ECLI:NL:RBNNE:2021:2736

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
5 juli 2021
Zaaknummer
18/152186-20, 18/152139-20 en 18-299385-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meervoudige strafbare feiten waaronder belediging en vernieling

Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor eenvoudige belediging, meermalen gepleegd, en voor wederrechtelijk binnendringen in de woning en het besloten erf van een ander, alsmede voor het medeplegen van vernieling van goederen die aan anderen toebehoorden. De feiten vonden plaats in de periode van november 2019 tot oktober 2020. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 november 2019 een gastheer beledigde door hem het woord 'zwartjoekel' toe te voegen, wat als een discriminatoire belediging werd beschouwd. Daarnaast heeft de verdachte op 4 april 2020 samen met anderen wederrechtelijk een tuinhuis betreden en daar vernielingen gepleegd. Op 26 oktober 2020 vernielde hij een parasol en parasolvoet die aan een café toebehoorden. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uren, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers: 18/152186-20, 18/152139-20 en 18-299385-20 (ttz gev)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats],
ingeschreven te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 1 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.G. ten Have, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/152186-20:
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Groningen opzettelijk [slachtoffer], in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem/haar/hun (meermalen) het/de woord(en) toe te voegen: "zwartjoekel", althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Parketnummer 18/152139-20:
1. hij in/op of omstreeks (4) april 2020 te Groningen (meermalen) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning (een tuinhuis), het besloten lokaal en/of het erf (volkstuin/tuinhuisjes-terrein [naam 1]), (aan de) [straatnaam] bij [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] ([naam 2]), althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is/zijn binnengedrongen.
2.hij in/op of omstreeks (4) april 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk (een) deur(en) en/of bed(den) en/of bank(en) en/of stoel(en) en/of mu(u)r(en) en/of kast(en) (van een tuinhuis) en/of overige tot de inboedel (van het tuinhuis) behorende goederen (w.o. knuffels, boeken, foto's, zwembad), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
3. hij in/op of omstreeks (4) april 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) goed(eren), te weten een (opvouwbaar)zonnepaneelsysteem en/of (met) accu/powerbak (oplader) (van het merk Waka Waka) en/of een JBL speakerbox en/of een kantmaaier en/of een heggenschaar en/of een jeu de boulesets en/of de bedrading van een/het zonnepaneel en/of een radio en/of een verlengsnoer en/of een elektrische zaag en/of een witte metalen tafel en/of een vuurschaal met metalen onderstuk en/of 4 losse sleutels en/of een spijkerblouse heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in/op of omstreeks (4) april 2020, te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten een (opvouwbaar)zonnepaneelsysteem en/of (met) accu/powerbak (oplader) (van het merk Waka Waka) en/of een JBL speakerboxen/of een kantmaaier en/of een heggenschaar en/of een jeu de boulesets en/of de bedrading van een/het zonnepaneel en/of een radio en/of een verlengsnoer en/of een elektrische zaag en/of een witte metalen tafel en/of een vuurschaal met metalen onderstuk en/of 4 losse sleutels en/of een spijkerblouse, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s)wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of onmiddellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Parketnummer 18/299385-20:
hij op of omstreeks 26 oktober 2020 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk, een parasol en/of parasolvoet, staande op het teraas van [naam café] ([straatnaam]) en/of twee, althans één spiegel(s) van een auto (merk BMW, geparkeerd staande op of bij de [straatnaam]), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] toebehoorde, heeft vernield.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder parketnummer 18/152139-20 onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 18/152186-20 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde nog aangevoerd dat enkel de vernieling van de parasol en de parasolvoet bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen nu het onduidelijk is welke goederen verdachte voor hoelang onder zich heeft gehad. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/152186-20:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 november 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019314520 d.d. 16 april 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:

Ik doe aangifte van belediging. De verdachte heeft mij in het openbaar en mondeling, in het bijzijn van andere personen, middels scheldwoorden beledigd. Ik voel mij daardoor in mijn eer en goede naam aangetast. Ik ben als gastheer werkzaam bij de school: [naam school]. Op 18 november 2019 ben ik door [verdachte] beledigd. Ik zag dat [verdachte] mij recht in mijn gezicht aan keek en ik hoorde dat hij mij uitschold voor ''zwartjoekel'' en direct daarna hoorde ik dat [verdachte] weer sprak: ''wat kijk je nou, zwartjoekel''. Dat was voor de overige aanwezigen duidelijk hoorbaar en ik voelde mij daardoor beledigd.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 21 november 2019, opgenomen op p. 3 van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:

Op donderdag 21 november 2019 om 11:50 uur, heb ik, als hulpofficier van justitie van
Eenheid Noord-Nederland te Groningen een mondelinge klacht ontvangen ter zake van
belediging: aangever / klager werd uitgescholden voor 'zwartjoekel. De klacht werd gedaan door: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats].
De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik heb aangifte gedaan ter zake belediging, bij deze doe ik ook klacht tegen de
verdachte en ik verzoek de hulpofficier van justitie om een onderzoek tegen de
verdachte in te stellen.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 november 2019, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:

Op 18 november 2019 bevond ik mij in het externe gedeelte van het schoolgebouw. Ik zag en hoorde dat [verdachte] direct [slachtoffer] begon uit te schelden voor 'zwartjoekel'. Dat was voor mij duidelijk hoorbaar en ik zag dat [verdachte] daarbij [slachtoffer] aan keek. Ik zag en hoorde vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer] nogmaals voor 'zwartjoekel' uitschold.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:

V: Uit de aangifte blijkt dat jij op 18 november 2019 een medewerker hebt beledigd. Klopt dit?
A: Ik weet dat het een gastheer is geweest van [naam school].
V: Wat heb jij gezegd tegen de medewerker?
A: Zwartjoekel.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever meermalen heeft beledigd door hem voor zwartjoekel uit te maken.
Parketnummer 18/152139-20:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020088815 d.d. 4 mei 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2020, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] (namens [benadeelde partij 2]).
Parketnummer 18/299385-20:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020296739 d.d. 10 december 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 3].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/152186-20 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/152186-20:
hij op 18 november 2019 te Groningen opzettelijk [slachtoffer], in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem meermalen het woord toe te voegen: "zwartjoekel".
Parketnummer 18/152139-20:
1. hij op 4 april 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, in de woning (een tuinhuis), en het erf (volkstuin/tuinhuisjes-terrein [naam 1]), aan de [straatnaam] bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ([naam 2]), wederrechtelijk is binnengedrongen.
2.hij omstreeks 4 april 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur, een bed en een muur toebehorende aan [benadeelde partij 1], heeft vernield.
Parketnummer 18/299385-20:
hij op 26 oktober 2020 te Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk, een parasol en parasolvoet, staande op het terras van [naam café] ([straatnaam]), toebehorende aan [benadeelde partij 3], heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/152186-20:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd
Parketnummer 18/152139-20:
1.
in de woning en het besloten erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.
2.
medeplegen van het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Parketnummer 18/299385-20:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een leerstraf van 35 uren, te weten TACt regulier. Daarnaast dient aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf opgelegd te worden voor de duur van 60 uren met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht, reclasseringstoezicht en de voorwaarde dat verdachte meewerkt aan het vinden van een stabiele en veilige woonomgeving verbonden te worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstaf op te leggen voor de duur van 80 uren. De raadsman heeft verder gepleit om aan verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat deze voorwaarden niet het gewenste effect zullen hebben; verdachte zal bij oplegging van de voorgestelde bijzondere voorwaarden overvraagd worden en hierdoor zal zijn intrinsieke motivatie wegvallen. Verdachte is inmiddels in rustig vaarwater terecht gekomen. Indien de rechtbank toch aan verdachte hulp wil aanbieden dan kan dit in het kader van een kaal reclasseringstoezicht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich binnen het tijdsbestek van een jaar schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten.
In november 2019 heeft verdachte een gastheer van [naam school] beledigd door hem het woord zwartjoekel toe te voegen. Verdachte heeft met deze uitlating, die een discriminatoir karakter heeft, aangever in zijn eer en goede naam aangetast.
In april 2020 heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan erfvredebreuk en huisvredebreuk door wederrechtelijk in een tuinhuis te verblijven, dat zich bevond op een volkstuinenterrein, waartoe ze zich eerst de toegang hadden verschaft. In het tuinhuis hebben zij vervolgens vernielingen gepleegd. Dit zijn zeer hinderlijke strafbare feiten. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast.
Tot slot heeft verdachte in oktober 2020 wederom een vernieling gepleegd door een parasol en een parasolvoet in de brand te steken. Verdachte heeft hiermee materiële schade en hinder veroorzaakt bij de benadeelde.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het advies van de Raad van 24 augustus 2020 en de aanvulling van 25 maart 2021 en het rapport van de Jeugdreclassering van 24 augustus 2020. Uit deze adviezen komt naar voren dat de zorgen rondom verdachte momenteel groot zijn en dan met name ten aanzien van zijn dag- en vrijetijdsbesteding, zijn houding richting begeleiding, de omgang met antisociale leeftijdsgenoten en zijn betrokkenheid bij criminele activiteiten. Geadviseerd wordt om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van de gedragsinterventie TACt regulier en een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Aan het voorwaardelijke deel dienen verschillende bijzondere voorwaarden gekoppeld te worden die erop gericht zijn om een positieve gedragsverandering teweeg te brengen bij verdachte.
Ter terechtzitting hebben de Raad en de Jeugdreclassering toegelicht dat er met name zorgen bestaan bij de woonomgeving waar verdachte op dit moment verblijft. Van belang is daarom dat verdachte in ieder geval meewerkt aan het vinden van een stabiele en veilige woonomgeving en dat er verder geïnvesteerd wordt in de relatie met de reclasseringswerker. De Raad heeft ter terechtzitting aangegeven dat de voorwaardelijke jeugddetentie met name is geadviseerd gelet op het feit dat verdachte ook verdachte is in een strafzaak met daarbij de verdenking van poging tot moord c.q. poging tot afpersing.
De rechtbank acht oplegging van een taakstraf in beginsel passend. De rechtbank ziet echter geen ruimte voor oplegging van een onvoorwaardelijke taakstraf omdat verdachte al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft gezeten in het kader van de niet gevoegde zaak met de verdenking poging tot moord c.q. poging tot afpersing. In die zaak is heden uitspraak gedaan en verdachte is van deze feiten vrijgesproken. Dat verdachte in deze zaak werd verdacht en heeft vastgezeten, heeft een behoorlijke (negatieve) invloed op verdachte gehad. De rechtbank zal dit bij de strafoplegging in deze zaak nadrukkelijk meewegen.
De rechtbank zal daarom overgaan tot oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf. De rechtbank hecht grote waarde aan het contact en de opgebouwde vertrouwensrelatie tussen verdachte en de reclasseringswerker zodat om die reden een meldplicht aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden zal worden. De rechtbank deelt de mening van de raadsman en zal buiten een meldplicht verder geen bijzondere voorwaarden opleggen, nu het er op voorhand naar uit ziet dat verdachte daaraan niet de benodigde medewerking zal verlenen en oplegging van die voorwaarden naar alle verwachting een averechts effect zal hebben. Het voorgaande betekent dat voor een leerstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist, geen plaats is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Parketnummer 18/152186-20:
[benadeelde partij 1], tot een bedrag van € 2.145,- ter vergoeding van materiële schade en € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Parketnummer 18-299385-20:
[benadeelde partij 4], tot een bedrag van € 1.500,- ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/152186-20:
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering op dit moment onvoldoende onderbouwd. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen haar vordering nader te onderbouwen, zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De benadeelde partij zal daarom in haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Parketnummer 18-299385-20:
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 138, 266 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/152139-20 onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/152186-20 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 40 uren.

De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, schuldig heeft gemaakt aan de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen en dat hij zich gedurende en door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen te bepalen periode meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht.
Geeft aan Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Ten aanzien van 18/152186-20, feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat
deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/299385-20:
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat
deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Baluah, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.S. van der Kuijl en mr. J. van Bruggen, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 juni 2021.