Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder parketnummer 18/152139-20 onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde nu er zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te komen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder parketnummer 18/152186-20 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 18/299385-20 ten laste gelegde nog aangevoerd dat enkel de vernieling van de parasol en de parasolvoet bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
Vrijspraak
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, het onder parketnummer 18/152139-20 onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen nu het onduidelijk is welke goederen verdachte voor hoelang onder zich heeft gehad. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/152186-20:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 november 2019, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019314520 d.d. 16 april 2020, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van belediging. De verdachte heeft mij in het openbaar en mondeling, in het bijzijn van andere personen, middels scheldwoorden beledigd. Ik voel mij daardoor in mijn eer en goede naam aangetast. Ik ben als gastheer werkzaam bij de school: [naam school]. Op 18 november 2019 ben ik door [verdachte] beledigd. Ik zag dat [verdachte] mij recht in mijn gezicht aan keek en ik hoorde dat hij mij uitschold voor ''zwartjoekel'' en direct daarna hoorde ik dat [verdachte] weer sprak: ''wat kijk je nou, zwartjoekel''. Dat was voor de overige aanwezigen duidelijk hoorbaar en ik voelde mij daardoor beledigd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie d.d. 21 november 2019, opgenomen op p. 3 van voornoemd dossier, inhoudend als relatering van verbalisant:
Op donderdag 21 november 2019 om 11:50 uur, heb ik, als hulpofficier van justitie van
Eenheid Noord-Nederland te Groningen een mondelinge klacht ontvangen ter zake van
belediging: aangever / klager werd uitgescholden voor 'zwartjoekel. De klacht werd gedaan door: [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats].
De klager verklaarde tegenover mij het volgende:
Ik heb aangifte gedaan ter zake belediging, bij deze doe ik ook klacht tegen de
verdachte en ik verzoek de hulpofficier van justitie om een onderzoek tegen de
verdachte in te stellen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 november 2019, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Op 18 november 2019 bevond ik mij in het externe gedeelte van het schoolgebouw. Ik zag en hoorde dat [verdachte] direct [slachtoffer] begon uit te schelden voor 'zwartjoekel'. Dat was voor mij duidelijk hoorbaar en ik zag dat [verdachte] daarbij [slachtoffer] aan keek. Ik zag en hoorde vervolgens dat [verdachte] [slachtoffer] nogmaals voor 'zwartjoekel' uitschold.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 januari 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
V: Uit de aangifte blijkt dat jij op 18 november 2019 een medewerker hebt beledigd. Klopt dit?
A: Ik weet dat het een gastheer is geweest van [naam school].
V: Wat heb jij gezegd tegen de medewerker?
A: Zwartjoekel.
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever meermalen heeft beledigd door hem voor zwartjoekel uit te maken.
Parketnummer 18/152139-20:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 april 2020, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020088815 d.d. 4 mei 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 1];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 april 2020, opgenomen op pagina 187 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] (namens [benadeelde partij 2]).
Parketnummer 18/299385-20:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020296739 d.d. 10 december 2020, inhoudende de verklaring van [benadeelde partij 3].