ECLI:NL:RBNNE:2021:2674

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 juni 2021
Publicatiedatum
29 juni 2021
Zaaknummer
18/302367-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing en diefstal met bedreiging, witwassen, vernieling, mishandeling en opzetheling door een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005. De verdachte is beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van afpersing en diefstal met bedreiging op de openbare weg, witwassen, vernieling, mishandeling en opzetheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte op 22 augustus 2020 in Groningen een tas van een slachtoffer heeft weggenomen, waarbij zij bedreiging met geweld hebben gebruikt. De bankpas van het slachtoffer is vervolgens gebruikt voor contactloze betalingen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het vernielen van stofjassen op school en het mishandelen van een medeleerling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 184 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming, die pleitte voor behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer van de afpersing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/302367-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/054138-20, 18/186489-20 en 18/272640-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 18 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 juni 2021. Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.T. Spaan, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/302367-20
1.
hij op of omstreeks 22 augustus 2020 te Groningen, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een tas (met inhoud, te weten/waaronder een portemonnee (met geld) en/of een bankpas en/of een verblijfsdocument en/of studentenpas en/of een huissleutel en/of boodschappen), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door gewapend met (een) (op een) mes(sen) (gelijkend voorwerp(en)) op die [slachtoffer 1] af te rennen en/of (daarbij) aan hem toe te voegen; "geld, geld", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of die [slachtoffer 1] in te sluiten en/of de vrije doorgang te beletten door met een (op een) mes (gelijkend voorwerp) in de hand voor en/of achter hem te gaan staan en/of aan de tas van die [slachtoffer 1] te trekken/rukken;
2.
hij op of omstreeks 22 en/of 23 augustus 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), door (telkens) - zakelijk weergegeven - met een/d(i)e (van die [slachtoffer 1] ) gestolen pinpas/bankpas in een supermarkt/winkel transacties/betalingen (voor goederen) en/of (een) contante geldopname(s) te verrichten;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Groningen, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een (rug)tas (met inhoud, te weten/waaronder een portemonnee en/of een bankpas en/of een OVkaart en/of een mobiele telefoon), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] of aan een ander toebehoorde, door die [slachtoffer 2] de vrije doorgang te beletten en/of een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van de borst/het lichaam van die [slachtoffer 2] te houden en/of aan hem toe te voegen; "Geef me je tas , geef me je tas " en/of "geef me je tas anders steek ik je neer, ik steek je neer, geef me je tas anders steek ik je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of die [slachtoffer 2] in de bosjes te duwen;
4.
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (meermalen) geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geld onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van (een) valse sleutel(s), door (telkens) - zakelijk weergegeven - met een/d(i)e (van [slachtoffer 2] ) gestolen pinpas in een of meerdere winkel(s) (supermarkt/drogisterij) transacties/betalingen (voor goederen) en/of (een) contante geldopname(s) te verrichten;
5.
hij op of omstreeks 18 en/of 19 augustus 2020 te Groningen, althans in Nederland, (meermalen) opzettelijk en wederrechtelijk (telkens) identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander heeft gebruikt met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van de ander te verhelen en/of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan, immers heeft hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - met een/d(i)e van [slachtoffer 2] gestolen OV kaart (meermalen) gebruik gemaakt van het openbaar vervoer;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 en/of 19 augustus 2020, te Groningen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een OV kaart, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten een OV kaart gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Parketnummer 18/054138-20
1.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een aantal stofjassen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Groningen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem met een potlood, althans een puntig voorwerp in de arm, althans het lichaam te prikken en/of duwen;

Parketnummer 18/186489-20

hij in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 te Groningen, althans in de gemeente Groningen, een goed, te weten een scooter (met kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 18/272640-20
hij op of omstreeks 13 oktober 2020 te Groningen, een elektrische fiets (merk: Stella), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/302367-20 onder 5 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/054138-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/186489-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/272640-20 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/302367-20 onder 5 primair ten laste gelegde. Voor het overige heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 18/302367-20 onder 5 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring overige feiten
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair bewezenverklaarde, het hierna onder parketnummer 18/054138-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde, het hierna onder parketnummer 18/186489-20 bewezenverklaarde en het hierna onder parketnummer 18/272640-20 bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Parketnummer 18/302367-20
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 augustus 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020231712 d.d. 21 december 2020, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 augustus 2020, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2020, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 oktober 2020, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020226945 d.d. 21 december 2020, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 25 augustus 2020, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2020, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 18 augustus 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2020, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2020, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant.
Parketnummer 18/054138-20
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 5 december 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019314160 d.d. 3 maart 2020, inhoudende de verklaring van [naam 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 februari 2020, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [naam 2] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 21 november 2019, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Parketnummer 18/186489-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 19 april 2020, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020225538 d.d. 27 augustus 2020, inhoudende de verklaring van [naam 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding verdachte d.d. 19 april 2020, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van de verbalisanten.
Parketnummer 18/272640-20
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 juni 2021;
2. een schriftelijk bescheid, inhoudende een afschrift van aangifte, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020292927 d.d. 23 oktober 2020, inhoudende de verklaring van [naam 4] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 oktober 2020, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van de verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/054138-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/186489-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer
18/272640-20 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/302367-20
1.
hij op 22 augustus 2020 te Groningen, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, een tas (met inhoud, te weten een portemonnee met geld en een bankpas en een verblijfsdocument en studentenpas en een huissleutel en boodschappen), die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door gewapend met messen op die [slachtoffer 1] af te rennen en (daarbij) aan haar toe te voegen; "geld, geld", en die [slachtoffer 1] in te sluiten en de vrije doorgang te beletten door met een mes in de hand voor en achter haar te gaan staan en aan de tas van die [slachtoffer 1] te trekken;
2.
hij op 22 augustus 2020 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen geld, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door - zakelijk weergegeven - met een van die [slachtoffer 1] gestolen pinpas/bankpas in een supermarkt een betaling voor goederen en een contante geldopname te verrichten;
3.
hij op 18 augustus 2020 te Groningen, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een rugtas (met inhoud, waaronder een portemonnee en een bankpas en een OV-chipkaart en een mobiele telefoon), die aan die [slachtoffer 2] toebehoorde, door die [slachtoffer 2] de vrije doorgang te beletten en een schaar in de richting van de borst van die [slachtoffer 2] te houden en aan hem toe te voegen; "Geef me je tas, geef me je tas" en "geef me je tas anders steek ik je neer, ik steek je neer, geef me je tas anders steek ik je neer", en die [slachtoffer 2] in de bosjes te duwen;
4.
hij op 18 augustus 2020 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, meermalen geld, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) - zakelijk weergegeven - met een van [slachtoffer 2] gestolen pinpas in meerdere winkels (supermarkt/drogisterij) betalingen voor goederen en contante geldopnames te verrichten;
5. subsidiair
hij op 18 en 19 augustus 2020, te Groningen, van een voorwerp, te weten een OV-chipkaart gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel - middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Parketnummer 18/054138-20
1.
hij op 15 november 2019 te Groningen opzettelijk en wederrechtelijk een aantal stofjassen, dat aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield;
2.
hij op 18 november 2019 te Groningen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem met een potlood in de arm te prikken;

Parketnummer 18/186489-20

hij in de periode van 17 april 2020 tot en met 19 april 2020 te Groningen een goed, te weten een scooter (met kenteken [kenteken] ) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 18/272640-20
hij op 13 oktober 2020 te Groningen een elektrische fiets (merk: Stella) heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 18/302367-20
1. medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
2. medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
3. medeplegen van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg;
4. medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
5. subsidiair witwassen, meermalen gepleegd;

Parketnummer 18/054138-20

1. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2. mishandeling
Parketnummer 18/186489-20
opzetheling
Parketnummer 18/272640-20
opzetheling
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/054138-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/186489-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/272640-20 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 244 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daaraan verbonden de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het rapport van 28 mei 2021.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie te beperken tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijk deel dient niet langer dan 6 maanden te duren.
Gelet op het monodisciplinair Pro Justitia-rapport van 20 april 2021 heeft de raadsvrouw verzocht om bij het bepalen van de strafmaat het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde verdachte in verminderde mate toe te rekenen. Tot slot heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de belastbaarheid van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 augustus 2020 op de openbare weg schuldig gemaakt aan een afpersing in vereniging van het slachtoffer, de heer [slachtoffer 2] . Toen verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer tegemoet kwamen fietsen, hebben ze hem de vrije doorgang geblokkeerd en vervolgens onder bedreiging met een schaar gedwongen tot afgifte van zijn rugtas. Nadat het slachtoffer zijn rugtas had afgestaan, hebben verdachte en zijn medeverdachte hem met fiets en al in de bosjes geduwd. Vervolgens hebben ze de gestolen spullen ergens achtergelaten met uitzondering van de bankpas en de OV-chipkaart. De bankpas hebben ze in een aantal winkels gebruikt om contactloos mee te pinnen.
Op 22 augustus 2020 heeft verdachte zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer 1] , omsingeld. Zij hadden daarbij beiden een mes in de hand. Vervolgens hebben ze de tas van haar rug getrokken en zijn er weer vandoor gegaan. Na de diefstal hebben verdachte en zijn medeverdachte de bankpas van het slachtoffer twee keer gebruikt om contactloos mee te pinnen. Verdachte heeft dit later nog twee keer geprobeerd, maar de bankpas was toen al door het slachtoffer geblokkeerd.
Verdachte heeft met zijn manier van handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen. Nadat verdachte en zijn medeverdachte op 18 augustus 2020 een voltooide afpersing hebben gepleegd, besluiten zij enkele dagen later om hetzelfde nog een keer te proberen. Dit hebben ze gedaan – zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard – omdat het vorige keer zo simpel ging en omdat ze er zo makkelijk mee weg waren gekomen. Dergelijke feiten hebben een grote impact op de slachtoffers en het algemene gevoel van veiligheid in de samenleving. Verdachte heeft hier totaal niet bij stilgestaan en heeft zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een vernieling en een mishandeling gepleegd op de school het [slachtoffer 3] . Hij heeft een doos met stofjassen vernield door deze in de brand te steken. Niet alleen heeft hij hiermee geen respect getoond voor de eigendommen van anderen, maar dit feit had ook heel anders af kunnen lopen. Het is aan het ingrijpen van de aanwezige docent te danken dat de brand tijdig is geblust. Daarnaast heeft verdachte een medeleerling met een potlood in zijn bovenarm geprikt waardoor deze pijn heeft ondervonden. Beide feiten zijn overdag en in het bijzijn van leerlingen en docenten gepleegd. Dergelijke feiten zorgen voor gevoelens van angst en schrik.
Tot slot heeft verdachte zich twee keer schuldig gemaakt aan opzetheling door een scooter en een elektrische fiets te kopen terwijl hij wel wist dat deze gestolen waren. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, zoals het plegen van diefstallen.
Het betreft een groot aantal bewezenverklaarde feiten, waaronder met name de afpersing en diefstal met bedreiging met geweld ernstig zijn. Deze feiten rechtvaardigen in beginsel een jeugddetentie van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur houdt de rechtbank rekening met het volgende.
In het Pro Justitia-rapport dat over verdachte is opgemaakt, wordt geconcludeerd dat er door de verstoorde opvoedsituatie sprake is van een ouder-kindrelatieprobleem. Verdachte heeft hierdoor gedragsproblemen ontwikkeld die voldoen aan de criteria van een normoverschrijdende gedragsstoornis. Daarnaast is sprake van de aanwezigheid van beperkte prosociale emoties zoals: tekort aan schuldgevoel, tekort aan empathie en oppervlakkige, beperkte gevoelens. Door de thuissituatie zat verdachte vol boosheid en frustratie. Hij zocht vervolgens zijn heil bij zijn vrienden op straat die doorgaans ouder zijn en bekend staan als antisociale jongeren. De indruk is dat verdachte zich in de negatieve zin heeft laten beïnvloeden en zich heeft laten meeslepen tijdens het plegen van de feiten. Ingeschat wordt dat met name het gebrek aan empathisch vermogen en zijn gebrekkige gewetensfuncties hem niet hebben kunnen behoeden voor het maken van verkeerde keuzes en de daarop volgende gedragingen. Gelet op het voorgaande heeft de psycholoog geadviseerd om verdachte het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Geconstateerd wordt dat het beter met verdachte gaat sinds hij in het [woonlocatie] woont en een behandeling volgt bij Molendrift. Voor een gunstige ontwikkeling van verdachte en het voorkomen van recidive wordt geadviseerd om deze behandeling voort te zetten.
De Raad heeft zich in zijn rapport van 28 mei 2021 in grote lijnen aangesloten bij de bevindingen en het advies van de psycholoog. De Raad adviseert concreet om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van jeugdreclasseringstoezicht, meewerken met behandeling bij de Molendrift, meewerken aan noodzakelijke vervolgbehandeling (ook als dit hulpverlening in de thuissituatie inhoudt), naar school gaan, een contactverbod met de mededaders en inzicht geven in middelengebruik en de verplichting om mee te werken met urinecontroles.
Alles overziend is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onvoorwaardelijk deel van de jeugddetentie niet langer dient te zijn dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen als forse stok achter de deur. De rechtbank zal daaraan de door de Raad geadviseerde voorwaarden koppelen met uitzondering van het contactverbod aangezien de rechtbank daartoe geen aanleiding ziet. De rechtbank zal aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden toevoegen het begeleid wonen bij [woonlocatie] te [woonplaats] zolang de jeugdreclassering dat nodig acht.
De rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 272,80 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [naam 3] , tot een bedrag van € 320,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [benadeelde partij] , tot een bedrag van € 439,54 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering geheel moet worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende gijzeling op nul dagen moet worden vastgesteld.
Met betrekking tot de vorderingen van [naam 3] en [benadeelde partij] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard moeten worden omdat de schade geen rechtstreeks verband houdt met de strafbare gedraging.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsvrouw primair verzocht om deze gedeeltelijk niet-ontvankelijk te verklaren. De specificaties van de rugtas, het muntgeld en de boodschappen ontbreken. Alleen de kosten voor het vervangen van de verblijfsvergunning, de geldopnames en de kosten voor het vervangen van bankpas zijn onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. Bij een al dan niet gedeeltelijke toewijzing heeft de raadsvrouw verzocht de vervangende gijzeling op nul dagen vast te stellen en niet de hoofdelijkheidsclausule uit te spreken en verdachte slechts voor zijn aandeel aansprakelijk te stellen.
Met betrekking tot de vorderingen van [naam 3] en [benadeelde partij] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om gebruik te maken van de schattingsbevoegdheid. Bij een al dan niet gedeeltelijke toewijzing heeft de raadsvrouw verzocht de vervangende gijzeling op nul dagen vast te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering, die op alle punten voldoende onderbouwd is, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 augustus 2020.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank ten aanzien van toegewezen vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden. De rechtbank zal ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel de gijzeling bepalen op nul dagen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op € 2,06, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Ten aanzien van benadeelde partijen [naam 3] en [benadeelde partij]
De rechtbank zal de benadeelde partijen [naam 3] en [benadeelde partij] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De rechtbank ziet onvoldoende causaal verband tussen de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en de door de benadeelde partijen gestelde schade.
Deze vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 300, 311, 312, 317, 350, 416, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/302367-20 onder 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/302367-20 onder 1, 2, 3, 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/054138-20 onder 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/186489-20 ten laste gelegde en het onder parketnummer
18/272640-20 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 184 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zolang de jeugdreclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van Molendrift, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de jeugdreclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde mee te werken aan de nodig geachte behandeling;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zolang de jeugdreclassering nodig vindt, meewerkt aan vervolgbehandeling, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan hulpverlening in de thuissituatie;
3. dat de veroordeelde volgens het lesrooster naar school gaat en onderwijs zal volgen;
4. dat de veroordeelde inzicht geeft in zijn middelengebruik en, indien de jeugdreclassering dit nodig acht, wordt verplicht om mee te werken aan urinecontroles;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, of zolang de jeugdreclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten [woonlocatie] te [woonplaats] , of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het
(dag-)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld.
Geeft aan Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van 18/302367-20, feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 272,80(zegge: tweehonderd tweeënzeventig euro en tachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2020.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 2,06 (zegge: twee euro en zes cent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 272,80 (zegge: tweehonderd tweeënzeventig euro en tachtig cent), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 22 augustus 2020. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Beveelt, voor het geval dat verdachte niet volledig betaalt, dat gijzeling voor de duur van nul dagen wordt toegepast.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/186489-20
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 3]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/272640-20
Bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde partij]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. R. Baluah en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. G. Langius, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2021.