenlastegelegde feit worden vastgesteld.
De rechtbank neemt dit advies over en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat de onder feit 1. subsidiair tenlastegelegde bedreiging in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Uit het reclasseringsrapport dat ten behoeve van deze rechtszitting is opgemaakt, komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, beïnvloedbaarheid, impulsiviteit en soms overmatig alcoholgebruik. Dit heeft ook bij de bewezenverklaarde feiten een rol gespeeld.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en de klinische opname in [instelling] . Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker [naam 2] laten weten dat veroordeelde een intakegesprek heeft gehad bij het [instelling] . Op 21 juni 2021 om 11:00 uur kan veroordeelde opgenomen worden.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde veel baat kan hebben bij de klinische opname en dat het nu het moment is voor de klinische opname. Het risico op recidive wordt door de reclassering hoog ingeschat dus het is van belang dat er vanaf dit moment iets gaat veranderen. Verder adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank heeft er bij de strafbepaling rekening mee gehouden dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte, conform het reclasseringsadvies en de strafeis van de officier van justitie, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en klinische opname in [instelling] .

Vordering na voorwaardelijke veroordeling 18/104089-18

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 1 oktober 2018, gewezen door de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot – voor zover hier van belang – een taakstraf voor de duur van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 oktober 2018 en liep tot 14 oktober 2020.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling afgewezen dient te worden, indien de rechtbank in de hoofdzaak de strafeis volgt. Voor het geval de rechtbank de eis van de officier van justitie in de hoofdzaak niet volgt, vordert de officier van justitie dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt toegewezen.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling gepleit.
Oordeel rechtbank
Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen. Gelet op de straf die de rechtbank oplegt in de hoofdzaak, acht de rechtbank het niet opportuun om de tenuitvoerlegging van de 60 uren taakstraf te gelasten. De rechtbank zal om deze reden de vordering afwijzen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 285, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank
Verklaart niet bewezen het onder 1. primair ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 77 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak telefonisch meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden ( [telefoonnummer] ), en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich op 21 juni 2021 om 11:00 uur zal laten opnemen in [instelling] , of een soortgelijke zorginstelling, voor de duur van één jaar of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, waarna veroordeelde aansluitend op deze behandeling zal meewerken aan de overgang, indicatiestelling en plaatsing naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter bepaling door de reclassering.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/104089-18
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 1 oktober 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.F. Hammerle, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. S. van Gessel, rechters, bijgestaan door mr. S.D. Rodenboog, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2021.