ECLI:NL:RBNNE:2021:2681

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
18/121149-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, voorbereiding van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieve stoffen

Op 1 mei 2020 vond er een ontploffing plaats in een appartementencomplex in Groningen, waarbij verdachte en medeverdachte betrokken waren. De rechtbank oordeelde dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van deze ontploffing, de voorbereiding van een plofkraak en het voorhanden hebben van explosieve stoffen, waaronder TATP en ammoniumnitraat. De ontploffing leidde tot aanzienlijke schade aan het gebouw en levensgevaar voor omwonenden. De rechtbank achtte de verdachte verantwoordelijk voor de explosieve stoffen die in zijn woning waren aangetroffen en concludeerde dat hij en zijn medeverdachte opzettelijk handelingen hadden verricht die tot de ontploffing leidden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen die door de explosie schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/121149-20

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

29 juni 2021 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 en 4 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F.E.C. Koopman, advocaat te
's-Hertogenbosch. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (portiek)woning (gelegen aan de [straatnaam] ) door:
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton te bewerken en/of bereiden en/of verwerken tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning te bewaren en/of met voornoemde stof(fen) handelingen te verrichten,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam in een (portiek)woning (gelegen aan de [straatnaam] )
- een hoeveelheid ammoniumnitraat en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of waterstofperoxide en/of aceton heeft bewerkt en/of bereid en/of verwerkt tot onder andere TATP, althans tot (een) explosieve stof(fen) en/of
- een hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of (een) overige explosieve stof(fen) in voornoemde woning heeft bewaard en/of met voornoemde stof(fen) handelingen heeft verricht
ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat er een ontploffing teweeg is gebracht in voornoemde (portiek)woning,
terwijl daardoor gemeen gevaar voor aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor zich in die aangrenzende woningen bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten is, opzettelijk:
- een (grote) hoeveelheid explosieve stof(fen), te weten ammoniumnitraat en/of TATP en/of
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten waterstofperoxide en/of aceton en/of zwavelzuur en/of zoutzuur en/of
- ( daarbij) een (aantal) metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en/of een hoeveelheid vuurwerk,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten:
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 400 gram) TATP en/of
- een hoeveelheid (te weten ongeveer 900 gram) ammoniumnitraat.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1 primair, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 kan niet worden vastgesteld waardoor de ontploffing is veroorzaakt, omdat er geen sporen van explosieve stoffen zijn aangetroffen. Het rapport van het NFI en het Nationaal Bom Data Centrum zijn in strijd met elkaar op het punt van het wel of niet aantreffen van sporen na ontploffing van een explosieve stof. Bovendien kan een explosieve stof niet uit zichzelf ontploffen. Daarnaast is er geen sprake van voorwaardelijke opzet. Doordat er geen oorzaak van de ontploffing bekend is, kan niet worden vastgesteld of er sprake was van (het aanvaarden van) een aanmerkelijke kans. De raadsman heeft voorts verwezen naar het Porsche-arrest. Het gebruik maken van beschermingsmiddelen, een koelkast en een thermometer vormt in dit verband een contra-indicatie.
Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman gesteld dat niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte 1] hiervoor verantwoordelijk is. Gelet op het feit dat [medeverdachte 1] een sleutel van de woning had, de inhoud van zijn telefoon en de stoffen die hij aan het verzamelen was, had [medeverdachte 1] blijkens het dossier voldoende gelegenheid en middelen om explosieve stoffen te vervaardigen en op te slaan in de woning buiten de aanwezigheid van verdachte. [medeverdachte 1] heeft de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] beïnvloed, zodat zij ten onrechte [verdachte] hebben aangewezen als degene die hen heeft gevraagd iets te leveren. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte wist niets van de inhoud van de HP-laptop, de beschadigde telefoon met het gesprek met [chatnaam 1] is niet van verdachte en hij wist niet waar de pizzaschuiven en de stoffen voor waren bedoeld.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat de stoffen TATP en ammoniumnitraat niet bestemd waren voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing.
Oordeel van de rechtbank
1.
Inleiding
Op 1 mei 2020 omstreeks 19:34 uur vond er een ontploffing plaats in een appartement aan de [straatnaam] in de woonwijk [woonwijk] in Groningen (hierna: de woning). Verdachte was op dat moment de bewoner van de [straatnaam] . Hij was op het moment van de ontploffing samen met zijn vriendin, medeverdachte [medeverdachte 2] , in de woning aanwezig. Bij doorzoekingen in de woning door de politie zijn onder andere de explosieve stoffen TATP en ammoniumnitraat gevonden. Naar aanleiding van het politieonderzoek is verdachte - kort gezegd - verdacht van betrokkenheid bij het (samen met anderen) opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing (feit 1), het voorbereiden van een plofkraak (feit 2) en het voorhanden hebben van TATP en ammoniumnitraat (feit 3). De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan deze ten laste gelegde feiten en zal hierna achtereenvolgens de feiten 2, 3 en 1 bespreken. De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen [1] , het navolgende.
2.
Het voorbereiden van een plofkraak (feit 2)
2.1
Aangetroffen voorwerpen en stoffen
In de woning aan de [straatnaam] zijn tijdens de doorzoekingen meerdere voorwerpen en stoffen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met (voorbereidingen voor) een plofkraak.
Op 2 mei 2020, de dag na de ontploffing, werd in de koelkast in de woning een plastic tas gevonden. In die tas zaten drie transparante plastic zakjes, met daarin wit en beige poeder. Uit ieder zakje is een monster van 1 gram genomen voor nader onderzoek. De zakjes hadden respectievelijk een inhoud van 80,79 gram (SIN AAGU2083NL), 501 gram (SIN AAGU2081NL) en 356 gram (SIN AAGU2082NL). [2] Door de deskundige van het NFI is geconcludeerd dat de monsters met deze SIN-nummers de explosieve stof ammoniumnitraat betreffen. [3]
Daarnaast is in de slaapkamerkast van de woning een plastic opbergdoos aangetroffen met hierin ongeveer 200 gram wit poeder. Ook op de vloer onder het bed werd ongeveer 200 gram wit poeder aangetroffen, dat over nagenoeg de gehele vloer verspreid lag. Van beide poeders werd een monster genomen voor nader onderzoek, met respectievelijk de SIN-nummers AAGU2079NL en AAGU2080NL. [4] Door een deskundige van het NFI is geconcludeerd dat de monsters met deze SIN-nummers de explosieve stof triacetontriperoxide (TATP) bevatten. [5]
Ook werden op 2 mei 2020 op de eettafel in de woonkamer twee zogenaamde pizzaschuiven aangetroffen. Daarbij werd vuurwerk aangetroffen. [6]
Op 3 mei 2020 werd in de keukenruimte van de woning een jerrycan van 5 liter gevonden met daarin naar schatting nog 4 liter vloeistof, dat zeer waarschijnlijk aceton betrof. Op het deels afgescheurde etiket van de jerrycan stond een naam eindigend op ‘ [naam 1] ’ en een adres eindigend op ‘ [adres 1] ’ in [plaats] . In dezelfde ruimte werden drie flessen van 500 ml aceton aangetroffen, waarvan twee flessen vol waren. Daarnaast werd een jerrycan van 5 liter met waterstofperoxide (12%) afkomstig van [naam website] en een jerrycan van 20 liter waterstofperoxide-oplossing van tenminste 20% en < 60% waterstofperoxide aangetroffen. In de woonkamer werd een volle verpakking met vuurwerk (sterretjes) gevonden.
In de Alfa Romeo die nabij de flat stond geparkeerd en waarvan de sleutel in de woning werd aangetroffen, lagen vier jerrycans van 20 liter met waterstofperoxide-oplossing van tenminste 20% en < 60% waterstofperoxide. Op deze jerrycans zat een etiket van leverancier [naam website] . Als ontvanger stond [naam 2] vermeld. Verdachte heeft verklaard dat dit zijn auto betreft. [7]
In de fietsenschuur die bij de woning hoort, stond een fles zoutzuur. [8]
Bij de doorzoeking van de woning op 19 mei 2020 is een fles gootsteenontstopper gevonden in een keukenkastje. [9]
Daarnaast zijn bij de doorzoeking in de woning op 3 mei 2020 goederen aangetroffen die kunnen worden gebruikt bij de productie van TATP en/of ammoniumnitraat. Deze goederen betreffen een veiligheidsbril, meerdere P3-maskers, meerdere handschoenen, een weegschaal, een braadthermometer, drie elektrische kookplaatjes (waarvan twee enkele en een dubbele), maatbekers en een trechter. [10] Ook zijn koffiefilters aangetroffen. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft in het verhoor op 5 mei 2020 verklaard dat hij zes tot acht weken daarvoor een elektrisch kookplaatje heeft gekocht, bedoeld voor de woning van verdachte. [12] Dat betrof een dubbele kookplaat. [13]
In het dashboardkastje van de auto van verdachte werd een kassabon van 22 maart 2020 van een enkel elektrisch kookplaatje en een kassabon van 8 april 2020 van een braadthermometer aangetroffen. [14]
Uit het informatieblad TATP van het NFI volgt dat TATP een springstof is die, ook door mensen zonder chemische achtergrond, relatief makkelijk te bereiden is. Recepten hiervoor zijn eenvoudig te vinden op internet. Deze recepten komen er op neer dat aceton en waterstofperoxide (bij voorkeur in een concentratie van ongeveer 30%) samen met een zuur (bijvoorbeeld zoutzuur) dienen te worden gemengd. Van het genoemde zuur is bij de productie van TATP relatief weinig nodig. Tijdens het mengen dient, uit veiligheidsoverwegingen, continu gekoeld te worden. Na enige tijd ontstaan kristallen in de vloeistof. Deze kristallen betreffen de springstof TATP. Na maximaal ongeveer 24 uur is het mengsel uitgereageerd. Het TATP dient nu van de vloeistof te worden gescheiden (bijvoorbeeld met een koffiefilter) en vervolgens aan de lucht te worden gedroogd. Voor het bereiden van TATP zijn geen bijzondere apparaten vereist. Met gewoon keukenglaswerk en bijvoorbeeld een koelkast of ijs uit de vriezer voor het koelen, kan worden volstaan. [15]
Door het Nationaal Bom Data Centrum is aangegeven dat de volgende in de woning aangetroffen precursoren zijn aangetroffen die passen in de bereiding van TATP: zwavelzuur (gootsteenontstopper), zoutzuur, aceton, waterstofperoxide 12% en waterstofperoxide 35%. [16]
2.2
Bestelling aceton en waterstofperoxide bij de website [naam website]
Naar aanleiding van het aantreffen van de vier jerrycans in de auto van verdachte, is onderzoek gedaan naar de jerrycans en de bestellingen bij de website [naam website] . Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] op naam van [bedrijfsnaam] op zijn verzoek een aantal keren waterstofperoxide heeft besteld voor verdachte bij de website [naam website] . [17] Uit de bestelgegevens volgt dat [naam 2] een jerrycan van 20 liter met waterstofperoxide 35% heeft besteld op 11 april 2020, geleverd op 16 april 2020. Daarnaast heeft hij vier jerrycans van 20 liter met waterstofperoxide 35% besteld op 27 april 2020. Deze jerrycans zijn op 29 april 2020 geleverd bij [naam 2] .
Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 1] bestellingen gedaan bij de website [naam website] . Zo heeft hij op 30 maart 2020 een fles waterstofperoxide 12% van 1 liter besteld, die op 1 april 2020 is geleverd. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft op 16 april 2020 een jerrycan van 5 liter aceton besteld, die op 23 april 2020 is geleverd. Beide bestellingen zijn geleverd op het adres [adres 2] te [plaats] , het feitelijke woonadres van medeverdachte [medeverdachte 1] . [18]
De rechtbank stelt vast dat de vier jerrycans die zijn geleverd op 29 april 2020 zijn aangetroffen in de auto. Verder is de jerrycan van 5 liter aceton, die door medeverdachte [medeverdachte 1] besteld is en geleverd is op 23 april 2020, aangetroffen in de woning. De naam en het adres op het etiket van de aangetroffen jerrycan corresponderen met de bestelgegevens. Uit deze jerrycan was 1 liter gebruikt.
2.3
Briefjes in de woning
In de woonkamer werd tijdens de doorzoeking op 2 mei 2020 tussen de puinresten een klein briefje met hierop een handgeschreven recept aangetroffen. [19] De tekst van dit briefje luidt:
meng 30 ml aceton en
50 ml waterstof en mix dit
goed
Plaats thermometer erin
als het beneden 5° is
1 drup zwavel per keer
iedere keer goed roeren
mag niet warmer dan
10° worden, anders wachten
tot is afgekoeld, dan weer
drup voor drup 2.5 ml
mag niet spatten!!! [20]
Een verbalisant van het Nationaal Bom Data Centrum heeft in deze tekst de receptuur voor de bereiding van TATP herkend, die hem ambtshalve bekend is. In de beschreven chemicaliën, de wijze van toedienen en het in de gaten houden van de temperatuur is de verbalisant geen andere toepassing bekend dan het bereiden van de explosieve stof TATP. [21]
Tijdens de doorzoeking op 19 mei 2020 in de woning zijn nog twee briefjes in beslag genomen. Deze briefjes lagen in een lade. [22] Door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum is onderzoek gedaan naar deze briefjes.
Afbeelding 3
Het briefje bevat de volgende tekst:
als alle zuur erin zit
paar minuten goed roeren
container uit ijs halen en
in koelkast zetten tot de
volgende ochtend
er zal een witte substantie
op de bodem zitten
doe alles in een koffiefilter
Paar eetlepels ijskoud water
er over om zuur te verwijderen
goed laten drogen en dan
Biem!
Afbeelding 4
Het briefje bevat de volgende tekst:
30% regelen
Roerstaafjes
Thermometer
Het valt verbalisanten op dat het gebruikte papiertje en het handschrift op afbeelding 3 en afbeelding 4 gelijkenissen vertoont met het hiervoor genoemde briefje dat op 2 mei 2020 is aangetroffen.
De tekst op afbeelding 3 wordt door verbalisanten herkend als een deel van de receptuur om de explosieve stof TATP of HMTD te maken. Ook stellen zij dat de beschreven procedure op het papiertje het logische vervolg is op de beschreven procedure op het hiervoor genoemde briefje. Gezamenlijk vormen beide briefjes het complete recept om de explosieve stof TATP te maken.
Verbalisanten vermoeden dat afbeelding 4 een zogeheten 'boodschappenlijstje' is voor de goederen of stoffen die nog niet in bezit zijn om de TATP te bereiden. De term '30% regelen' duidt volgens verbalisanten vermoedelijk op het regelen van waterstofperoxide met een percentage van 30%. Hoewel de explosieve stof TATP ook met een lager percentage waterstofperoxide gemaakt kan worden, is het verbalisanten ambtshalve bekend dat de meeste recepten voor TATP uitgaan van 30% waterstofperoxide (een oplossing van 30% waterstofperoxide in water). Er is waterstofperoxide met een percentage van 35% aangetroffen in de woning. [23]
Op 3 mei 2020 is voorts een schrijfblok in de woning in beslag genomen. [24] In dit schrijfblok was de volgende tekst geschreven.
Blad 1: 500 ml - 50 ml (30%)
Blad 2: Accu, alcohol, pipet, body builder tape roze, glazen ijzeren bak, garde, omhulsel 100 gr
*noot verbalisant: De genoemde producten hebben overeenkomsten met de benodigdheden met betrekking tot de bereiding van TATP.
Blad 3: 2 x 800 ml smal/hoog, 2x glazen pipets, 135-145 [25]
2.4
Chatgesprek tussen [chatnaam 1] en [chatnaam 2]
Op de Samsung Galaxy S7, de telefoon van [vriendin medeverdachte] , de vriendin van medeverdachte [medeverdachte 1] , is een foto aangetroffen van een telefoon, waarop een chatgesprek tussen [chatnaam 2] en [chatnaam 1] is te zien. De foto is op 5 april 2020 met het toestel van [vriendin medeverdachte] gemaakt. De tekst van het gesprek is hieronder weergegeven.
[chatnaam 1] :
Dus ipv cola fles 90 vullen met annm en dan 10 procent tatp en dan ontsteken
Is het beter 100 procent cola vullen met annm
En de ontsteker helft in de fles in steken
[chatnaam 2] :
Dus beter los van elkaar? In aparte zakjes?
[chatnaam 1] :
Onstker dus een lege potlood uitgehold en 3 a 4 gram erin
Dan kan je beste dat model eerst testen maat dat wat jullie willen doen
Bij 30 gr annm en 2 gr tatp
Als dat gwn afgaat
Dan kan je jou methode aanhouden
De foto is onderzocht door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum. De inhoud van het chatgesprek is in het rapport als volgt geduid.
De verbalisanten duiden de bovenstaande tekst als een gesprek waarin de samenstelling van zelfgemaakte explosieve constructies wordt besproken. Onderstaande delen van deze conversatie zijn verbalisanten ambtshalve als volgt bekend:
• 'ANNM': Deze term is verbalisanten ambtshalve bekend als de afkorting van de explosieve stof ammoniumnitraat nitromethaan. Dit betreft een mengsel van ammoniumnitraat en nitromethaan en vormt een explosieve stof. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze explosieve stof, meestal nog met aluminiumpoeder toegevoegd, momenteel regelmatig in Nederland wordt aangetroffen in zelfgemaakte explosieve constructies bij plofkraken.
• 'TATP': Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze term de afkorting is voor triacetontriperoxide, een zelfgemaakte explosieve stof die onder meer gebruikt is bij aanslagen. Ook wordt deze explosieve stof momenteel vaak aangetroffen in zelfgemaakte detonators in explosieve constructies gebruikt bij plofkraken in Nederland.
• 'Onstker': Verbalisanten vermoeden dat dit woord 'ontsteker' betekent, wat in de context van de conversatie een logische term zou zijn. In de conversatie lijken verschillende samenstellingen van de 'explosive train' te worden besproken. De term 'explosive train' wordt gebruikt om de gebeurtenissen die leiden tot een detonatie te beschrijven.
Onder een explosieketen of 'explosive train' wordt een opeenvolging van een aantal explosieve stoffen verstaan, waarvan elke volgende door de voorgaande wordt ontstoken, beginnende met een kleine hoeveelheid gevoelige explosieve stof en eindigend met een grote hoeveelheid explosieve stof van geringe explosiegevoeligheid.
Zelfgemaakte explosieve stof ANNM:
Voor wat betreft de explosieve stoffen genoemd in de conversatie is het verbalisanten ambtshalve bekend dat ANNM, in de juiste mixverhoudingen, een zelfgemaakte explosieve stof betreft wat 'cap sensitive' (detonatorgevoelig) is. Een boosterlading is dan niet nodig.
Zelfgemaakte explosieve stof TATP:
Voor wat betreft de explosieve stoffen genoemd in de conversatie is het verbalisanten ambtshalve bekend dat TATP, een zeer gevoelige primaire explosieve stof betreft. TATP kan dus functioneren als ontstekingsmiddel voor ANNM en daarmee de zogeheten 'explosieve trein' vormen. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat deze combinatie van explosieve stoffen momenteel regelmatig wordt gebruikt in explosieve constructies bij plofkraken.
Verbalisanten maken uit de conversatie op dat er drie samenstellingen van de beide explosieve stoffen worden besproken, waarbij mogelijk een colafles wordt gebruikt om de explosieve stoffen in te stoppen:
• Samenstelling 1: 90% ANNM en 10% TATP in een colafles
• Samenstelling 2: 100% ANNM in de colafles en de ontsteker voor de helft in die fles steken
• Samenstelling 3: 30 gram ANNM en 2 gram TATP
De samenstelling van 30 gram ANNM en 2 gram TATP (samenstelling 3) wordt door verbalisanten als een testopstelling geduid om te bezien of de genoemde hoeveelheid ANNM, tot detonatie kan worden gebracht met de aangegeven hoeveelheid TATP. De resultaten een dergelijke test zou kunnen worden gebruikt om de ANNM zonder een extra lading TATP tot detonatie te kunnen brengen, of niet. Verbalisanten vermoeden dat er met de eventuele resultaten uit deze test vervolgens een keuze zal/kan worden gemaakt uit samenstelling 1 of 2. Alle drie samenstellingen uit de conversatie zouden in potentie kunnen functioneren.
Verder zien verbalisanten in de conversatie genoemd staan dat een ontsteker gemaakt kan worden door een leeg potlood uit te hollen en 3 tot 4 gram er in te stoppen. Verbalisanten vermoeden dat met deze "3 a 4 gr" TATP bedoeld wordt, aangezien dit een explosieve stof is om een dergelijke ontsteker mee te maken. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat momenteel in zelfgemaakte explosieve constructies ontstekers worden gebruikt die gemaakt zijn van drinkrietjes gevuld met o.a. TATP. Het uithollen van een potlood, waardoor het binnenste gedeelte gevuld kan worden met een explosieve stof zoals TATP, zal eenzelfde soort ontsteker vormen. Het is verbalisanten bekend dat dergelijke ontstekers vervolgens met bijvoorbeeld een vuurwerklont, elektrische gloeipil (squib) of geprepareerd kerstboomlampje geactiveerd kunnen worden.
2.5
Chatgesprek tussen [chatnaam 1] en [chatnaam 3]
Op de Samsung Galaxy S10 van medeverdachte [medeverdachte 1] is een foto van een telefoon opgenomen, waarop een chatgesprek tussen [chatnaam 3] en [chatnaam 1] is te zien. De foto is op 8 april 2020 aangemaakt. De verbalisant die de telefoon heeft onderzocht, heeft geconstateerd dat de beschadigingen van de telefoon die op de foto staat gelijkend zijn met de beschadigingen op de telefoon van verdachte. De tekst van het gesprek is hieronder weergegeven.
[chatnaam 1] :
75 an en 25 nitro dus 100 pro
Als je beetjr alupoeder hebt dan 72proc an.
Ontsteker moet 30 cm erinn
Kabel liefst 1 geheel 30 meter
[chatnaam 3] :
100 procent= 475 gr? Je zei 475 gr ANNM in 1 pakket. 25% van 475 is 119 ml moet die 119 ml bij die 475 op? Is echt veel man vor zon pakketje. Halve kilo
Alu poeder moet besteld worden, heb ik dan dinsdag of woensdag pas
[chatnaam 1] :
Nee maat totaal 475 gr incl de nm
ML is toch ook GR uiteindelyk
[chatnaam 3] :
475 gr incl nm, dat wou ik weten, (emoticon smiley en een duimpje omhoog) komt goed man. [26]
Ook deze foto is onderzocht door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum. De verbalisanten duiden deze conversatie als een bespreking over de samenstelling van een explosieve stof. De in de conversatie gebruikte afkortingen in het hierboven weergegeven gesprek worden als volgt geduid:
• 'nitro' = nitromethaan
• 'alupoeder' = aluminiumpoeder
• 'gr' = gram
• 'ANNM' = ammoniumnitraat nitromethaan
• 'ml' = milliliter
• 'nm' = nitromethaan
Verbalisanten zien in de conversatie dat de precieze samenstelling van de explosieve stof ANNM wordt besproken, met daarin de juiste verhoudingen en grammen en/of milliliters en/of percentage van de ammoniumnitraat en nitromethaan. In de conversatie zien verbalisanten dat ook de toevoeging van aluminiumpoeder aan de ANNM wordt besproken. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat aluminiumpoeder toegevoegd kan worden aan (zelfgemaakte) explosieve stoffen om de explosieve kracht te vergroten. [27]
2.6
Overige relevante bevindingen naar aanleiding van het onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1]
Op de Samsung Galaxy S10 van medeverdachte [medeverdachte 1] is een afbeelding van een enveloppe aangetroffen waarop een indeling is getekend. [28] Verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum hebben in de tekening een schematische weergave van een combinatie van de zelfgemaakte stoffen ANNM (ammoniumnitraat nitromethaan) en TATP herkend. Aan de linkerzijde is "82mm" geschreven met daarnaast een pijl omhoog en omlaag. Dit duidt vermoedelijk op de hoogte van de beoogde explosieve constructie. In dezelfde afbeelding zien verbalisanten naast de letters ANNM tussen haakjes "450" staan en naast de letters TATP tussen haakjes vermoedelijk "65" staan. Dit betreffen vermoedelijk het aantal grammen of milliliters dat van de betreffende explosieve stof in de explosieve constructie gestopt zou moeten worden. De schematische tekening vertoont overeenkomsten met een van de besproken beoogde samenstellingen van de explosieve stoffen ANNM en TATP in het chatgesprek tussen [chatnaam 1] en [chatnaam 2] . [29]
Op de telefoon zijn in de map WhatsApp-foto’s verschillende foto’s aangetroffen die duiden op de productie van (explosieve) stoffen. Op een foto die op 23 maart 2020 is aangemaakt, is een persoon met een capuchon en mondkapje aan tafel te zien. Deze persoon zit met een thermometer in zijn hand en is iets wat op een elektrisch kookplaatje staat aan het temperaturen. Op de foto die op 21 april 2020 met het toestel van verdachte is gemaakt zijn meerdere koffiefilters te zien waarop een witte substantie ligt. De koffiefilters zijn nat. Verdachte heeft verklaard dat deze foto’s in zijn woning zijn genomen. [30] Daarnaast zijn er op 19 april 2020 twee foto’s aangemaakt van glazen bekers met een vloeistof erin. De bekers zijn afgedekt met doorzichtig folie en staan in een koelkast dan wel vriezer.
2.7
Pizzaschuiven
Op de eettafel in de woonkamer zijn twee zogenaamde pizzaschuiven aangetroffen. Deze voorwerpen hebben deze benaming gekregen, omdat ze qua vorm de uiterlijke kenmerken van een pizzaschuif hebben. Het is een platte, afgesloten container met hieraan een stalen steel. [31]
Uit de vakbijlage van het Landelijk Forensisch Coördinatieteam Ram- en Plofkraken volgt dat een plofkraak wordt gepleegd door het inbrengen van een Improvised Explosive Device (IED) in de geldautomaat. De IED wordt in de kluis tot ontploffing gebracht. Daarbij kunnen springstoffen worden gebruikt als explosieve stoffen. De IED die ‘pizzaschuif’ wordt genoemd, is voorzien van een staaf/stang waarmee de container, voorzien van de explosieve stof, in de kluis kan worden gebracht. [32]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem in maart of april 2020 heeft gevraagd of hij iemand kende die kon lassen. [getuige 1] heeft verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] toen doorverwezen naar zijn oom [naam 3] . Verdachte heeft de maten doorgegeven aan zijn oom. Een keer is [getuige 1] met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] bij zijn oom geweest. [getuige 1] heeft twee keer de gelaste platen naar de woning van verdachte gebracht. [getuige 1] herkent de in de woning aangetroffen pizzaschuiven als de platen die zijn oom heeft gelast. [33]
[naam 3] heeft aan de politie het briefje met maten gegeven, dat hij voor deze lasopdracht had gekregen. De inhoud van dit briefje luidt:
afmeting:
L = 33
B = 14.5
D = 1.3
Totaal + steel = 1 m
Kr. Naar beneden, onderkant
1 mm plaat [34]
Op 19 mei is een schrijfblok in de woning in beslag genomen. [35] In dit schrijfblok was het volgende genoteerd.
Blad 1
13 mm totaal
1 mm plaat x 2
binnenkant: 11 mm
Blad 2: tekening met daarbij de maten.
*Noot verbalisant: De tekening heeft kenmerken van een ‘pizzaschuif’ zoals deze in dit onderzoek wordt genoemd. [36]
Uit de telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] volgt dat hij op 13 april 2020 heeft gezocht op ‘metalen platen op maat’ en ‘metalen plaat met stang’. Tussen 15 en 20 april 2020 heeft medeverdachte [medeverdachte 1] verschillende keren gezocht op metaalbewerkingsbedrijven. Op de telefoon is daarnaast een chatgesprek op Facebook Messenger met [naam 4] van 16 april 2020 aangetroffen. Hieronder wordt de inhoud van het gesprek weergegeven.
[medeverdachte 1] : Joo kerel kan je lassen?[naam 4] : Gaat om wat[medeverdachte 1] : Vierkant plaatje moet 1,3 cm dik zijn en dicht[medeverdachte 1] : Dus 2 plaatjes op elkaar ruimte van 1,3 cm hol en dan dicht op op bepaalde plekken mag ook wel kutwerk[...][medeverdachte 1] : Aah das fijn dan de ham vraag kest morgen ook betalen je 100 euro als het lukt?[naam 4] : ??[medeverdachte 1] : Kan je morgen het doen? Dat we bij je komen en jij het fixed?[medeverdachte 1] : En dan kriegst 100 euros[naam 4] : Oh zu[naam 4] : Mut werken morgen[medeverdachte 1] : Ah Fuck ik ga even overleggen zaterdag ook? [37]
2.8
De map ‘ [naam map] ’ op de HP-laptop
Op 3 mei 2020 is in de woning een laptop van het merk HP in beslag genomen. [38] Bij onderzoek naar de laptop leverde het trefwoord ‘pizzaschuif’ een hit op, te weten een afbeelding van een zogenaamde pizzaschuif. De aanmaakdatum van de afbeelding is 13 april 2020. Bij verder onderzoek werd een map aangetroffen met de naam ‘ [naam map] ’. In deze map waren meerdere afbeeldingen en een videobestand opgenomen. In het videobestand wordt uitgelegd hoe de kluisdeur van de pinautomaat eruit kan worden gegooid. Deze map is aangetroffen op het bureaublad van de laptop en het betrof een verborgen map. De afbeeldingen in de map zijn op 11 april 2020 gemaakt. [39] De rechtbank heeft geconstateerd dat op de afbeeldingen onder andere pizzaschuiven en een geldautomaat zichtbaar is.
Nader onderzoek aan de laptop heeft uitgewezen dat de laptop was beveiligd met een wachtwoord. Het besturingssysteem is geïnstalleerd op 29 maart 2020 en er is voor het laatst gebruik gemaakt van de laptop op 14 april 2020. Er is meerdere keren ingelogd met het e-mailadres van verdachte en in de Google Chrome cache records is het e-mailadres van medeverdachte [medeverdachte 1] vermeld. [40]
2.9
Bewijsoverwegingen
Verwerven, vervaardigen en voorhanden hebben
In de woning, de schuur en de auto van verdachte zijn ammoniumnitraat, TATP, de grondstoffen voor het maken van TATP, twee pizzaschuiven en een hoeveelheid vuurwerk aangetroffen. Daarnaast is ook een groot aantal goederen aangetroffen die nodig zijn voor de vervaardiging van TATP. Verdachte had hierover beschikkingsmacht en hij heeft daarom deze stoffen en voorwerpen voorhanden gehad.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] grondstoffen voor TATP hebben verworven.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte en zijn medeverdachte TATP hebben vervaardigd. Naast de benodigde stoffen en materialen voor het vervaardigen van TATP, zijn in de woning briefjes gevonden met daarop het recept en de benodigdheden voor TATP. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat de (op verzoek van verdachte) door [naam 2] bestelde waterstofperoxide op 16 april 2020 is geleverd, maar dat deze niet in de woning aan de [straatnaam] is gevonden. Uit de door medeverdachte [medeverdachte 1] bestelde jerrycan aceton was ongeveer een liter gebruikt. Ook is er een lege verpakking van 500 ml aceton gevonden. Dit duidt erop dat de betreffende grondstoffen reeds waren gebruikt. De foto’s die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen passen in het scenario dat verdachte en zijn medeverdachte in de ten laste gelegde periode bezig waren met het vervaardigen van explosieve stoffen in de woning van verdachte. Zo is er op 23 maart 2020 een foto aangemaakt van een onbekende persoon die iets op een kookplaatje aan het temperaturen is in de woning van verdachte. Verder zijn er op 19 april 2020 foto’s aangemaakt van maatbekers in een koelkast en vriezer en is op 21 april 2021 met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] een foto gemaakt van koffiefilters met daarop een witte substantie. Hoewel niet kan worden vastgesteld welke stoffen op de foto’s worden geproduceerd, past de inhoud van deze foto’s bij het productieproces van TATP. Dat er in de periode tussen 23 maart en 1 mei 2020 is geëxperimenteerd met het vervaardigen van TATP met verschillende percentages waterstofperoxide, vindt ook steun in het proces-verbaal van het Nationaal Bom Data Centrum van 18 mei 2021. Hierin worden op de foto van 23 maart 2020 twee flesjes waterstofperoxide van 3% herkend door verbalisanten. Op 30 maart 2020 is door medeverdachte [medeverdachte 1] een fles waterstofperoxide van 12% aangeschaft. Op 16 april 2020 is voor het eerst waterstofperoxide van 35% aangeschaft. Het is verbalisanten ambtshave bekend dat het productieproces van TATP lastiger wordt bij een lager percentage waterstofperoxide. In de woning is bovendien daadwerkelijk geproduceerde TATP en ammoniumnitraat aangetroffen.
Voor de rechtbank staat ook vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken waren bij het verwerven van de pizzaschuiven. Uit de bewijsmiddelen volgt dat getuige [getuige 1] verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in contact heeft gebracht met zijn oom [naam 3] , die de metalen platen heeft gelast die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Bij de eerste bespreking met [naam 3] waren getuige [getuige 1] en beide verdachten aanwezig. Aan [naam 3] is een briefje met afmetingen overhandigd. Hieruit kan worden opgemaakt dat de dikte 1.3 (centimeter) moest zijn en dat er een plaat van 1 millimeter moest worden gebruikt. In de woning van verdachte is een notitieblok gevonden waar ook deze afmetingen zijn genoemd alsmede een tekening met de kenmerken van een pizzaschuif. Dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] betrokken was bij het verwerven van de pizzaschuiven, volgt onder meer uit de zoekopdrachten op zijn telefoon zoals hierboven genoemd die hij tussen 15 en 20 april 2020 heeft uitgevoerd en uit het chatgesprek met [naam 4] op 16 april 2020, waarin hij [naam 4] vraagt of hij twee plaatjes op elkaar kan lassen met daartussen een ruimte van 1,3 centimeter.
Criminele bestemming
Dat de aangetroffen voorwerpen en stoffen bestemd waren voor het teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat volgt naar het oordeel van de rechtbank niet alleen uit de rapporten van de deskundigen, maar ook uit de volgende elementen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de explosieve stoffen ammoniumnitraat en TATP, de pizzaschuiven en vuurwerk gebruikt kunnen worden bij het maken van een Improvised Explosive Device, waarmee een ontploffing teweeg kan worden gebracht in een geldautomaat.
In de chatgesprekken met [chatnaam 1] wordt gesproken over explosieve stoffen en de samenstelling van een zelfgemaakte explosieve constructie, met onder andere de explosieve stoffen TATP en ANNM. ANNM wordt onder andere gemaakt van ammoniumnitraat. Volgens de deskundigen worden TATP en ANNM regelmatig gebruikt bij het plegen van plofkraken. De rechtbank gaat ervan uit dat de telefoon waarop het chatgesprek tussen [chatnaam 3] en [chatnaam 1] is te zien, de telefoon van verdachte betreft, nu de beschadigingen van de telefoon sterk overeen komen met de beschadigingen van de telefoon van verdachte. De rechtbank stelt vast dat de foto van de telefoon met daarop het gesprek tussen [chatnaam 2] en [chatnaam 1] is gemaakt door de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . De foto is gemaakt met de telefoon van de vriendin van medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als tweede naam [medeverdachte 1] en woont in [plaats] dat als netnummer [nummer] heeft. Op de foto is een kinderkeukentje te zien dat door verbalisant herkend is op een foto op de Facebookpagina van [vriendin medeverdachte] die gemaakt lijkt te zijn aan de [adres 2] , de woning van [vriendin medeverdachte] en tevens verblijfplaats van medeverdachte [medeverdachte 1] . [41] De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat respectievelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de chatgesprekken met [chatnaam 1] hebben gevoerd en dat zij kennelijk bezig waren met de vervaardiging van explosieve stoffen.
Daarnaast is in de woning een laptop gevonden met daarop de verborgen map ‘ [naam map] ’, met onder andere een videobestand waarin wordt uitgelegd hoe een kluisdeur van een geldautomaat eruit kan worden gegooid. Alle verdachten hebben verklaard dat zij niet de eigenaar van de laptop waren. De rechtbank neemt echter aan dat verdachte wel toegang had tot de laptop. De laptop lag in de woning van verdachte. Er was geen toegangswachtwoord nodig en in elk geval heeft verdachte van de laptop gebruik gemaakt, blijkens de inloggegevens van zijn e-mailadres.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de ten laste gelegde explosieve stoffen, grondstoffen voor TATP, pizzaschuiven en vuurwerk die de verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn voor het teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, en dat het niet anders kan dan dat verdachte ten tijde van het verwerven, vervaardigen en voorhanden hebben daarvan dat misdadige doel ook voor ogen had. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 1] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode intensief contact met elkaar hadden. Door verdachte is verklaard dat hij goed bevriend was met medeverdachte [medeverdachte 1] en dat zij elkaar in de ten laste gelegde periode iedere dag zagen. Medeverdachte [medeverdachte 1] had een sleutel van de woning van verdachte. [42] Het zeer intensieve contact tussen beiden wordt bevestigd door de telefoongegevens van medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 4 februari 2020 tot en met 2 mei 2020, waaruit volgt dat hij 460 keer telefonisch contact heeft gehad met verdachte. [43]
Bovendien blijkt uit verschillende chatgesprekken dat medeverdachte [medeverdachte 1] niet alleen handelde. In het chatgesprek tussen [chatnaam 1] en [chatnaam 2] (medeverdachte [medeverdachte 1] ), waarin over verschillende samenstellingen van de explosieve stoffen ANNM en TATP wordt gesproken, wordt medeverdachte [medeverdachte 1] door de [chatnaam 1] aangesproken met ‘jullie’. Uit het chatgesprek op Facebook tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [naam 4] , waarin [medeverdachte 1] aan hem vraagt of hij een plaat kan lassen, spreekt [medeverdachte 1] over ‘we’ en zegt hij: ‘ik ga even overleggen’.
Daarnaast volgt uit hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte 1] uitvoeringshandelingen hebben verricht ten aanzien van het verwerven, vervaardigen en/of voorhanden hebben van de onder 2 ten laste gelegde stoffen en voorwerpen. De rechtbank verwijst dan onder andere naar het verzamelen van de benodigde grondstoffen en goederen die zijn aangetroffen in de woning.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ruim een jaar na de ontploffing voor het eerst een verklaring afgelegd bij de politie. Hij heeft gewezen naar medeverdachte [medeverdachte 1] als verantwoordelijke. Verdachte zou [medeverdachte 1] in zijn woning hebben toegelaten, zodat hij daar kon werken. Medeverdachte [medeverdachte 1] zou vervolgens zijn woning als een soort laboratorium voor explosieven hebben gebruikt, buiten medeweten van verdachte om. Hij heeft wel eens iets voor medeverdachte [medeverdachte 1] gedaan omdat [medeverdachte 1] dit aan hem had gevraagd, zoals het leveren van waterstofperoxide en het in ontvangst nemen van de pizzaschuiven. Verdachte zegt dat hij niet wist waarvoor dit bedoeld was.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte woonde aan de [straatnaam] en hij verbleef daar ook altijd. Het betreft een appartement van beperkte grootte, ongeveer 50 m2. De grote hoeveelheid goederen die in de woning zijn aangetroffen en in verband kunnen worden gebracht met de voorbereiding van een plofkraak lagen door nagenoeg de hele woning verspreid, waaronder zelfs de slaapkamer. Daarnaast lagen er goederen in de schuur en in de kofferbak en het dashboardkastje van zijn auto. Gelet hierop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat medeverdachte [medeverdachte 1] alleen verantwoordelijk was voor het voorbereiden van de plofkraak. Daarnaast blijkt uit het chatgesprek met [chatnaam 1] op zijn telefoon dat verdachte zich wel degelijk bezig hield met (de productie van) explosieven en heeft hij zich bezig gehouden met het verwerven van grondstoffen en goederen. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte waterstofperoxide in opdracht van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aangeschaft. [medeverdachte 1] zou waterstofperoxide met een percentage van 35% nodig hebben voor schoonmaakwerkzaamheden van koelingen op zijn werk volgens verdachte. Nog los van het feit dat [medeverdachte 1] zelf ontkent dat hij dit nodig had voor zijn werk betreft het hier waterstofperoxide met een percentage dat door wettelijke restricties niet zomaar kan worden gekocht door particulieren. Het ligt totaal niet voor de hand dat [medeverdachte 1] deze stoffen dan via verdachte voor zijn werkgever zou moeten bestellen.
Ten slotte volgt uit het dossier dat verdachte de gehele inhoud van zijn telefoon heeft verwijderd tussen de ontploffing op 1 mei 2020 en zijn aanhouding op 2 mei 2020. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte belastende inhoud kennelijk verborgen wilde houden.
De rechtbank acht, gelet op al het voorgaande, het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.
Het voorhanden hebben van TATP en ammoniumnitraat (feit 3)
Uit het NFI-rapport volgt dat ammoniumnitraat explosieve eigenschappen bezit. Ammoniumnitraat kan als grondstof dienen voor ammoniumnitraatspringstoffen. Daartoe wordt ammoniumnitraat veelal gemengd met andere stoffen. Puur ammoniumnitraat is een relatief ongevoelige springstof. Om daar een bom van te maken, moet aan ammoniumnitraat bijvoorbeeld nog andere stoffen worden toegevoegd om het te kunnen ’inleiden’ met een ontsteker. Meerdere bomaanslagen en andere misdaden (zoals plofkraken) met een explosieve lading op basis van ammoniumnitraat zijn de deskundige bekend.
De NFI-deskundige heeft gesteld dat TATP een extreem gevoelige en krachtige springstof is.
Van TATP zijn de deskundige geen andere (niet aan explosieven gerelateerde toepassingen) bekend. [44]
Gelet hierop, in combinatie met hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van feit 2, acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met (in elk geval) medeverdachte [medeverdachte 1] TATP en ammoniumnitraat voorhanden heeft gehad en dat deze voorwerpen bestemd waren voor het treffen van zaken door middel van ontploffing.
4.
Het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing op 1 mei (feit 1)
4.1
Oorzaak van de ontploffing
De rechtbank stelt vast dat op 1 mei 2020 een ontploffing heeft plaatsgevonden in de portiekwoning aan de [straatnaam] . Om 19:34 uur is de eerste 112-melding gedaan van een woningexplosie aan de [straatnaam] , waarin wordt vermeld dat de gehele pui eruit ligt. [45] Meerdere omwonenden hebben een luide knal gehoord.
Zowel de NFI-deskundige J. Dalmolen als de verbalisanten, verbonden aan het Nationaal Bom Data Centrum, hebben geen conclusies getrokken met betrekking tot de exacte oorzaak van de ontploffing. Wel hebben zij gerapporteerd over de vraag of sprake is van een gasexplosie dan wel een explosie van een explosieve stof.
De NFI-deskundige heeft op basis van foto’s en een schouw het volgende schadebeeld weergegeven. Aan de portiekzijde van het appartement zijn de ruiten gesneuveld en is een deel van de gevel door de ontploffing weggeblazen. De niet-dragende muur van de achterwand van de woonkamer/keuken is ontzet richting de achterliggende doucheruimte. Aan de andere tegenoverliggende zijde van het appartement is de gevel in de gehele breedte van de woonkamer/keuken weggeblazen door de ontploffing. Een niet-dragende muur tussen het woonkamergedeelte en de slaapkamer is ontzet in de richting van de slaapkamer. Aan de zijde van het keukenblad waar aansluitend oorspronkelijk het gasfornuis met ingebouwde oven heeft gestaan, is in het RVS van het keukenblad een gat geslagen waarvan de onregelmatig gevormde randen van boven naar beneden steken. De zijkant van het onderliggende keukenkast ontbrak. Ook aan het gasfornuis is schade te zien van bovenaf naar onderen; het metaal van het gasfornuis lijkt als het ware van bovenaf naar elkaar gedrukt.
De NFI-deskundige heeft de volgende twee hypothesen getoetst:
Hypothese 1: De ontploffing is uitsluitend veroorzaakt door een explosieve stof.
Hypothese 2: De ontploffing is uitsluitend veroorzaakt door een gasexplosie van het gas uit de gaspitten van het fornuis (en niet door een explosieve stof).
Op basis van het schadebeeld aan het appartement, het RVS keukenblad en het fornuis, verwerpt de deskundige hypothese 2. Daarnaast heeft hij gesteld dat een explosieve verbranding van een pyrotechnische stof/mengsel niet hetzelfde schadebeeld geeft. [46]
Door verbalisanten van het Nationaal Bom Data Centrum wordt een gasexplosie ook uitgesloten. Zij merken hier het volgende over op.
De foto's tonen een PD die niet duidt op een gasexplosie. Een gasexplosie heeft namelijk geen brisante uitwerking en veroorzaakt geen kraters. De schade richt zich op één specifiek punt en oogt symmetrisch. Bij een gasexplosie ziet het schadebeeld er anders uit. De krater in het aanrecht duidt op typische schade die veroorzaakt wordt door een neerwaartse kracht of druk.
De schade aan het metaal van het fornuis lijkt naast de 'krater' in het aanrecht te zitten. Ook deze schade komt niet overeen met een gasexplosie. Daarnaast lijkt er rook te zien op de linker bovenzijde van het kooktoestel. In combinatie met de geconcentreerde schade kan een gasexplosie worden uitgesloten. De druk lijkt gekanaliseerd te zijn via het kooktoestel naar de achterzijde van de muur richting de onderkant van de rechterhoek van de muur, waardoor een kleine zijmuur aan de rechterzijde compleet is afgebroken.
Een belangrijk detail is dat er alleen lichte druk lijkt te zijn uitgeoefend op de keramische tegels op de wand bij de krater in het aanrecht. Er is op deze foto geen secundaire fragmentatie of gefocuste druk of inslag op de tegels te zien. Dit kan erop duiden dat de druk alleen naar beneden is uitgeoefend. Dit wijst op een explosie door explosieve stoffen en niet op een gasexplosie. [47]
De rechtbank neemt de conclusies van de NFI-deskundige en het Nationaal Bom Data Centrum over en gaat ervan uit dat sprake is geweest van een ontploffing van een explosieve stof. Uit de hiervoor aangehaalde rapporten volgt niet welke explosieve stof is ontploft. In de woning is ammoniumnitraat en TATP aangetroffen. Gelet op de kenmerken van ammoniumnitraat, dat volgens de NFI-deskundige een relatief ongevoelige springstof betreft dat niet zomaar tot ontploffing komt, is het niet aannemelijk dat deze stof tot ontploffing is gebracht. De rechtbank acht wel aannemelijk dat de stof TATP is ontploft. De rechtbank heeft hiervoor reeds vastgesteld dat het niet anders kan dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de weken voor de ontploffing TATP hebben vervaardigd in de woning. In de woning was een hoeveelheid TATP aanwezig in een opbergdoos in de slaapkamer en er lag een hoeveelheid TATP te drogen onder het bed in de slaapkamer. Daarnaast waren er grote hoeveelheden grondstoffen voor het produceren van TATP in de woning aanwezig, die zich onder andere in de keukenruimte bevonden. Het is dus zeker niet ondenkbaar dat er een hoeveelheid TATP op of nabij het aanrecht lag. In het informatieblad TATP van het NFI is TATP omschreven als een primaire springstof die zeer gemakkelijk tot ontsteking kan worden gebracht, bijvoorbeeld door middel van warmte, een vonk, wrijving of slag. Er hoeft dan geen speciale ontsteker te worden toegepast. Bij het ontploffen van springstof ontstaan een schokgolf, hitte en brisantie. [48] Gelet op deze eigenschappen van TATP en op de schade in de woning, is het dus mogelijk dat de TATP tot ontsteking is gekomen, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zich op enige afstand van de TATP in de woning bevonden en zij geen actieve handeling met betrekking tot deze stof hebben verricht. De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat de explosieve stof TATP tot ontploffing is gekomen. Uit het dossier en hetgeen door de verdediging is aangevoerd is de rechtbank van geen andere mogelijke oorzaak van de explosie gebleken.
4.2
Opzet op het teweeg brengen van een ontploffing
De rechtbank sluit uit dat verdachte de bedoeling heeft gehad om de zelf vervaardigde TATP te laten ontploffen in de woning aan de [straatnaam] , gelet op het kennelijke doel van verdachte en zijn medeverdachte om de TATP te gebruiken voor een plofkraak. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden of sprake is van voorwaardelijk opzet op het teweeg brengen van de ontploffing.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier het teweeg brengen van een ontploffing - aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feiten 2 en 3 volgt dat verdachte en zijn medeverdachten zelf TATP hebben vervaardigd en dat zij dit in aanzienlijke hoeveelheden en op verschillende plaatsen hebben bewaard in de woning van verdachte. Verdachte heeft zich voor het vervaardigen van de stof verdiept in het productieproces en de risico’s van TATP. Het kan dan ook niet anders dan dat verdachte op de hoogte was van het feit dat de primaire springstof TATP zeer gemakkelijk tot ontploffing komt en dat het zeer geschikt is om als ontsteker van een secundaire springstof te dienen. Dit volgt bijvoorbeeld uit de aangetroffen briefjes met het recept voor TATP, waarin duidelijke veiligheidsaanwijzingen aangaande bijvoorbeeld het koelproces en het voorkomen van spatten zijn opgenomen.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de TATP tot ontploffing zou komen.
Door de raadsman is gewezen op het zogenoemde Porsche-arrest van de Hoge Raad. De rechtbank acht dit arrest niet toepasbaar op onderhavige casus, reeds omdat de enige bekende toepassing van TATP het teweeg brengen van een ontploffing is en dit niet vergelijkbaar is met het (in beginsel) normale gebruik van een personenauto in het verkeer.
4.3
Gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar
Zoals ook al is gebleken uit het schadebeeld dat is waargenomen door de NFI-deskundige, is de woning aan de [straatnaam] ernstig beschadigd door de ontploffing. Zo was een deel van de voorgevel (aan de zijde van de galerij) en de volledige achtergevel naar buiten geslagen en waren de binnenwanden ontzet. De bouwinspecteur van de gemeente Groningen heeft op 1 mei 2020 voorts geconstateerd dat de vier woningen boven en onder de woning op nummer 34 niet meer bewoonbaar waren. Dit heeft hij geconcludeerd op basis van de binnenwanden van deze woningen. De binnenwanden waren allemaal dusdanig gescheurd, dat niet gegarandeerd kon worden dat ze overeind zouden blijven staan. [49]
De rechtbank is van oordeel dat er door de ontploffing gemeen gevaar voor de aangrenzende woningen te duchten was. Door TATP, een stof dat gemakkelijk tot ontploffing komt, te bewaren in een woning in een flatgebouw, was de schade aan de omliggende woningen voorzienbaar. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu aan de wanden van andere woningen aanzienlijke schade is toegebracht waardoor de woningen onbewoonbaar zijn verklaard.
De rechtbank is verder van oordeel dat door de ontploffing levensgevaar voor anderen te duchten is geweest.
Wat betreft de gevaarzetting voor personen overweegt de rechtbank dat verdachte de zeer explosieve stof TATP in grote(re) hoeveelheden heeft bewaard in een woning. Deze woning maakt deel uit van een appartementencomplex, midden in een woonwijk. De TATP is geëxplodeerd in de woning, waardoor onder andere (delen van de) gevel naar buiten zijn geblazen en muren zijn ontzet. Personen die zich dicht bij deze explosies bevinden kunnen daardoor ernstig letsel oplopen met mogelijk fatale gevolgen. Door het naar beneden vallen van de gevel liepen ook personen buiten het appartementencomplex gevaar.
De vriendin van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] , was vaak aanwezig in de woning en op het moment van de ontploffing bevond zij zich ook daadwerkelijk in de woning. [50] Daarnaast is uit het dossier gebleken dat op het moment van de ontploffing veel omwonenden thuis waren. Zo waren bijvoorbeeld de buren van de naastgelegen woning op [adres 3] beiden thuis. [51] De mogelijkheid bestond dat zich personen op de galerij van de woning bevonden op het moment dat de TATP tot ontploffing zou komen. De rechtbank is van oordeel dat het onder deze omstandigheden voor verdachte, zoals voor ieder redelijk denkend mens, redelijkerwijs voorzienbaar was dat door de door hem opzettelijk veroorzaakte ontploffing levensgevaar voor [medeverdachte 2] en/of een ander of anderen te duchten was.
4.4
Conclusie
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar te duchten is geweest.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een portiekwoning gelegen aan de [straatnaam] door een hoeveelheid explosieve stof, te weten TATP, in voornoemde woning te bewaren, terwijl daarvan gemeen gevaar voor aangrenzende woningen en levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk teweeg brengen van een ontploffing in een geldautomaat, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, opzettelijk:
- een hoeveelheid explosieve stoffen, te weten ammoniumnitraat en TATP en
- een hoeveelheid grondstoffen voor het maken van TATP, te weten waterstofperoxide en aceton en zwavelzuur en zoutzuur en
- daarbij een aantal metalen platen (zogeheten pizzaschuiven) en een hoeveelheid vuurwerk,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot 2 mei 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, voorwerpen bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad (niet zijnde explosieven voor civiel gebruik waarvoor erkenning is verleend overeenkomstig de Wet explosieven voor civiel gebruik), te weten:
- ongeveer 400 gram TATP en
- ongeveer 900 gram ammoniumnitraat.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
2. medeplegen van voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3. medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 7°, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feiten 1 primair, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring - gepleit voor oplegging van een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Hij heeft de rechtbank in overweging gegeven een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het incident ook een grote impact op verdachte heeft gehad, dat hij een maatschappelijk geaccepteerd bestaan leidt en dat er geen sprake is van een delictpatroon.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsrapport van 15 september 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn eigen woning in een flatgebouw in een woonwijk een ontploffing veroorzaakt met de explosieve stof TATP, die hij zelf met zijn medeverdachte in de woning had vervaardigd. Als gevolg van deze ontploffing is er grote schade in en aan het flatgebouw ontstaan. De woning van verdachte is volledig ontzet en door de kracht van de explosie is de complete achtergevel en een deel van de voorgevel buiten terecht gekomen. In de woning was het een ravage en ook buiten de woning lagen stukken puin verspreid. Meerdere woningen in de flat bleken te zijn beschadigd dan wel onbewoonbaar te zijn. De flatbewoners moesten verschillende keren worden geëvacueerd.
In de woning zijn ammoniumnitraat en het zeer explosieve en instabiele TATP aangetroffen. Het aanwezig hebben van dergelijke explosieve stoffen, in het bijzonder TATP, levert een zeer gevaarlijke situatie op. De TATP was deels verspreid over de vloer van de slaapkamer en deels verpakt in een plastic opbergdoos, die in een ontzette kast in de slaapkamer lag. Als de TATP in de slaapkamer tot ontploffing was gekomen, was voor personen in de directe omgeving daarvan dodelijk letsel een gegeven geweest.
Uiteindelijk is gebleken dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] een plofkraak op een geldautomaat aan het voorbereiden waren. Daartoe hadden zij grote hoeveelheden grondstoffen voor het maken van explosieve stoffen, TATP en ammoniumnitraat in de woning van verdachte bewaard en hadden zij verschillende voorwerpen verzameld. Zo hebben zij zogenoemde ‘pizzaschuiven’ laten lassen: voorwerpen waarin explosieven kunnen worden geplaatst, die vervolgens tot ontploffing kunnen worden gebracht in een geldautomaat.
Verdachte mag van geluk spreken dat er niemand gewond is geraakt of is overleden ten gevolge van de ontploffing en dat de explosieve stoffen die nog in de woning aanwezig waren, niet zijn ontploft. De gevolgen hadden - ook voor hemzelf- veel ernstiger kunnen zijn. Verdachte heeft zijn vriendin die in de woning aanwezig was en vele buurtbewoners die op dat moment thuis waren blootgesteld aan serieuze risico’s door op lichtzinnige wijze in zijn woning te experimenteren met chemicaliën en de (zelfgemaakte) explosieve stoffen in de woning te bewaren. Hij heeft door zo te handelen veel onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en een aanzienlijke (financiële) schade veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Ook het voorbereiden van een plofkraak is een ernstig feit met een hoog gevaarzettend karakter. Alleen al het vervaardigen van explosieven brengt grote risico’s met zich mee, zoals ook in onderhavige zaak is gebleken. Plofkraken leiden tot schade aan goederen en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Pas een dag na de ontploffing werd duidelijk dat er explosieve stoffen in de woning lagen en dat het niet om een gasexplosie ging, zoals in eerste instantie werd gedacht. De rechtbank vindt het zeer kwalijk dat verdachte na de explosie - zelfs desgevraagd - niet heeft gezegd dat er in de woning explosieve stoffen aanwezig waren, terwijl hij hiervan wel op de hoogte was. Voor verdachte moest het duidelijk zijn geweest dat de explosieve stoffen een groot gevaar voor anderen opleverden, temeer omdat het gevaar van ontploffing zich kort daarvoor had verwezenlijkt. Hij heeft desondanks willens en wetens omwonenden en medewerkers van de politie, de brandweer, de gemeente en de woningcorporatie de woning laten betreden. Verschillende personen die na de ontploffing aanwezig waren in de woning hebben bij de politie of ter terechtzitting benoemd dat juist dit aspect een grote impact op hen heeft gehad. De rechtbank weegt dit in aanzienlijke mate mee bij het bepalen van de straf. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte steeds zijn medeverdachte als schuldige heeft aangewezen en zelf geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden.
Daarnaast constateert de rechtbank dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, maar dit leidt niet tot een andere strafmaat, nu het hier andere soorten feiten betreft.
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank van oordeel is dat in deze zaak een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en zal daarom een gevangenisstraf van zes jaren opleggen. Een straf van kortere duur doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst van de feiten. Een voorwaardelijk strafdeel kan niet aan de orde zijn, omdat deze straf de duur van vier jaren te boven gaat.

In beslag genomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 200,--, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [benadeelde partij 1] , tot een bedrag van € 154.863,09 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 2] , tot een bedrag van € 1.305,-- ter vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, met aftrek van reeds vergoede schade van € 165,-- en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij 3] , tot een bedrag van € 929,65 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 4] , tot een bedrag van € 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [benadeelde partij 5] , tot een bedrag van € 1.731,59 ter vergoeding van materiële schade en
€ 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
6. [benadeelde partij 6] , tot een bedrag van € 1.683,13 ter vergoeding van materiële schade en € 1.800,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk dient te worden verklaard en dat de vorderingen van [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] kunnen worden toegewezen, met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van alle vorderingen verweer gevoerd. Het standpunt wordt hieronder per vordering vermeld. De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat er geen schadevergoedingsmaatregelen dienen te worden opgelegd, gelet op de beperkte financiële capaciteit van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank laat aan de beoordeling van de afzonderlijke vorderingen enige algemene beschouwingen voorafgaan.
Immateriële schade
De benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] hebben een vergoeding van immateriële schade gevorderd. Indien geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals in dit geval, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
De rechtbank overweegt dat van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 onder b BW in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106 lid 1 onder b BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de directe omwonenden de aard en de ernst van de normschending in de onderhavige zaak zodanig is, dat van een aantasting in de persoon op andere wijze kan worden gesproken. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] hebben explosieven vervaardigd in een appartement van een flatgebouw, dat tot een enorme explosie heeft geleid. Niet alleen de woning van verdachte, maar ook enkele andere appartementen in de flat zijn dusdanig beschadigd dat ze onbewoonbaar zijn verklaard. Pas later is gebleken wat de oorzaak van de explosie was en dat er nog meer explosieve stoffen in de woning aanwezig waren. De nabije omgeving diende daarom meerdere keren te worden ontruimd. Veel buurtbewoners waren thuis ten tijde van de explosie en hebben in hun verklaringen bij de politie en in de toelichting bij de vorderingen tot schadevergoeding benoemd hoeveel angst zij hebben ervaren op het moment van de explosie en in de dagen daarna en hoe zij nog altijd met de gevolgen hiervan moeten leven. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de hierna te noemen benadeelde partijen en dat daardoor sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1 onder b BW.
De rechtbank bespreekt hierna wat dit betekent ten aanzien van iedere vordering.
1.
De vordering van [benadeelde partij 1]
De gevorderde vergoeding van materiële schade bestaat uit herstelkosten van het flatgebouw aan de [straatnaam] ter hoogte van € 154.863,09, uitgesplitst in meerdere posten.
De raadsman heeft gesteld dat de vordering moet worden afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat niet is gebleken dat [naam 5] , die de vordering heeft ondertekend, daartoe bevoegd is. Het uittreksel van de Kamer van Koophandel en de machtiging is pas na het requisitoir (en dus te laat) ingebracht. Daarnaast heeft de verdediging (het rechtstreekse verband ten aanzien van) verschillende posten betwist. Nadere onderbouwing zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de ondertekenaar van de vordering [naam 5] gemachtigd is om [benadeelde partij 1] , de rechtspersoon die de vordering heeft ingediend, in rechte te vertegenwoordigen. [benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting gevoegd in het strafproces. De ontbrekende stukken met betrekking tot vertegenwoordiging en machtiging zijn na het requisitoir ingebracht. Uit de wet volgt echter niet dat deze stukken voorafgaand aan het requisitoir dienen te worden ingediend, zoals wel het geval is ten aanzien van de voeging zelf (zie daartoe artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering). Aangezien het stukken van eenvoudige aard en beperkte omvang betreft betrekt de rechtbank deze stukken dus bij de beoordeling van de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij 1] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de explosie in de woning aan de [straatnaam] . Nu de verdediging op verschillende onderdelen verweer heeft gevoerd en [benadeelde partij 1] naar aanleiding daarvan de posten niet in alle gevallen toereikend heeft onderbouwd, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het BW en de schade naar redelijkheid vaststellen. De rechtbank schat de hoogte van de schade op € 150.000,--. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en voor het overige deel afwijzen.
Nu de gemachtigde van [benadeelde partij 1] ter terechtzitting heeft aangegeven dat [benadeelde partij 1] de vordering niet primair heeft ingediend om het bedrag daadwerkelijk vergoed te krijgen, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
2.
De vordering van [benadeelde partij 2]
De gevorderde vergoeding van materiële schade bestaat uit een consult bij de dierenarts, medicatie voor een kat en diverse sessies bij een psycholoog. De immateriële schade is gebaseerd op toegenomen angstklachten bij de benadeelde partij sinds de dag van de explosie.
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling van de materiële en immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de opgevoerde schadeposten niet zijn onderbouwd. Ook volgt uit de vordering en het dossier niet waar [benadeelde partij 2] woonachtig was ten tijde van de explosie. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om de vordering op al haar onderdelen te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen de gevorderde schade te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
3.
De vordering van [benadeelde partij 1]
De gevorderde vergoeding van materiële schade bestaat uit de huur van een verhuiswagen
(€ 75,--), gordijnen (€ 104,90), laminaat en een ondervloer (€ 609,--) en behang (€ 140,75). De gevorderde vergoeding van immateriële schade (€ 1.800,--) is gebaseerd op de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, waardoor benadeelde partij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’ conform art. 6:106 lid 1 sub b BW.
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen rechtstreeks verband kan worden vastgesteld tussen de explosie en de (gedwongen) verhuizing. Verder heeft hij aangevoerd dat de bijgevoegde bonnen onleesbaar zijn, dat er een bon van de verhuiswagen ontbreekt en dat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling van de materiële schade
De rechtbank maakt uit het dossier op dat de benadeelde partij (samen met de benadeelde [benadeelde partij 4] ) op de [adres 3] woonde. Uit de vordering en de aangifte van [benadeelde partij 1] volgt dat de woning onbewoonbaar is verklaard. Op grond hiervan is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij 1] gedwongen moest verhuizen naar een andere woning en dat zij hierdoor de gestelde schade heeft geleden. De rechtbank acht alle posten voldoende onderbouwd. De vordering ten aanzien van de materiële schade zal daarom worden toegewezen.
Beoordeling van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover in algemene zin is opgemerkt. Daarnaast maakt de rechtbank uit het dossier op dat [benadeelde partij 1] (met benadeelde [benadeelde partij 4] ) in de naastgelegen woning op [adres 3] woonde en dat zij thuis was ten tijde van de explosie. Door de explosie is dusdanig veel schade aan haar woning ontstaan, dat de woning later onbewoonbaar is verklaard. Zij is kort na de explosie ook in de woning geweest waar de ontploffing heeft plaatsgevonden om hulp te verlenen.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1.800,-- billijk, zodat dit bedrag voor toewijzing vatbaar is.
In totaal wijst de rechtbank de vordering ad € 2.729,65 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
4.
De vordering van [benadeelde partij 4]
De gevorderde vergoeding van immateriële schade (€ 1.800,--) is gebaseerd op de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, waardoor benadeelde partij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’ conform art. 6:106 lid 1 sub b BW.
De raadsman heeft aangevoerd dat de psychische schade onvoldoende is onderbouwd.
Beoordeling van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover in algemene zin is opgemerkt. Daarnaast maakt de rechtbank uit het dossier op dat [benadeelde partij 4] (met benadeelde [benadeelde partij 1] ) in de naastgelegen woning op [adres 3] woonde en dat hij thuis was ten tijde van de explosie. Door de explosie is dusdanig veel schade aan zijn woning ontstaan, dat de woning later onbewoonbaar is verklaard. Hij is kort na de explosie ook in de woning geweest waar de ontploffing heeft plaatsgevonden om hulp te verlenen.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1.800,-- billijk, zodat dit bedrag voor toewijzing vatbaar is. Dit bedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
5.
De vordering van [benadeelde partij 5]
De gevorderde vergoeding van materiële schade bestaat uit dubbele woonlasten (€ 129,79), verhuiskosten (ter terechtzitting gesteld op € 127,12), inrichtingskosten van de nieuwe woning (€ 1.029,94), gordijnen (€ 176,50), laminaat (€ 50,--) en verlofdagen in verband met verhuizing en het bijwonen van de zitting (€ 218,24). De gevorderde vergoeding van immateriële schade (€ 1.800,--) is gebaseerd op de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, waardoor benadeelde partij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’ conform art. 6:106 lid 1 sub b BW.
De raadsman heeft aangevoerd dat benadeelde partij niet noodgedwongen moest verhuizen en dat de kosten daarvan niet in rechtstreeks verband met de explosie staan. Daarnaast zijn de gevorderde kosten buitensporig hoog. Verder heeft hij de psychische schade betwist, omdat onvoldoende duidelijk is of de gestelde PTSS-klachten reeds voor de explosie bestonden.
Beoordeling van de materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij door PTSS-gerelateerde klachten naar aanleiding van de explosie heeft moeten verhuizen en dat de schade met betrekking tot de dubbele woonlasten, verhuiskosten, inrichtingskosten, gordijnen en laminaat een rechtstreeks gevolg is van de explosie. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen, met dien verstande dat zij de post met betrekking tot de inrichtingskosten zal schatten op € 700,--, nu onvoldoende duidelijk is geworden of al deze kosten noodzakelijke kosten betreffen. De rechtbank zal de post inrichtingskosten voor het overige deel afwijzen.
De rechtbank acht de vordering onvoldoende onderbouwd met betrekking tot de verlofdagen in verband met verhuizing en het bijwonen van de zitting. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen de gevorderde schade te onderbouwen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op deze post daarom niet ontvankelijk verklaren. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering met betrekking tot de materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 1.183,41.
Beoordeling van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover in algemene zin is opgemerkt. Daarnaast maakt de rechtbank uit het dossier op dat [benadeelde partij 5] in de woning op [adres 4] woonde en dat hij thuis was ten tijde van de explosie.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag van € 1.800,-- billijk, zodat dit bedrag voor toewijzing vatbaar is.
In totaal wijst de rechtbank de vordering toe tot een bedrag van € 2.983,41, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
6.
De vordering van [benadeelde partij 6]
De gevorderde vergoeding van materiële schade bestaat uit eigen risico van de verzekering met betrekking tot de schade aan de woning (€ 100,--), gederfde huurtoeslag (€ 777,--), en inrichtingskosten (€ 806,13). De gevorderde vergoeding van immateriële schade (€ 1.800,--) is gebaseerd op de ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, waardoor benadeelde partij ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’ conform art. 6:106 lid 1 sub b BW.
De raadsman heeft aangevoerd dat benadeelde partij niet noodgedwongen moest verhuizen en dat de kosten daarvan alsmede de gederfde huurtoeslag niet in rechtstreeks verband met de explosie staan. Verder heeft hij de psychische schade betwist, omdat onvoldoende duidelijk is of de gestelde PTSS-klachten reeds voor de explosie bestonden.
Beoordeling van de materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij door onder andere PTSS-gerelateerde klachten naar aanleiding van de explosie heeft moeten verhuizen en dat de schade met betrekking tot het eigen risico van de verzekering en de inrichtingskosten van haar nieuwe woning een rechtstreeks gevolg is van de explosie. De rechtbank zal deze posten daarom toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de gederfde huurtoeslag onvoldoende rechtstreeks verband bestaat met de explosie. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk verklaren op dit onderdeel. Deze vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering met betrekking tot de materiële schade zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 906,13.
Beoordeling van de immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende concreet is onderbouwd dat sprake is van ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. De rechtbank maakt uit het dossier op dat [benadeelde partij 6] tegenover de woning aan de [straatnaam] woonde en dat zij niet thuis was ten tijde van de explosie. De benadeelde partij heeft gesteld dat naar aanleiding van de explosie haar OCD-gerelateerde klachten zijn verergerd en dat zij paniek- en angstaanvallen heeft gekregen. Ook blijkt uit de overgelegde correspondentie dat zij PTSS-klachten heeft ontwikkeld naar aanleiding van de explosie.
De rechtbank acht de vordering voldoende onderbouwd voor een bedrag van € 500,-- en acht dit bedrag billijk, zodat dit bedrag voor toewijzing vatbaar is. Dit bedrag is lager dan gevorderd, omdat [benadeelde partij 6] geen directe omwonende was en zij niet thuis was op het moment van de explosie. De rechtbank zal de vordering op dit onderdeel voor het overige afwijzen.
In totaal wijst de rechtbank de vordering toe tot een bedrag van € 1.406,13, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
Hoofdelijkheid en veroordeling in de kosten
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoedingen ten aanzien van benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] niet meer aan de desbetreffende benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die deze benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 57, 60a, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 200,--.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 150.000,--(zegge: honderdvijftigduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.729,65(zegge: tweeduizend zevenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , te betalen een bedrag van
€ 2.729,65(zegge: tweeduizend zevenhonderdnegenentwintig euro en vijfenzestig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020. Dit bedrag bestaat uit € 929,65 aan materiële schade en € 1.800,-- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 37 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.800,--(zegge: duizend achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] , te betalen een bedrag van
€ 1.800,--(zegge: duizend achthonderd euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020. Dit bedrag bestaat uit € 1.800,-- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 28 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.983,41(zegge: tweeduizend negenhonderddrieëntachtig euro en eenenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering ten aanzien van de overige inrichtingskosten ad € 329,94 af.
Verklaart de vordering ten aanzien van de kosten voor het opnemen van verlof ad € 218,24 niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] , te betalen een bedrag van
€ 2.983,41(zegge: tweeduizend negenhonderddrieëntachtig euro en eenenveertig eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020. Dit bedrag bestaat uit € 1.183,41 aan materiële schade en € 1.800,-- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 39 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 5] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 1: benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.406,13(zegge: duizend vierhonderdzes euro en dertien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering ten aanzien van de materiële schade voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Wijst de vordering ten aanzien van de overige immateriële schade af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , te betalen een bedrag van
€ 1.406,13(zegge: duizend vierhonderdzes euro en dertien eurocent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020. Dit bedrag bestaat uit
€ 906,13 aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 24 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. H.R. Bracht en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juni 2021.

Voetnoten

1.De processen-verbaal waarnaar wordt verwezen, zijn opgenomen in het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2020112981 (onderzoek Basalt) d.d. 23 juli 2021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
3.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
4.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
5.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch Dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
6.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning van 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 17 mei 2021 (V-002-13), opgenomen op pagina 2 en verder van de 4e aanvulling van voornoemd dossier.
8.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning d.d. 24 november 2020, opgenomen op pagina 48 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
10.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 30 juni 2020, opgenomen op pagina 31 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
11.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 en verder van map 1.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 mei 2020 (V-003-11), opgenomen op pagina 220 en verder van map 3.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 5 juni 2020 (V-003-14), opgenomen op pagina 273 en verder van map 3.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 mei 2021 (AH-087-01), opgenomen op pagina 183 en verder van de 4e aanvulling van voornoemd dossier.
15.Bijlage 2 bij het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch Dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
16.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 en verder van map 1.
17.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 juni 2021.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2020 (AH-055-01), opgenomen op pagina 251 en verder van map 1.
19.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
20.Foto 17 van de fotobijlage bij proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
21.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 13 mei 2020 (AH-022-01), opgenomen op pagina 98 en verder van map 1.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 januari 2021 (AH-074-01), opgenomen op pagina 30 en verder van de 3e aanvulling van voornoemd dossier.
23.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
24.Kennisgeving van inbeslagneming (IBN-010-01), opgenomen op pagina 612 van map 2.
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2021 (AH-077-01), opgenomen op pagina 36 en verder van de 3e aanvulling van voornoemd dossier.
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
27.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
29.Proces-verbaal van bevindingen Nationaal Bom Data Centrum d.d. 24 december 2020 (AH-072-02), opgenomen op pagina 268 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
30.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 17 mei 2021 (V-002-13), opgenomen op pagina 2 en verder van de 4e aanvulling van voornoemd dossier.
31.Proces-verbaal van forensisch onderzoek woning d.d. 2 juni 2020, opgenomen op pagina 13 en verder van het Forensisch dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
32.Vakbijlage ‘Opbouw en werking pizzaschuif 1.0 en 2.0’ van het Landelijk Forensisch Coördinatieteam Ram- en Plofkraken, opgenomen op pagina 599A en verder van map 2.
33.Een proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 1] d.d. 28 januari 2021, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier.
34.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 januari 2021 (AH-076-01), opgenomen op pagina 34 en verder van de 3e aanvulling van voornoemd dossier.
35.Kennisgeving van inbeslagneming (IBN-029-01), opgenomen op pagina 625 van map 2 van voornoemd dossier.
36.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2021 (AH-077-01), opgenomen op pagina 36 en verder van de 3e aanvulling van voornoemd dossier.
37.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
38.Kennisgeving van inbeslagneming (IBN-011-01), opgenomen op pagina 613 van map 2.
39.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 20 mei 2020 (AH-035-01), opgenomen op pagina 137 en verder van map 1.
40.Proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 9 februari 2021 (AH-083-01), opgenomen op pagina 53 en verder van de 3e aanvulling van voornoemd dossier.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2020 (AH-069-01), opgenomen op pagina 241 en verder van de 2e aanvulling van het einddossier.
42.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 3 juni 2021.
43.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2020 (AH-068-01), opgenomen op pagina 38 en verder van de 2e aanvulling van voornoemd dossier.
44.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch Dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
45.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2020 (AH-027-01), opgenomen op pagina 42 van map 1.
46.Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch Dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
47.Informatierapport van het Nationaal Bom Data Centrum (niet ondertekend) d.d. 15 mei 2020 (AH-022-02), opgenomen op pagina 119 en verder van map 1.
48.Bijlage 2 bij het deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2020.05.04.023, aanvraagnummer 002, d.d. 24 juli 2020, opgemaakt door deskundige J. Dalmolen, opgenomen op pagina 122 en verder van het Forensisch Dossier, los bijgevoegd bij voornoemd dossier.
49.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige 3] d.d. 27 mei 2020 (G-014-01), opgenomen op pagina 65 en verder van map 1.
50.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 3 mei 2020 (V-001-10), opgenomen op pagina 38 en verder van map 3.
51.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde partij 1] d.d. 18 augustus 2020 (A-006-01), opgenomen op pagina 8 en verder van de 1e aanvulling van voornoemd dossier.