ECLI:NL:RBNNE:2021:2758

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 juni 2021
Publicatiedatum
6 juli 2021
Zaaknummer
C/19/135968 / KG ZA 21-74
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van onroerende zaken door eigenaar tegen onrechtmatige bewoners

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Ronar B.V. en meerdere gedaagden die onrechtmatig in onroerende zaken verblijven. Ronar B.V. is sinds 22 juli 2015 eigenaar van de onroerende zaken aan de Plesmanstraat 2 en 2a te Assen. De onroerende zaken zijn in gebruik genomen door gedaagden, die zonder recht of titel in de panden verblijven. Ronar heeft gedaagden gesommeerd om de onroerende zaken te ontruimen, maar zij hebben hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Ronar een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat zij verplicht is om de onroerende zaken op 21 juni 2021 aan een koper op te leveren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagden onrechtmatig in de panden verblijven en dat er geen sprake zal zijn van ongerechtvaardigde leegstand na de ontruiming. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met de verplichting voor gedaagden om binnen een week na betekening van het vonnis de onroerende zaken te ontruimen. Tevens zijn gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaaknummer / rolnummer: C/19/135968 / KG ZA 21-74
Vonnis in kort geding van 16 juni 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RONAR B.V.,
gevestigd te Tubbergen,
eiseres,
advocaat mr. A.J. Elema te Beilen,
tegen

1.gedaagde sub 1,

wonende te Assen,
2.
gedaagde sub 2,
wonende te Assen
3.
gedaagde sub 3,
wonende te Assen,
4.
gedaagde sub 4,
wonende te Assen,
5.
PERSONEN DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK,
wonende te Assen,
gedaagden,
toegevoegd advocaat mr. M.F. van Hulst te Utrecht.
Partijen zullen hierna Ronar en gedaagden genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties van 31 mei 2021,
  • de overgelegde publicatie ex artikel 61 Rv in het Dagblad van het Noorden van
4 juni 2021;
- de bij brief van 11 juni 2021 door mr. Elema toezonden producties 9, 10 en 11;
  • de mondelinge behandeling van 14 juni 2021;
  • de pleitaantekeningen van mr. Van Hulst.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 16 juni 2021 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.

2.De feiten

2.1.
Ronar is sinds 22 juli 2015 eigenaar van de onroerende zaken aan de Plesmanstraat 2 en 2a te Assen (kadastraal aangeduid als U 959, Assen U 562 en Assen U 560). Op het perceel Assen U 562 bevinden zich enige gebouwen waarvan het grootste gebouw de huisnummers 2 en 2a heeft en deels bestaat uit een bedrijfswoning (hierna te noemen: de onroerende zaken). Ronar heeft de onroerende zaken niet zelf in gebruik genomen. Aanvankelijk hebben de vorige eigenaren nog enige tijd in de bedrijfswoning gewoond, en daarna (vanaf 2017/2018) is de bedrijfswoning gekraakt.
2.2.
Ronar heeft voormelde onroerende zaken vanaf medio 2020 te koop gezet. Ronar is in die periode door de politie benaderd in verband met de veroorzaakte overlast en brandstichting in de onroerende zaken.
2.3.
Ronar heeft bij de gemeente Assen in verband met een mogelijke koop/verkoop van de onroerende zaken op 14 november 2020 een sloopmelding gedaan. De gemeente Assen heeft naar aanleiding van deze aanvraag bij brief van 18 december 2020 aangegeven dat verwijdering van de gebouwen (zonder vloeren en fundering) is toegestaan. Voorts is van de zijde van de gemeente onder meer aangegeven dat er geen "grondroerende" werkzaamheden mogen plaatsvinden.
2.4.
Namens [de koper] is met betrekking tot haar plannen met de onroerende zaken door haar gemachtigde BBAW Bouwmanagement te Norg een verzoek tot vooroverleg met de gemeente Assen ingediend. In de daarbij bijgevoegde memo van 9 februari 20121 is door BBAW Bouwmanagement geconcludeerd dat de door [de koper] ter plekke beoogde de bedrijfsactiviteiten zonder problemen gerealiseerd kunnen worden.
2.5.
Op 6 april 2021 hebben Ronar en [de koper] met betrekking tot de onroerende zaken een koopovereenkomst gesloten. Partijen hebben afgesproken dat levering van de onroerende zaken op 17 mei 2021 zal plaatsvinden. Deze levering is vervolgens nader bepaald op 21 juni 2021.
2.6.
Ronar heeft gedaagden bij brief van 8 april 2021 gesommeerd de onroerende zaken binnen drie dagen na 8 april 2021 te ontruimen, onder de mededeling dat, in het geval geen gehoor aan deze sommatie zal worden gegeven, een kort geding zal worden gestart.
Gedaagden hebben aan deze sommatie geen gehoor gegeven.
2.7.
Ronar heeft op 16 april 2021 mevrouw [A], werkzaam bij de GGD Drenthe, naar aanleiding van het die dag gevoerde telefoongesprek onder meer bericht:
"(…) In aansluiting op ons telefoongesprek van zojuist bericht en bevestig ik u als volgt.
U gaf aan dat bewoners van de Plesmanstraat 2-2a contact met u hebben gezocht voor hulp ten behoeve van het verkrijgen van vervangende huisvesting. De bewoners van de Plesmanstraat 2-2a betreffen dak en thuislozen met diverse problematiek. Volgens uw inschatting heeft de Plesmanstraat 2-2a een wisselend bewonersbestand variërend van twee tot vijf bewoners. U gaf aan dat de bewoners in geval van ontruiming een beroep kunnen doen op opvang.
Desgevraagd liet ik u weten dat het pand aan de Plesmanstraat 2-2a ontruimd dient te worden en dat er mijns inziens geen redenen bekend zijn op grond waarvan een vordering tot ontruiming zou worden afgewezen. Een afweging van wederzijdse belangen maakt dat niet anders.(…)".
2.8.
Bij e-mail van 23 april 2021 heeft de raadsman van Ronar gereageerd richting de raadsman, die zich bij hem namens gedaagden heeft gemeld. Deze e-mail is in afschrift naar [de koper] gezonden en daarin is onder meer aangegeven:
"(…) U gaf aan dat door de koper van het onroerend goed zou zijn toegezegd dat uw cliënten na de sloop van de gebouwen nog enige tijd in caravans op het perceel zouden mogen blijven wonen. Ik gaf u aan dat een dergelijke toezegging mij niet bekend voor kwam en dat ik mij ook niet kan voorstellen dat een dergelijke toezegging zou zijn gedaan, maar dat ik een en ander zou verifiëren. Dit heb ik inmiddels gedaan en [de koper], bestuurder van de vennootschap die koper is van het onroerend goed, heeft mij meegedeeld dat hij op enig moment met uw cliënten heeft gesproken. Uw cliënten zouden daarbij hebben aangegeven dat zij geen werk kunnen vinden en dat zij daarom op kraken zouden zijn aangewezen.
Hierop heeft [de koper] aangegeven dat hij voldoende werk beschikbaar heeft in zijn bedrijven en dat indien uw cliënten daadwerkelijk op zoek zijn naar werk, hij ook wel behulpzaam kan zijn in het vinden van woonruimte, desnoods in caravans. Hier is het bij gebleven en een concrete toezegging zoals door uw cliënten geschetst is nimmer gedaan. Desgevraagd bevestigde [de koper] mij overigens dat hij na verkrijging van het onroerend goed niet bereid is om uw cliënten daartoe toegang te verlenen.
Uw verzoek om uw cliënten na levering van het onroerend goed en sloop van de gebouwen op het perceel te laten verblijven in caravans wordt dan ook niet door de koper gehonoreerd. (…)".
2.9.
Bij dagvaarding in kort geding van 20 april 2021 heeft Ronar op grond van artikel 5:2 BW het ongehinderd gebruik van de onroerende zaken opgeëist, waarbij - gelet op de mededeling van de deurwaarder dat op het adres van de onroerende zaken niemand ingeschreven stond - enkel ex artikel 61 Rv is gedagvaard. Bij vonnis van 6 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van Ronar afgewezen, omdat tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2021 is gebleken dat personen op het adres van de onroerende zaken ingeschreven stonden.
2.10.
Naar aanleiding van de door [de koper] gestelde vragen over de mogelijkheid tot het stallen/parkeren van op- en overslagkranen, graafmachines en overige machines op de locatie aan de Plesmanstraat te Assen heeft BBAW Bouwmanagement [de koper] bij memo van 8 juni 2021 meegedeeld dat er in het bestemmingsplan geen belemmeringen zijn opgenomen om de hiervoor genoemde locatie per direct in gebruik te nemen voor het stallen en parkeren van de genoemde machines. Verder is aangegeven dat vanuit de milieuwetgeving er geen beperkingen aanwezig zijn voor per direct in gebruik te nemen voor het stallen en parkeren van de machines.
2.11.
Bij e-mailbericht van 11 juni heeft de accountmanager nieuwe bedrijven/acquisiteur van de gemeente Assen de gemachtigde van Ronar onder meer bericht:
"(…) Op uw verzoek bericht ik u hierbij over de stand van zaken met betrekking tot de contacten vanuit gemeente Assen met [de koper] over de mogelijkheden op het perceel Plesmanstraat 2/2A. Dit in verband met de door [de koper] gewenste verplaatsing van activiteiten vanuit de huidige vestigingsplaats Peest naar Assen. [de koper] heeft plannen uitgewerkt voor deze locatie die voor het Vooroverleg zijn aangemeld. Het komt ons voor dat [de koper] voortvarend te werk gaat om tot ingebruikname van de Plesmanstraat te komen. Ambtelijk zijn deze plannen getoetst en op korte termijn wordt het hierop gebaseerde ambtelijk advies besproken met onze bestuurders.
Ambtelijk zien wij mogelijkheden om medewerking te verlenen waarvoor echter nog wel het nodige dient te worden uitgewerkt door [de koper].
Indien het ambtelijk advies bestuurlijk wordt onderschreven zullen wij graag nader in gesprek te gaan om te overleggen hoe de plannen voor de locatie Plesmanstraat 2/2A kunnen worden uitgewerkt. Een en ander uiteraard binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan en de relevante regelgeving bieden.
Hierbij tekenen wij nadrukkelijk aan dat het vooroverleg geen definitieve toestemming behelst, hier kunnen geen formele rechten aan worden ontleend. (…)".

3.Het geschil

3.1.
Ronar vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden zal gelasten om binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, de onroerende zaken staande en gelegen aan de Plesmanstraat 2 en 2a te Assen, kadastraal bekend Assen U 959, U 562 en U 560, te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en ontruimd te houden en met machtiging van Ronar om zo nodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van het in deze te wijzen vonnis te bewerkstelligen indien gedaagden in gebreke blijven aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
II. zal bepalen dat het in deze te wijzen vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
III. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen en de kosten van ontruiming.
3.2.
Ronar stelt ter onderbouwing van haar vorderingen dat deze zijn gebaseerd op het bepaalde in artikel 5:2 BW ("de eigenaar van een zaak is bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen"), nu gedaagden de onroerende zaken zonder recht of titel en buiten toestemming van Ronar in gebruik hebben genomen. Uit de overgelegde producties blijkt dat de politie meermalen ter plekke is geweest, onder meer in verband met brandstichting, maar dat politie en justitie niet strafrechtelijk hebben willen ontruimen. Ronar stelt verder een zwaarwegend belang te hebben om vrijelijk over haar onroerende zaken te beschikken, maar dat zij daarnaast op grond van de met [de koper] gesloten koopovereenkomst gehouden is om de onroerende zaken op 21 juni 201 aan [de koper] op te leveren als bouwterrein, vrij van gebruik door derden. Indien Ronar de gemaakte afspraken jegens [de koper] niet nakomt is zij schadeplichtig jegens [de koper]. Ronar licht dit nader toe.
Ronar heeft een spoedeisend belang bij de vorderingen, omdat zij, zoals gesteld, met [de koper], die voornemens is op- en overslagactiviteiten op het terrein te ontplooien, is overeengekomen de onroerende zaken reeds op 21 juni 2021 als bouwterrein en vrij van gebruik door derden te zullen leveren. Bij een afweging van belangen dient het belang van een spoedige ontruiming van de onroerende zaken van Ronar te prevaleren boven het belang van gedaagden om nog langer in de onroerende zaken te blijven wonen.
Voorts is gesteld dat gedaagden op geen enkele manier hebben onderbouwd dat het voor hen niet goed mogelijk is vanuit de daklozenopvang andere woonruimte en/of werk te vinden. Het belang van gedaagden is volgens Ronar ondergeschikt aan de belangen van Ronar. In dit verband wordt erop gewezen dat kraken een strafbaar feit is en dat de belangen die daarmee gediend worden om die reden een geringere beschermingswaarde dienen te genieten.
Voorts is gesteld dat na de ontruiming en de sloop van de gebouwen er geen ongerechtvaardigde leegstand zal ontstaan. In dit verband is gewezen op de overgelegde producties. De eventuele aanwezige bodemverontreiniging staat blijkens de ter zake overgelegde productie ook niet aan ingebruikneming door [de koper] in de weg en zal niet leiden tot de door gedaagden gestelde langdurige braakligging van het terrein.
3.3.
Gedaagden betwisten dat zij overlast hebben veroorzaakt. Het door Ronar overgelegde krantenartikel kan geen betrekking hebben op gedaagden, omdat zij daar toen nog niet woonden. Voorts wordt erop gewezen dat de bewoner, die overlast heeft veroorzaakt door brand te stichten, inmiddels elders woont.
Met betrekking tot de bedrijfsplannen van [de koper] wordt betwist dat deze op korte termijn uitvoerbaar zijn, hetgeen met zich brengt dat het in gebruik nemen van de onroerende zaken door [de koper] nog vele jaren op zich zal laten wachten. In dit verband is aangevoerd dat zelfs, indien de plannen van [de koper] voldoende concreet worden geacht, de door Ronar gevorderde korte ontruimingstermijn volstrekt onredelijk is.
Voorts voeren gedaagden aan dat zij bescherming ex artikel 8 EVRM genieten en dat een eventuele onrechtmatigheid van de bewoning door gedaagden de bescherming van genoemd artikel niet wegneemt. Gedaagden lichten dit nader toe.
Daarnaast wijzen gedaagden op het beleid van de rijksoverheid in verband met Corona.
Tenslotte betwisten gedaagden het spoedeisend belang van Ronar bij de onderhavige vorderingen.
Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Ronar in de kosten van dit geding en de nakosten, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Naar vaste jurisprudentie dient de vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Er is onder meer een spoedeisend belang aanwezig indien een voorziening wordt gevraagd die ertoe strekt een einde te maken aan een stelselmatige inbreuk op een aan de eiseres toekomend subjectief recht als gevolg waarvan die eiseres doorlopende schade ondervindt.
4.2.
De voorzieningenrechter constateert dat in het onderhavige geval sprake is van een vordering die ertoe strekt om een einde te maken aan een stelselmatige inbreuk op het eigendomsrecht van Ronar met betrekking tot de onroerende zaken, waarvan zij schade ondervindt, nu zij deze onroerende zaken thans feitelijk niet (ongehinderd) ter beschikking heeft vanwege de aanwezigheid van gedaagden in de panden, alsmede dat zij niet in staat is aan haar verplichtingen uit hoofde van de met [de koper] gesloten koopovereenkomst te voldoen, zoals levering van de onroerende zaken vrij van derden.
Daarmee is het spoedeisend belang voor Ronar om in haar vorderingen te kunnen worden ontvangen, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, gegeven. Temeer nu, zoals ter zitting aan de orde is gekomen, ter plekke zaken, die in eigendom aan Ronar toebehoren, kennelijk met het oog op een naderende ontruiming, zonder toestemming van Ronar worden gesloopt en ontvreemd, daarbij in het midden latend of dit door toedoen van gedaagden geschiedt. Het verweer van gedaagden dat er geen spoedeisend belang aanwezig is bij de ontruimingsvordering moet dan ook worden verworpen.
Onrechtmatigheid
4.3.
Eigendom is ingevolge artikel 5:1 lid 1 BW het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben. De eigenaar van een zaak is krachtens artikel 5:2 BW bevoegd om de zaak van een ieder die haar zonder recht houdt op te eisen. Dat betekent dat de eigenaar zijn eigendomsrecht kan handhaven tegenover een ieder die er inbreuk op maakt.
4.4.
Ronar is (juridisch althans economisch) eigenaar van de in geding zijnde onroerende zaken. Gedaagden maken door de onroerende zaken te kraken inbreuk op dit eigendomsrecht, zodat Ronar in beginsel bevoegd is tot opeising van de onroerende zaken. Als onbetwist kan worden vastgesteld dat gedaagden zonder recht of titel in de onroerende zaken verblijven. Gelet daarop is het verblijf van de gedaagden in de panden dan ook onrechtmatig, zodat de jegens hen gevorderde ontruiming van de panden in beginsel voor toewijzing vatbaar is.
Belangenafweging - misbruik van bevoegdheid
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de onderhavige ontruimingsvordering desalniettemin afgewezen moet worden op grond van een afweging van de wederzijdse belangen van partijen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenechter alleen aan de orde indien Ronar haar bevoegdheid om ontruiming van de onroerende zaken te vorderen zou misbruiken, in die zin dat zij, in aanmerking nemende haar belang bij ontruiming en het belang van gedaagden dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot ontruiming zou kunnen komen (artikel 3:13 BW). In dat verband is overigens geen volledige belangenafweging aan de orde, maar is (slechts) een toetsing aan de hand van de in dat artikel genoemde onevenredigheidsmaatstaf aangewezen, omdat eigendom als het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben in beginsel het zwaarst dient te wegen. Het door gedaagden met betrekking tot artikel 8 ERVM gestelde doet aan het vorenstaande niet af. De voorzieningenrechter tekent daarbij overigens nog aan dat de ontruiming van een gekraakt pand niet tot ongerechtvaardigde leegstand mag leiden. De voorzieningenrechter overweegt tegen deze achtergrond als volgt.
4.6.
Voorshands is niet aannemelijk geworden dat na de verkoop van de onroerende zaken door Ronar aan [de koper] er sprake zal zijn van leegstand of een langdurig braakliggend terrein, nu in de verkoopovereenkomst is bedongen dat Ronar voor levering op 21 juni 2021 de onroerende zaken gesloopt dient te hebben. Ter onderbouwing van het gestelde heeft Ronar gewezen op een sloopmelding die zij bij de gemeente Assen heeft ingediend en op de door gedaagden niet betwiste productie waarin door de gemeente Assen is aangegeven dat verwijdering van de gebouwen is toegestaan.
Ronar heeft voorts voorshands voldoende aangetoond dat [de koper] het terrein op korte termijn in gebruik zal nemen voor het stallen en parkeren van de machines van [de koper], die nu elders zijn gestald, alvorens [de koper] het terrein gereed zal maken voor het verder inrichten van het terrein. Voorts is van belang dat, zoals uit de door Ronar overgelegde productie kan worden afgeleid, dat een eventuele bodemverontreiniging, waar gedaagden zich ook op hebben beroepen, niet in de weg staat aan het parkeren en stallen van de machines van [de koper] op het terrein van de onroerende zaken.
4.7.
In het licht van het voorgaande acht de voorzieningenrechter de door gedaagden gestelde vrees voor (langdurige) leegstand van de onroerende na ontruiming voorshands niet aannemelijk.
4.8.
Overigens acht de voorzieningenrechter hetgeen door gedaagden omtrent de bescherming van zich in en om de onroerende zaken bevindende vleermuizen en andere beschermde diersoorten onvoldoende onderbouwd, zodat dit niet bij de oordeelsvorming zal worden betrokken.
4.9.
Hoewel de voorzieningenrechter begrip kan opbrengen voor het belang van de gedaagden bij voortgezet gebruik van de onroerende zaken als woonruimte, mede nu zij hier al geruime tijd verblijven, weegt het hiervoor vastgestelde belang van Ronar bij handhaving van haar eigendomsrecht en daarmee bij een spoedige ontruiming van de panden in het onderhavige geval zwaarder. Bovendien is niet gebleken dat aan de zijde van gedaagden een noodtoestand zal ontstaan als gevolg van hun gedwongen vertrek uit de onroerende zaken. Hetgeen gedaagden hebben gesteld omtrent het door de rijksoverheid gevoerde beleid in verband met Corona doet aan het vorenstaande ook niet af.
4.10.
In de gegeven omstandigheden maakt Ronar naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook geen misbruik van haar bevoegdheid om ontruiming van de onroerende zaken te vorderen.
Conclusie
4.11.
De ontruimingsvordering van Ronar is in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen toewijsbaar.
Sterke arm
4.12.
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 556 lid 1 en 557 juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Ontruimingstermijn
4.13.
De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding om de termijn voor ontruiming te bepalen op één week na betekening van dit vonnis.
Tenuitvoerlegging ontruimingsvonnis
4.14.
De vordering om de ontruiming ook ten uitvoer te kunnen leggen tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt wordt eveneens toegewezen (artikel 557a lid 3 Rv). De termijn zal in dat verband op één jaar worden bepaald.
Proceskosten
4.15.
Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ronar worden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- dagvaarding € 85,81
- salaris advocaat €
1.016,00
Totaal € 1.768,81.
4.16.
De gevorderde nakosten zijn toewijsbaar als bepaald in de beslissing.
4.17.
De gevorderde kosten van ontruiming zullen worden afgewezen. Ingevolge artikel 237 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake; dit zijn immers kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt. Ten tijde van het ontruimingsvonnis staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang. Ronar zal derhalve een afzonderlijke executoriale titel moeten verwerven voor het verhaal van de executiekosten, bestaande uit een veroordeling tot betaling van die kosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
gelast gedaagden om binnen week na betekening van dit vonnis, de onroerende zaken staande en gelegen aan de Plesmanstraat 2 en 2a te Assen, kadastraal bekend Assen U 959, U 562 en U 560, te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en ontruimd te houden;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis binnen de in artikel 557a lid 3 Rv genoemde termijn
van een jaar ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
5.3.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Ronar tot op heden begroot op € 1.768,81;
5.4.
veroordeelt gedaagden in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op
16 juni 2021. [1]

Voetnoten

1.type: K.W.