ECLI:NL:RBNNE:2021:2738

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
KL-8655190 CV EXPL 20-4573 T
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar maagruptuur bij Friese paarden en tegenbewijslevering

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 6 juli 2021 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [A] c.s. en [D] c.s. De zaak betreft een geschil over non-conformiteit van een paard, waarbij de eisers, vertegenwoordigd door E.C.H. van der Woerdt, vorderden dat het gebrek aan het paard niet aanwezig was op het moment van levering. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 12 januari 2021 overwogen dat [D] c.s. tegenbewijs moeten leveren tegen het wettelijk vermoeden dat het gebrek al aanwezig was op 31 juli 2019. In de tussenuitspraak is een deskundigenonderzoek bevolen om de vragen te beantwoorden over de aard van de maagruptuur en de mogelijkheid van een genetisch defect als oorzaak. De deskundige, prof.dr. [naam deskundige], verbonden aan de Universiteit Utrecht, is benoemd om het onderzoek uit te voeren. De kantonrechter heeft het voorschot voor de kosten van de deskundige vastgesteld op € 1.452,00, te betalen door [D] c.s. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek en moeten binnen vier weken na de betaling van het voorschot het volledige procesdossier aan de deskundige overhandigen. De verdere beslissing is aangehouden in afwachting van het deskundigenonderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 8655190 \ CV EXPL 20-4573

vonnis van de kantonrechter d.d. 6 juli 2021

inzake

[A] ,

wonende te [woonplaats] ,

[B] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisers,
gemachtigde: E.C.H. van der Woerdt,
tegen

[C] ,

wonende te [woonplaats] ,

[D] H.O.D.N. [D] FRIESE PAARDEN,

wonende te [woonplaats] ,

DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP VEEHANDEL [D] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: Stichting Achmea Rechtsbijstand.
Eiseressen zullen hierna [A] c.s. worden genoemd. [C] en [D] zullen hierna met [D] c.s. worden aangeduid.

Procesverloop

1.1.
Op grond van het tussenvonnis van 12 januari 2021 (verder: het tussenvonnis) hebben partijen ieder een akte genomen.
1.2.
Vervolgens is opnieuw vonnis bepaald.

Motivering

2.1.
De kantonrechter neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat [D] c.s. tegenbewijs moeten leveren tegen het wettelijk vermoeden dat het gebrek al aanwezig was op 31 juli 2019. [D] c.s. zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag hoe zij dit bewijs willen leveren. In het geval zij dat zouden willen doen door middel van een deskundigenbericht is gevraagd om in de akte ook direct te vermelden welke vragen zij aan de deskundige(n) willen voorleggen en een voorstel te doen voor het aantal deskundigen en de persoon van de deskundige(n).
2.3.
[D] c.s. hebben in hun akte een aantal vragen geformuleerd en een aantal namen vermeld van deskundigen die voor benoeming in aanmerking zouden komen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [D] c.s. het tegenbewijs door middel van een deskundigenbericht willen leveren. [A] c.s. hebben in hun akte gereageerd op de voorstellen van [D] c.s. De kantonrechter overweegt hierover als volgt.
2.4.
Partijen hebben zich niet expliciet uitgelaten over het aantal deskundigen. De kantonrechter gaat er vanuit dat volstaan kan worden met de benoeming van één deskundige.
Voor wat betreft de persoon van de deskundige blijkt dat [A] c.s. zich alleen kunnen verenigen met een deskundige die is verbonden aan de Universiteitskliniek in Gent (België) of Utrecht. De griffier heeft op verzoek van de kantonrechter contact gezocht met prof.dr. [naam deskundige] van het Department Clinical Sciences, Faculteit Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit Utrecht. Zij heeft verklaard in staat te zijn om het onderzoek te verrichten en ook dat zij vrijstaat ten opzichte van partijen. De kantonrechter zal prof.dr. [naam deskundige] als deskundige benoemen.
2.5.
[D] c.s. hebben diverse vragen voorgesteld. Mede gelet op wat er in het tussenvonnis is overwogen en beslist zijn niet alle vragen van belang. Daarnaast zijn verschillende vragen erg algemeen van aard en vertonen zij geen raakvlak met de discussie die in deze zaak speelt. Daarmee gaan [D] c.s. voorbij aan de kern van deze zaak. Het gaat er immers om dat [D] c.s. tegenbewijs moeten leveren tegen het voorshands vermoeden dat het gebrek al aanwezig was op 31 juli 2019. Dit tegenbewijs wordt geleverd als in deze zaak vast komt te staan dat het gebrek (de oorzaak van de maagruptuur) zich niet kán hebben voorgedaan ten tijde van de levering. Gelet op het feit dat - zie het tussenvonnis - maagrupturen bij Friese paarden volgens de door [A] c.s. overgelegde informatie (ook) kunnen worden veroorzaakt door een genetisch defect staat dat nu niet vast.
2.6.
Gelet op wat hiervoor is overwogen zullen de meeste vragen die zijn voorgesteld niet worden overgenomen. Aan de deskundige zullen alleen de hierna te vermelden vragen worden voorgelegd:
Is een maagruptuur een aandoening die zich altijd plotseling openbaart?
Kan de oorzaak hiervan al langere tijd latent aanwezig zijn, en zo ja, hoelang? Kunt u hierbij in het bijzonder aangeven of een maagruptuur bij een Fries paard (ook) kan worden veroorzaakt door een genetisch defect (een defect in het collageen)?
Wilt u uw antwoorden zo goed mogelijk onderbouwen, onder verwijzing naar wetenschappelijke literatuur?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.7.
De deskundige heeft het voorschot begroot op een bedrag van € 1.200,00 exclusief btw (ofwel € 1.452,00 inclusief btw). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Zij hebben geen bezwaar gemaakt tegen de begroting van het voorschot. De kantonrechter zal het voorschot conform de begroting vaststellen. Wel hebben [A] c.s. in hun akte aangegeven dat zij geen verdere kosten voor deze zaak willen accepteren. De kantonrechter komt op die opmerking hierna terug.
2.8.
De kantonrechter ziet aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van artikel 195 Rv op grond waarvan het voorschot op de kosten van de deskundige door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Het gaat hier immers om een deskundigenonderzoek in het kader van een bewijsopdracht voor [D] c.s. [D] c.s. zullen daarom met de betaling van het voorschot worden belast. Zij moeten binnen twee weken nadat zij van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een daartoe strekkend betalingsverzoek met betaalinstructies hebben gekregen dit voorschot betalen. Na betaling van het voorschot zal de griffier de deskundige hiervan op de hoogte stellen. Voor wat betreft de hiervoor bedoelde opmerking van [A] c.s. overweegt de kantonrechter dat bij eindvonnis een beslissing zal worden gegeven welke partij de kosten van de deskundige (evenals de overige proceskosten) uiteindelijk moet betalen. Het valt dus niet uit te sluiten dat [A] c.s. nog kosten moeten maken voor deze procedure. Dit hangt uiteindelijk af van de vraag of zij in deze procedure gelijk krijgen, of niet.
2.9.
De kantonrechter wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Voldoet een partij niet aan een van deze verplichtingen, dan kan de kantonrechter in het nadeel van die partij beslissen.
2.10.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.11.
In afwachting van het deskundigenonderzoek wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
De beslissing
De kantonrechter:

het deskundigenonderzoek

3.1.
beveelt een deskundigenonderzoek naar de in nummer 2.6. van dit vonnis geformuleerde vragen,
3.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
prof.dr. [naam deskundige] , verbonden aan het Department Clinical Sciences, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht,
correspondentie- en bezoekadres: Yalelaan 112-114, 3584 CM Utrecht,
tel: 030-302531350
e-mailadres: [e-mailadres] ,

het voorschot

3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 1.452,00 (inclusief btw);
3.4.
bepaalt dat het voorschot ter zake de kosten van de deskundige door [D] c.s. betaald zal worden;
3.5.
bepaalt dat [D] c.s. er zorg voor dienen te dragen dat het voorschot wordt voldaan na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot;

het onderzoek

3.7.
bepaalt dat [D] c.s. het volledige procesdossier binnen vier weken na heden aan de deskundige doen toekomen;
3.8.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen;

het schriftelijk rapport

3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk twee maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
 de deskundige de gedragscode voor gerechtelijke deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én de leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te vinden op rechtspraak.nl/Procedures/Landelijke-regelingen/Sector-civiel-recht) in acht dient te nemen,
 de deskundige na aanvaarding van de benoeming verplicht is de opdracht onpartijdig en naar beste kunnen te volbrengen,
 de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
 de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
 uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
 de deskundige bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, dat uit het schriftelijk bericht moet blijken dat aan dit voorschrift is voldaan en dat ook van de inhoud van de opmerkingen en verzoeken in het schriftelijk bericht melding moet worden gemaakt,
 de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
 het rapport met redenen moet zijn omkleed en duidelijke conclusies moet bevatten;
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundigen nadat dit aan partijen is toegezonden;
3.12.
bepaalt dat na ontvangst van de deskundigenrapportage partijen in de gelegenheid worden gesteld een akte na deskundigenbericht te nemen, het eerst door [D] c.s.,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mr. C.M. Telman, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 564