Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 2 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Heerlen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
inkomsten premie-inkomen’ € 11.903 bedroeg en dat zij voor een bedrag van € 3.312 van het inkomen in het buitenland premieplichtig is (‘
correctie premie-inkomen’). Eveneens is aangegeven dat € 3.312 van het inkomen toegerekend moet worden aan de periode waarin zij niet verzekeringsplichtig is (‘
vermindering premie-inkomen’). Daarnaast staat onder het kopje ‘
premieplicht vrijgestelde inkomsten uit internationale organisaties’ een bedrag van € 8.591.
correctie premie-inkomen’). Eveneens is aangegeven dat € 3.312 van het inkomen toegerekend moet worden aan de periode waarin zij niet verzekeringsplichtig is (vraag 78b / ‘
vermindering premie-inkomen’). Bij vraag 78c is een bedrag van € 8.591 ingevuld als ‘
vrijgesteld inkomen waarover premie volksverzekeringen en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verschuldigd is’.
Kenmerk, Voorlopige aanslag MIG, AVA, Jaar, 2017, Ambtshalve”. Op deze ABS-print staat bij onderdeel 2 onder het kopje “
Loon of uitkering Ziektewet” bij “
Loon(…)
uit tegenwoordige dienstbetrekking” een bedrag van € 3.105 en bij onderdeel 3 onder het kopje “
Pensioen, lijfrente of andere uitkering” bij “
Pensioen, (…) of bijstand” een bedrag van € 5.486. Verder staat er bij onderdeel 33 onder het kopje ‘
Verplicht verzekerd en belastingplicht’ een bedrag van € 3.312 als ‘
Bedrag waarover in het btl premiepl. (correctie premie-ink)’ en – direct daaronder – nogmaals een bedrag van € 3.312 als ‘
Bedrag periode niet-verzekerd (vermindering premie-ink)’. Bij onderdeel 35 onder het kopje “
Berekening verzamelinkomen” staat bij “
Berekend arbeidsinkomen” een bedrag van € 6.417. Ten slotte staat bij onderdeel 29 onder het kopje ‘
Waarde bezittingen’ een bedrag van € 34 als ‘
Overige onroerende zaken’.
Geachte mevrouw [eiseres] ,
inkomsten premie inkomen’/‘
verplicht verzekerde premie-inkomen’, ‘
correctie premie-inkomen’ en ‘
vermindering premie-inkomen’ heeft aangegeven. Daarnaast vermeldt de ABS-print van de gestelde vijfde aangifte een arbeidsinkomen van € 6.417. Dat laat zich niet rijmen met het premie-inkomen van € 5.279, zoals vastgesteld bij de tweede voorlopige aanslag en de definitieve aanslag. Ook is onduidelijk waarom eiseres alsnog op met dagtekening 25 januari 2019 een brief ‘geen voorlopige aanslag’ heeft ontvangen (zie 1.13.) waarin staat dat eiseres onlangs een aangifte IB/PVV heeft gedaan, terwijl alle aangiften volgens verweerder op dat moment al geautomatiseerd waren verwerkt tot voorlopige aanslagen. Ten slotte is volstrekt onduidelijk hoe het bij een volledig geautomatiseerde verwerking van de samengevoegde vierde en gestelde vijfde aangifte mogelijk is dat bij de tweede voorlopige aanslag een grondslag sparen en beleggen van € 34 is vastgesteld (overeenkomstig de gestelde vijfde aangifte), terwijl bij de definitieve aanslag een grondslag sparen en beleggen van € 100 is vastgesteld (overeenkomstig de vierde aangifte). Zonder nadere verklaring van deze ongerijmdheden, die verweerder ook ter zitting desgevraagd niet heeft kunnen geven, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat een volledige geautomatiseerde verwerking van een samenvoeging van de vierde en gestelde vijfde aangifte heeft plaatsgevonden.