ECLI:NL:RBNNE:2021:2760

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
18/065661-21
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en veroordeling voor oplichting met bijzondere voorwaarden

Op 6 juli 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van medeplegen en medeplichtigheid aan een woningverval, maar veroordeelde hem voor oplichting tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. De feiten vonden plaats op 28 juni 2020 en 30 juni 2020 in Winschoten, waar de verdachte zich voordeed als een escortdame via de website www.chatgirl.nl. Hij heeft het slachtoffer, [slachtoffer], bewogen tot de afgifte van € 100,00 door zich voor te doen als een andere persoon en een afspraak te maken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in vereniging met anderen handelde, wat leidde tot de vrijspraak voor het medeplegen van de diefstal. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, maar de proeftijd met een jaar verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/065661-21
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer: 18/830073-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 juli 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende aan het adres [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 100 euro, althans een geldbedrag, door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -:
- onder de naam “ [naam 1] ” en/of “ [naam 2] ” op/via de site www.chatgirl.nl een afspraak/date te maken/regelen met die [verdachte] , en/of
- met die [verdachte] te chatten, en/of
- vervolgens, naar de woning van die [verdachte] te gaan, en/of
- tegen die [verdachte] te zeggen dat hij, verdachte, wilde kijken of het voor de vrouw met wie die [verdachte] een afspraak had, veilig was, en/of
- die [verdachte] geld te vragen om de vrouw te overtuigen dat zij de woning binnen zou gaan en/of mocht dat niet lukken dat die [verdachte] het geld terug zou krijgen, waardoor die [verdachte] werd bewogen tot afgifte van genoemde 100 euro, althans een geldbedrag;
2.
hij op of omstreeks 30 juni 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 870 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [verdachte] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- onder de naam “ [naam 3] ” en/of “ [naam 4] ” op/via de site www.chatgirl.nl een afspraak/date te maken/regelen met die [verdachte] , en/of
- met die [verdachte] te chatten, en/of
- naar de woning van die [verdachte] te rijden, en/of
- nadat die [verdachte] de deur van zijn woning had open gedaan, die [verdachte] vast te pakken en/of de woning in te duwen, en/of
- die [verdachte] op de grond te gooien/duwen, en/of
- die [verdachte] de woorden toe te voegen: “Hier met dat geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of één of meer anderen op of omstreeks 30 juni 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 870 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [verdachte] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- onder de naam “ [naam 3] ” en/of “ [naam 4] ” op/via de site www.chatgirl.nl een afspraak/date te maken/regelen met die [verdachte] , en/of
- met die [verdachte] te chatten, en/of
- naar de woning van die [verdachte] te rijden, en/of
- nadat die [verdachte] de deur van zijn woning had open gedaan, die [verdachte] vast te pakken en/of de woning in te duwen, en/of
- die [verdachte] op de grond te gooien/duwen, en/of
- die [verdachte] de woorden toe te voegen: “Hier met dat geld”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen en aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- als chauffeur en/of bijrijder te dienen/rijden voor die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), en/of
- door in de auto op de uitkijk te staan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Bij zowel het onder 1 als het onder 2 primair ten laste gelegde kan bewezen worden dat de feiten tezamen en in vereniging zijn gepleegd. Er is sprake van een verband tussen beide feiten. Dezelfde auto wordt gebruikt, de accountgegevens achter de gebruikte chatgirl-accounts blijken overeen te komen en dezelfde personen worden waargenomen. Hierdoor ontstaat het vermoeden dat dezelfde personen verantwoordelijk zijn voor het feit gepleegd op 28 juni 2020 en het feit gepleegd op 30 juni 2020. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde is het verdachte die aangever heeft opgelicht. Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: de medeverdachte) heeft verklaard dat het voornemen bestond om wat geld te halen bij aangever. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte samen naar de woning van aangever gereden. Twee dagen later heeft de medeverdachte aangever overvallen in zijn woning. Verdachte is toen meegegaan als bijrijder. Gelet op het voorgaande, en met name het verband tussen de feiten, kan er gesproken worden over een vooropgezet plan. Qua feitelijke handelingen is het niet relevant wat beide verdachten precies hebben gedaan. Er is in ieder geval sprake van een intellectuele bijdrage van voldoende gewicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij op 28 juni 2020 aangever voor € 100,00 heeft opgelicht. Hij heeft een afspraak gemaakt met aangever via de website www.chatgirl.nl en heeft daarbij gebruik gemaakt van het account “ [naam 1] ” of “ [naam 2] ”. Vervolgens zijn verdachte en de medeverdachte naar de woning van aangever gereden. In plaats van een escortdame is verdachte bij aangever aan de deur verschenen en heeft hem voor € 100,00 opgelicht. Verdachte heeft verklaard dat hij van de buit drugs heeft gekocht. De medeverdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van het plan van verdachte, dat hij hem alleen naar het huis van aangever heeft gereden en dat hij niets van de buit heeft gekregen.
Voorop staat dat van een gezamenlijke uitvoering van de oplichting geen sprake is geweest. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of beide verdachten zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat er desondanks sprake is van medeplegen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Uit de stukken blijkt niet dat de medeverdachte wetenschap had van het voornemen van verdachte om aangever op te lichten. Dit blijkt niet uit de verklaring van de medeverdachte, maar ook niet uit de verklaring van verdachte. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan daarom niet bewezen worden zodat de rechtbank verdachte voor dat onderdeel van het ten laste gelegde feit zal vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Op 30 juni 2020 heeft aangever wederom een afspraak gemaakt met een escortdame met het account “ [naam 3] ” via de site www.chatgirl.nl. Later op de avond komt er een vrouw bij aangever aan de deur. Zij wordt vrijwel direct aan de kant geduwd door een man. Deze man heeft aangever bij de bovenarmen gepakt en de woning ingeduwd. Hij heeft aangever vastgepakt en op de grond gegooid. Vervolgens heeft hij € 870,00 uit de borstzak van aangever gepakt en is er snel vandoor gegaan.
Aangever heeft verklaard dat hij op 30 juni 2020 is overvallen door een andere man dan degene door wie hij op 28 juni 2020 is opgelicht. Daarnaast is op het shirt van aangever DNA van de medeverdachte aangetroffen en niet het DNA van verdachte. De rechtbank stelt dan ook vast dat aangever is overvallen door de medeverdachte. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte veroordeeld kan worden als medepleger voor dit feit.
Verdachte heeft verklaard dat hij de medeverdachte samen met zijn vriendin was tegengekomen in Groningen. De medeverdachte heeft verdachte verteld dat hij zijn vriendin voor escortwerkzaamheden naar een klant zou brengen en hij heeft gevraagd of verdachte mee wilde gaan. Verdachte is vervolgens bij de medeverdachte en zijn vriendin in de auto gestapt en ze zijn met z’n drieën naar Winschoten gereden. In Winschoten zijn de medeverdachte en zijn vriendin uitgestapt en naar de woning van aangever gelopen. Even later zijn ze teruggekomen. Pas later heeft verdachte, via een nieuwsbericht, gehoord dat aangever was overvallen.
Hoewel het verhaal van verdachte de nodige vragen oproept, kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het voornemen van de medeverdachte om aangever te overvallen. Om die reden kan de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet wettig en overtuigend bewezen worden. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Ook voor de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid is de rechtbank van oordeel dat er niet voldoende wettig en overtuigend bewijs is. Bij medeplichtigheid is ‘dubbel opzet’ vereist. Verdachte moet allereerst opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, hebben op het behulpzaam zijn bij het plegen van een misdrijf of het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen daartoe. Daarnaast is opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, vereist op het gronddelict. Aangezien de rechtbank niet kan vaststellen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het voornemen van de medeverdachte om aangever te overvallen, kan niet bewezen worden dat verdachte opzet had op het gronddelict, ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 2 juli 2020, opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020174001 d.d. 25 mei 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 juni 2020 te Winschoten, gemeente Oldambt, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 100 euro, door met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -:
- onder de naam “ [naam 1] ” of “ [naam 2] ” via de site www.chatgirl.nl een afspraak te maken met die [verdachte] , en
- met die [verdachte] te chatten, en
- vervolgens, naar de woning van die [verdachte] te gaan, en
- tegen die [verdachte] te zeggen dat hij, verdachte, wilde kijken of het voor de vrouw met wie die [verdachte] een afspraak had, veilig was, en- die [verdachte] geld te vragen om de vrouw te overtuigen dat zij de woning binnen zou gaan en mocht dat niet lukken dat die [verdachte] het geld terug zou krijgen, waardoor die [verdachte] werd bewogen tot afgifte van genoemde 100 euro.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
1. oplichting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en 6 maanden. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd er op een woningoverval volgens de oriëntatiepunten een gevangenisstraf van 3 jaar staat. Daarbij gelden als strafverzwarende omstandigheden dat de diefstal in vereniging is gepleegd en gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd. De officier van justitie heeft aangegeven dat er geen reden is om van de oriëntatiepunten af te wijken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht nu alleen het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Indien de rechtbank dat nodig acht, kan er daarnaast nog een taakstraf aan verdachte opgelegd worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 juni 2020 schuldig gemaakt aan oplichting van het slachtoffer. Verdachte heeft zich op de website www.chatgirl.nl voorgedaan als een escortdame en een afspraak gemaakt met het slachtoffer. Verdachte is vervolgens naar het huis van het slachtoffer gegaan en heeft het slachtoffer op slinkse wijze bewogen tot de afgifte van
€ 100,00. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij het slachtoffer kende van vroeger en wist dat hij een betrouwbare klant was. Verdachte heeft hier vervolgens op geraffineerde wijze misbruik van gemaakt. Door zijn wijze van handelen heeft verdachte het slachtoffer schade toegebracht en zijn vertrouwen geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 mei 2021 eerder voor strafbare feiten is veroordeeld en dat hij ten tijde van het plegen van onderhavig feit in een proeftijd liep.
Gelet op de uitzonderlijk geraffineerde wijze van oplichting en zijn justitiële documentatie acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet geen ruimte om daarnaast nog een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit het reclasseringsrapport komt naar voren dat het delictgedrag van verdachte voortkomt uit zijn verslavingsproblematiek. Om recidive te voorkomen is het noodzakelijk dat verdachte aan deze problematiek gaat werken. De rechtbank zal dit bewerkstelligen door alsnog bijzondere voorwaarden te verbinden aan de eerder op 8 oktober 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, zoals hieronder bij de bespreking van de vordering na voorwaardelijke veroordeling zal worden uiteengezet.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 970,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Op basis van het standpunt dat verdachte veroordeeld zou moeten worden voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel moet worden toegewezen. De vordering dient hoofdelijk te worden toegewezen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van
€ 100,00. Voor het overige heeft de vordering betrekking op het onder 2 ten laste gelegde en dient derhalve niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de schade met betrekking tot de oplichting, te weten € 100,00, heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 juni 2020.
De rechtbank acht het feit waaruit de overige door de benadeelde partij gevorderde schade zou zijn ontstaan, niet bewezen. De vordering zal voor dat deel afgewezen worden.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 8 oktober 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 oktober 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen. De officier van justitie heeft bij vordering van 28 mei 2021 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Standpunt van de officier van justitie
Nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden. Indien de rechtbank de vordering toewijst, heeft de raadsvrouw verzocht om deze om te zetten in een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Nu verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de proeftijd, kan de vordering in beginsel worden toegewezen.
In het over verdachte opgemaakte advies van de reclassering heeft de reclassering aangegeven dat verdachte een verleden heeft van fors cocaïnegebruik. Verdachte is gemotiveerd om met behulp van zijn partner en familie van zijn verslavingsproblematiek af te raken. Om die reden heeft de reclassering als bijzondere voorwaarden geadviseerd een meldplicht, een gedragsinterventie middelengebruik, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname) en meewerken aan middelencontrole.
Gelet op het voorgaande en de thans nog aanwezige verslavingsproblematiek van verdachte acht de rechtbank het van belang dat verdachte een stok achter de deur heeft teneinde recidive te voorkomen. De rechtbank zal om die reden de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen en de proeftijd verlengen met één jaar. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 121 dagen.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]gedeeltelijk toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,00(zegge: honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 100,00 (zegge: honderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 2 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/830073-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 8 oktober 2018.
Verlengt de in voornoemd vonnis vastgestelde proeftijd met één jaar met instandhouding van de algemene voorwaarden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Verbindt aan de voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de reclassering van Verslavingszorg Noord-Nederland (VNN) op het adres Overcingellaan 17 te Assen, en zich zal blijven melden op afspraken met de reclassering, zo lang en zo vaak de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde actief deelneemt aan de Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie, te bepalen door de reclassering, en zich daarbij houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. dat de veroordeelde zich na zijn detentie en gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van de polikliniek van de VNN, of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde mee te werken aan zijn verslavingsproblematiek. Onderdeel van deze behandeling zal het terugvalpreventieplan zijn, waarbij veroordeelde, zijn ouders en partner betrokken worden. Veroordeelde geeft derhalve toestemming aan de reclassering en de verslavingszorg om informatie met én over hem uit te wisselen met deze partijen. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien een kortdurende klinische opname geïndiceerd wordt geacht vanwege een verhoogde kans op risicovolle situaties door terugval in middelengebruik, het missen van een urinecontrole of het wegvallen van deelnemers aan het terugvalpreventieplan, laat de veroordeelde zich gedurende 7 weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, opnemen in een zorginstelling teneinde mee te werken aan detoxificatie en stabilisatie;
4. dat de veroordeelde wordt verplicht om mee te werken aan adem- en urinecontroles gericht op het detecteren van zijn middelengebruik, teneinde zij middelengebruik te beheersen en inzichtelijk te maken.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en mr. H.M. Lenting, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juli 2021.