ECLI:NL:RBNNE:2021:2690

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
18/121152-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van verdachte in explosiezaak met TATP en ammoniumnitraat in Groningen

Op 1 mei 2020 vond er een ontploffing plaats in een appartement in Groningen, waarbij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] aanwezig waren. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van en medeplichtigheid aan het teweegbrengen van deze ontploffing, evenals het voorbereiden van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieve stoffen zoals TATP en ammoniumnitraat. Tijdens de rechtszaak werd vastgesteld dat de verdachte regelmatig in de woning verbleef en goederen kocht die mogelijk gebruikt konden worden voor de productie van explosieven. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de explosieve stoffen of dat zij opzet had op het veroorzaken van de ontploffing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij wetenschap had van de explosieve stoffen in de woning. De benadeelde partijen die schadevergoeding eisten, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat het feit niet bewezen was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/121152-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

29 juni 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 en 4 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.M.C. van Gorkum, advocaat te
‘s-Hertogenbosch. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (portiek)woning (gelegen aan de [adres] ) door:
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton te bewerken en/of bereiden en/of verwerken tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning te bewaren en/of met voornoemde stof(fen) handelingen te verrichten,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] op of omstreeks 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (portiek)woning (gelegen aan de [adres] ) door:
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton te bewerken en/of bereiden en/of verwerken tot onder andere TATP, althans tot een of meer explosieve stoffen en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning te bewaren en/of met voornoemde stof(fen) handelingen te verrichten
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot en/of bij welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 mei 2020, te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door een hoeveelheid aceton (te weten een grondstof voor het maken van TATP) voor die [medeverdachte 1] te kopen en/of aan die [medeverdachte 1] te verstrekken;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een (portiek)woning (gelegen aan de [adres] ):
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton heeft bewerkt en/of bereid en/of verwerkt tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning heeft bewaard en/of met voornoemde stof(fen) handelingen heeft verricht ten gevolge waarvan het aan haar en/of haar mededaders schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing teweeg is gebracht in voornoemde (portiek)woning, terwijl daardoor gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk:
- een (grote) hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten waterstofperoxide en/of aceton en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- ( daarbij) een (aantal) metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en/of een hoeveelheid vuurwerk,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk:
- een (grote) hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten waterstofperoxide en/of aceton en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- ( daarbij) een (aantal) metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en/of een hoeveelheid vuurwerk,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad,
tot en/of bij welk misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 1 mei 2020, te Groningen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk middelen heeft verschaft door een hoeveelheid aceton (te weten een grondstof voor het maken van TATP) voor die [medeverdachte 1] te kopen en/of aan die [medeverdachte 1] te verstrekken;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten:
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 400 gram) TATP en/of
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 900 gram) ammoniumnitraat.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 primair en 3 tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest.
Zij heeft met betrekking tot het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte het volgende aangevoerd. Verdachte verbleef regelmatig in de woning van haar vriend, medeverdachte [medeverdachte 1] , aan de [adres] . Zij heeft kort voor de explosie onder andere opbergdozen, ducttape en drie flessen aceton gekocht. Een opbergdoos waar later TATP in is aangetroffen, is door verdachte herkend als een opbergdoos die zij heeft gekocht. Daarnaast is haar DNA aangetroffen op de in de woning aangetroffen handschoenen en mondmaskers. Op de laptop in de woning is een verborgen map genaamd ‘ [naam map] ’ aangetroffen en zijn documenten van verdachte gevonden en eveneens haar Microsoftaccount. Daarnaast betreft het een klein appartement van 50 m2, waar uit alles bleek dat er TATP werd geproduceerd voor plofkraken; zo lagen de zogenoemde pizzaschuiven op de keukentafel. Uit deze omstandigheden, in combinatie met de bewijsmiddelen die kunnen worden gekoppeld aan medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , volgt dat verdachte in vereniging met haar medeverdachten TATP heeft geproduceerd en dat zij een medeplegersrol heeft vervuld ten aanzien van feiten 1 primair, 2 primair en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft uitvoerig betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde varianten.
Oordeel van de rechtbank
Op 1 mei 2020 omstreeks 19:34 uur vond er een ontploffing plaats in een appartement aan de [adres] in de woonwijk [woonwijk] in Groningen (hierna: de woning). Medeverdachte [medeverdachte 1] , de partner van verdachte, was op dat moment de bewoner van het appartement aan de [adres] . Verdachte was op het moment van de ontploffing met medeverdachte [medeverdachte 1] in de woning aanwezig. Bij doorzoekingen in de woning door de politie zijn onder andere de explosieve stoffen TATP (voluit: triacetontriperoxide) en ammoniumnitraat gevonden. Naar aanleiding van het politieonderzoek is verdachte - kort gezegd - verdacht van betrokkenheid bij het (samen met anderen) opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (feit 1), het voorbereiden van een plofkraak (feit 2) en het voorhanden hebben van TATP en ammoniumnitraat (feit 3). De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat - onder verwijzing naar de vonnissen in de zaken van de medeverdachten - voldoende vaststaat dat in elk geval medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn vriend, medeverdachte [medeverdachte 2] , TATP hebben geproduceerd in de woning ten behoeve van het plegen van een plofkraak en dat de door hen geproduceerde TATP op 1 mei 2020 in de woning tot ontploffing is gekomen. TATP is een zogenaamde primaire springstof, die krachtig van aard is en eenvoudig is te maken uit makkelijk te verkrijgen grondstoffen, te weten waterstofperoxide, aceton en een sterk zuur. Ook hebben zij de explosieve stof ammoniumnitraat in de koelkast in de woning bewaard.
Verdachte heeft ontkend dat zij is betrokken bij de voorbereiding van een plofkraak en zij heeft eveneens ontkend dat zij een rol heeft gespeeld in de productie van TATP en dat zij wetenschap had van de TATP en het ammoniumnitraat dat in de woning werd bewaard.
De rechtbank zal eerst beoordelen of verdachte opzet had op het voorhanden hebben van explosieve stoffen (feit 3) en of zij daar dus wetenschap van had. De rechtbank zal in het navolgende de verschillende bewijsmiddelen bespreken die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van opzet bij verdachte en zal deze bewijsmiddelen waarderen.
Verdachte heeft verklaard dat zij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] verschillende goederen heeft gekocht. Zo heeft zij op 27 april 2020 en op 1 mei 2020 onder andere ducttape en opbergdozen gekocht bij de Action. Verdachte heeft de opbergdoos in de slaapkamerkast, met daarin ongeveer 200 gram TATP, herkend als een doos die zij heeft gekocht. Op 30 april 2020 heeft verdachte drie flessen aceton van 500 ml gekocht bij de Korenbeurs. Op 1 mei 2020 zijn in de woning drie flessen aceton van 500 ml aangetroffen, waarvan een fles leeg was. Verdachte heeft ontkend dat zij wist dat deze goederen bedoeld waren voor het vervaardigen van explosieven. Hoewel het opmerkelijk is te noemen dat verdachte dergelijke producten heeft aangeschaft zonder medeverdachte [medeverdachte 1] te vragen waarom hij deze nodig had, sluit de rechtbank niet uit dat verdachte niet heeft geweten dat de goederen bedoeld waren voor het vervaardigen van explosieven. De tape en de aceton zijn immers eenvoudig te verkrijgen in de bovengenoemde winkels en kunnen ook dienen voor normaal legaal gebruik, zo geldt dat ook voor de opbergdozen.
Voorts blijkt uit het dossier dat het DNA van verdachte op beschermingsmiddelen in de woning is aangetroffen, te weten op de binnenzijde van een handschoen en in de mondregio van een mondmasker. Uit deze enkele vaststelling kan de rechtbank echter niet afleiden dat zij deze heeft gedragen ten tijde van de productie van TATP. Nog los van het feit dat op deze beschermingsmiddelen geen sporen van explosieve stoffen zijn aangetroffen, zegt een DNA-match niets over het moment waarop en met welk doel de beschermingsmiddelen zijn gedragen.
Verder kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de map ‘ [naam map] ’, met daarin een uitleg over het plegen van plofkraken, op de HP-laptop in de woning heeft bekeken, nu vast staat dat ook anderen toegang hadden tot die laptop.
Verdachte heeft verklaard dat zij regelmatig in de woning verbleef en dat zij daar huishoudelijke taken verrichtte en kookte. Zij beschikte over een sleutel van de woning. Het kan bijna niet anders dan dat verdachte de grondstoffen voor het bereiden van TATP moet hebben gezien nu deze op verschillende plaatsen in de woning lagen, zoals de jerrycans met waterstofperoxide en de jerrycan en de flessen met aceton. Ook moet zij de goederen hebben gezien die worden gebruikt bij de productie van TATP, zoals koffiefilters, kookplaatjes, mondmaskers, handschoenen, een weegschaal, maatbekers en een trechter. Verdachte moet dus haar vermoedens hebben gehad dat er in de woning een of meer bepaalde stoffen werden geproduceerd door haar medeverdachten. Het dossier bevat echter onvoldoende bewijs voor de stelling dat verdachte ook moest weten dat dit om de productie van explosieve stoffen ging. Uit het dossier volgt dat onder andere aceton en waterstofperoxide ook kunnen worden gebruikt bij de productie van harddrugs. Ook als verdachte de ammoniumnitraat in de koelkast of de TATP in de slaapkamer heeft gezien, kan niet worden vastgesteld dat zij de wetenschap had dat het om deze explosieve stoffen ging. Er is in het dossier naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddel voorhanden waaruit deze wetenschap onomstotelijk blijkt.
Nu er geen bewijs aanwezig is in het dossier dat verdachte wetenschap had van de explosieve stoffen die in de woning lagen kan ook niet bewezen worden dat verdachte opzet had op het veroorzaken van een ontploffing en/of het voorbereiden van een plofkraak (feiten 1 en 2). Immers voor het plegen van deze feiten is noodzakelijk dat verdachte in ieder geval wist wat haar medeverdachten aan het produceren waren. Nu dit niet is vast komen te staan kan verdachte evenmin verantwoordelijk worden gehouden voor het plegen van deze andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van al hetgeen haar ten laste is gelegd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 1.305,-- ter vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, met aftrek van reeds vergoede schade van € 165,-- en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 929,65 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 1.731,59 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 1.683,13 ter vergoeding van materiële schade en € 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2021.