ECLI:NL:RBNNE:2021:265

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
18/283418-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en meerdere inbraken door verdachte in Groningen

Op 1 februari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan twee bedrijfsinbraken en een straatroof. De verdachte heeft op 9 november 2020 in Groningen een tas met inhoud, waaronder een betaalpas, gestolen uit een auto, waarbij hij het slachtoffer met een mes heeft bedreigd. De rechtbank legt een gevangenisstraf op van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een klinische behandeling. De rechtbank oordeelt dat de verdachte ook verantwoordelijk is voor eerdere inbraken en diefstallen, waarbij hij gebruik maakte van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte moet betalen voor de geleden schade. De rechtbank heeft de feiten als ernstig beoordeeld, gezien de recidive van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en toezicht om herhaling van delictgedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/283418-20
ter berechting gevoegde parketnummers 18/020180-20 en 18/304138-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te Groningen,
thans gedetineerd in PI Zaanstad te Westzaan.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
18 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/283418-20 dat:
1.
hij op of omstreeks 9 november 2020 te Groningen, op de Europaweg, althans op de openbare weg, een tas, inhoudende onder andere een telefoon en/of een portemonnee met pasjes en contant geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door, terwijl die [slachtoffer 1] in haar auto zat:
- de bijrijdersdeur van die auto open te trekken/te openen en/of
- die [slachtoffer 1] een mes, althans een of een mes gelijkend voorwerp, te tonen/voor te houden en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) toe te voegen de woorden "Ik heb een idee, jij stapt uit en dan neem ik de auto mee", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- de tas van die [slachtoffer 1] van de bijrijdersstoel te grissen/te rukken;
2.
hij op of omstreeks 9 november 2020 te Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , (telkens) heeft weggenomen (telkens) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, (telkens) terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (telkens) in een winkel ( [benadeelde partij 1] en/of de [benadeelde partij 2] ) goederen te kopen en/of goederen te betalen en/of contactloos te pinnen, met een op naam van [slachtoffer 1] , althans een niet op zijn naam, staande bankpas;
3.
hij op of omstreeks 15 oktober 2020 te Groningen een geldbedrag (ongeveer 50 euro) en/of etenswaren, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
in de zaak met parketnummer 18/020180-20 dat:
4.
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag en/of een fles Berenburg, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat / die weg te nemen geldbedrag en/of fles Berenburg onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
en in de zaak met parketnummer 18/304138-19 dat:
5.
hij op of omstreeks 9 oktober 2019, te Groningen, in de gemeente Groningen, in of uit een café/bedrijf, gevestigd aan of bij de Kleine Kromme Elleboog, (onder meer) een geldlade (van een gokautomaat) en/of een hoeveelheid geld (ongeveer 250 Euro), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het bedrijf [benadeelde partij 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen geldlade en/of geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 5 en veroordeling voor de feiten 1, 2, 3 en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 4 en 5.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte feit 1 stellig heeft ontkend. Ook feit 4 heeft verdachte ontkend. Dat zijn DNA op een (koordje van een) zaklantaarn is aangetroffen, wil niet zeggen dat verdachte bij het feit betrokken is geweest. Medeverdachte [medeverdachte] is veroordeeld voor dit feit en heeft niet verklaard met wie hij het feit heeft gepleegd. Het is niet uitgesloten dat [medeverdachte] de zaklantaarn bij zich heeft gehad.
De raadsman heeft gesteld dat feit 2 bewezen kan worden verklaard op grond van de bekennende verklaring van verdachte. Met betrekking tot feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsman, feit 5 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 november 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020312120 d.d. 11 november 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] .
De rechtbank past ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van feit 1
1. De door verdachte ter zitting van 18 januari 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb met de pinpas van aangeefster gepind bij [benadeelde partij 1] en de [benadeelde partij 2] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 9 november 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020312120 d.d. 11 november 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 9 november 2020 was ik aan het werk bij de Shell aan de Europaweg 6 te Groningen. Omstreeks 17:05 uur was ik klaar. Ik kruiste iemand toen ik de winkel verliet. Mijn auto stond achter de shop geparkeerd. Ik liep naar mijn auto en stapte in. Ik zat in de auto nog op mijn telefoon toen de bijrijdersdeur opeens opengetrokken werd. Ik zag dezelfde persoon die ik gekruist had in de winkel. De persoon had een mes in de linkerhand. De persoon zei: "Ik heb een idee, jij stapt uit en dan neem ik de auto mee". Vervolgens griste de persoon mijn handtas weg die op de bijrijdersstoel lag. In de tas zaten een portemonnee, een mobiele telefoon en kluissleutels van de Shell. In mijn portemonnee zaten heel veel pasjes, onder andere mijn bankpas. Er zat ongeveer 60 euro aan contant geld in. Toen de politie er was werd mij gevraagd of er gepind was met mijn pinpas. Ik zag dat er was gepind bij Coop voor 2,20 euro en bij de [benadeelde partij 2] voor 10 euro. Een collega van u laat mij de tas zien die bij de aangehouden persoon is aangetroffen. Ik herken deze tas, dit is mijn tas die weggenomen is.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een overzicht van bij- en afschrijvingen van rekeningnummer NL30INGB0004455757 ten name van [slachtoffer 1] , voor zover inhoudend:
Coop 2175 GRONINGEN
Pasvolgnr: 014 09-11-2020 17:22
Bedrag: -€2,20
[benadeelde partij 2] Strating GRONINGEN
Pasvolgnr: 014 09-11-2020 17:25
Bedrag: -€10,00
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2020, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 9 november 2020, omstreeks 17:10 uur, hoorden wij dat er zojuist een beroving had plaatsgevonden bij tankstation Shell, gevestigd aan de Europaweg 6 te Groningen. Aangeefster gaf het volgende signalement:
- Blanke huidskleur
- Lange bruine jas tot over de knie
- Zwarte pet
- Zwarte bovenkleding onder de jas
- Lichte sneakers
- Circa 40 jaar oud
- Wit mondkapje
Wij hoorden dat aangeefster vertelde dat de verdachte kort voor de beroving nog een aankoop had gedaan in de shop van het tankstation. Aangeefster liet ons de camerabeelden van de verdachte zien. Wij zagen op de camerabeelden, welke gericht stonden in de shop van het tankstation, dat het signalement overeen kwam met het bovengenoemde signalement. Twee foto's van de beelden zijn geplaatst in het politie-systeem. Wij hoorden dat er een verdachte werd aangehouden door collega's.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 9 november 2020, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 9 november 2020 omstreeks 17:50 uur hielden wij als verdachte aan: [verdachte] . Omstreeks 17.12 uur hoorden wij een melding dat er zojuist een persoon beroofd was bij het Shell tankstation aan de Europaweg te Groningen. Het signalement dat door de collega's werd doorgegeven betrof: een blanke huidskleur, droeg een zwart petje (ouderwetse petje), lange bruine jas tot over de knie, lichte broek, iets zwarts onder de jas, 40 à 45 jaar oud, lichte sneakers. Omstreeks 17.40 uur zag ik, verbalisant, een manspersoon die aan het signalement voldeed. Ik heb hierop deze persoon staande gehouden. Een collega had reeds een foto van de verdachte gezien van de straatroof bij de Shell. Verbalisant herkende de verdachte direct en wist zeker dat dit de juiste verdachte was. Hierop hebben wij de verdachte aangehouden ter zake straatroof.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Datum: 9 november 2020
Beslagene: [verdachte]
Object: geld (biljetten)
Totale hoeveelheid: 60 euro.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Datum: 9 november 2020
Beslagene: [verdachte]
Object: mes (aard.sch.mes).
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een afstandsverklaring in beslag genomen voorwerp
ex artikel 116 Wetboek van Strafvordering, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Ondergetekende, [verdachte] , verklaart ten aanzien van het hieronder vermelde bij hem in beslag genomen voorwerp:
object: tas
inhoud: portemonnee, telefoon,
afstand te doen.
ten aanzien van feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 15 oktober 2020, opgenomen op pagina 44 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020312120 d.d. 11 november 2020, inhoudend als verklaring van [getuige] :
Op 14 oktober 2020 omstreeks 19.30 uur, heb ik mijn [benadeelde partij 3] aan de [adres 1] te Groningen afgesloten. Op 15 oktober 2020 zag ik dat er een raam kapot was aan de zijkant van het restaurant. Ik heb de camerabeelden terug gekeken en daarop zag ik dat er een man omstreeks 05.00 uur op 15 oktober 2020 door het voornoemde raam het restaurant binnen komt. Ik zag dat hij uit de keuken een schaal met baklava haalt en deze door het raam naar buiten zet.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verdachte
d.d. 10 november 2020, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte:
Ik zeg eerlijk dat ik dat gedaan heb. Ik heb inderdaad met een steen het raam ingeslagen en heb eten gestolen. Ik heb baklava en bonbons meegenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 oktober 2020, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik bekeek de camerabeelden die door de aangever zijn geleverd van de inbraak in zijn restaurant. Op de beelden zijn geen datum of tijdstip te zien. Echter staat in de titel van het bestand, 20201015. Op het tweede filmpje is te zien hoe de man door het raam naar binnen klimt. Na ongeveer 50 seconden komt de man de keuken uit. Hij heeft meerdere voorwerpen in zijn handen. Vanuit de hoek van deze camera is te zien dat hij de goederen uit het raam gooit. Vervolgens loopt de man naar een open keuken. Op de hoek van de keuken blijft de man staan en daar is hij ruim 40 seconden bezig. De man verdwijnt even uit beeld maar na enkele seconden is te zien dat de man iets uit de koeling pakt. De man loopt vervolgens terug naar het raam waardoor hij het restaurant binnen is gekomen. De man heeft een voorwerp in zijn hand. De man klimt door het raam.
ten aanzien van feit 4
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019270394 d.d. 21 januari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben eigenaar van de [benadeelde partij 4] , gelegen aan de [adres 2] te Groningen. Op 11 oktober 2019 heeft het personeel van mijn café het pand afgesloten met de daarvoor bestemde sleutel en het inbraakalarm ingeschakeld. Omstreeks 02:00 uur werd ik wakker gebeld door het beveiligingsbedrijf dat er een inbraakalarm zou komen vanaf mijn café. Ik zag dat van de rechter voordeur van het café de onderste ruit was ingeslagen. Ik zag dat voor de rechter voordeur een kapotte fles met Beerenburg lag en veel glasscherven. Ik zag dat beide gokkasten met grof geweld waren opgebroken. Op de camerabeelden zag ik dat er twee mannen om 02:02 uur mijn café binnenkomen. Ze vertrekken weer om 02:06 uur. De eerste man heeft vermoedelijk een blanke huidskleur, draagt een pet, handschoenen en heeft een lange jas aan. Deze man loopt meteen naar de bar. De tweede man heeft vermoedelijk een blanke huidskleur en droeg een donkere korte jas met daarover een witte capuchon.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen
d.d. 17 december 2019, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik vroeg aangever [slachtoffer 2] of er ook geld en/of goederen is/zijn weggenomen. [slachtoffer 2] antwoordde mij: "Er is een geldbedrag van zo'n honderdtwintig euro weggenomen uit de geldlade van de gokautomaat. Verder is er een fles Berenburg weggenomen. Deze werd buiten de zaak stuk aangetroffen."
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgenomen op pagina 2 van voornoemd dossier, voor zover inhoudend:
Plaats: [adres 2] , Groningen.
Datum en tijd: 11 oktober 2019 te 03:00 uur.
Omstandigheden: Wij troffen voor het café de zaklamp op het terras aan.
Goednummer: PL0100-2019270394-1193446.
Object: zaklantaarn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal vooronderzoek lab
d.d. 25 november 2019, opgenomen op pagina 46 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In verband met een gekwalificeerde diefstal in/uit bedrijf/kantoor te Groningen werd door mij een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendrager.
Goednummer: PL0100-2019270394-1193446.
Ik heb de gehele zaklamp en het stoffen koord, afzonderlijk bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AANI8308NL en AANI8309NL en verzegeld.
5. Een op pagina 50 e.v. van voornoemd dossier opgenomen deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.12.13.090, van 27 december 2019, opgemaakt door ing. S. Tuinman, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudend:
Resultaten, interpretatie en conclusie van het vergelijkend DNA-onderzoek
SIN: AANI8308NL#01
Beschrijving DNA-profiel: afgeleid DNA-hoofdprofiel van een man.
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte] .
Matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard.
SIN: AANI8309NL#01
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man.
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte]
Matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen, opgenomen op pagina 39 e.v. van voornoemd dossier, inhoud als relaas van verbalisant:
Uit het door het Nederlands Forensisch Instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de hieronder genoemde sporen zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel van [medeverdachte] .
Plaats delict: [adres 2] , Groningen
Spooromschrijving: bloed
Datum veiligstellen: 11 oktober 2019
Plaats veiligstellen: binnenz café in de vernielde gokkast op een metalen plaat
Bijzonderheden: metalen plaat binnenzijde gokkast van briefgeld
Spooromschrijving: bloed
Datum veiligstellen: 11 oktober 2019
Plaats veiligstellen: op een stuk glas van inklimraam
Bijzonderheden: gebroken glas lag voor de ingang inklimraam buitenzijde.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal relaas d.d. 21 januari 2020, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Door aangever [slachtoffer 2] werden camerabeelden van de inbraak ter beschikking gesteld. Deze camerabeelden heb ik bekeken en ik zag het volgende:
Camera Café - Bar Entree 11 oktober 2019 Fri 02:00:48 is de start van de opnames.
02:01:39 uur 2 personen, beide donker gekleed, benaderen de toegangsdeur van het pand en staan korte tijd voor de toegangsdeur.
02:02:00 uur 1 van de beide personen slaat met een voorwerp de onderste ruit van de toegangsdeur kapot waarna deze persoon op handen en voeten door de ontstane opening in de ruit het pand binnengaat. De 2e persoon kruipt daarna eveneens op handen en voeten het pand binnen. Deze persoon draagt een witte hoody/capuchon over het hoofd.
Opmerkingen verbalisant met betrekking tot een door de verdachten [medeverdachte] en [verdachte] gepleegde inbraak in een café te Leeuwarden gepleegd eveneens op 11 oktober 2019.
Van dit feit is de onderstaande mutatie aanwezig:
Gepleegd vrijdag 11 oktober 2019 tussen 6:05 en 6:23.
Melding van personen welke ramen aan het inslaan waren bij de café [benadeelde partij 6] gelegen aan de Kleine Hoogstraat. Melder gaf aan dat 1 persoon geheel in het donker was gekleed. De tweede persoon had een witte hoody. Kort daarop twee personen staande gehouden. De toen aangehouden verdachten [medeverdachte] en [verdachte] zijn beiden veroordeeld naar aanleiding van deze door hen op 11 oktober 2019 gepleegde inbraak in het café te Leeuwarden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Aangeefster is omstreeks 17:05 uur, onder bedreiging met een mes, beroofd van haar tas met daarin onder meer haar bankpas. Verdachte heeft bekend dat hij met deze bankpas twee keer heeft gepind. Uit de details af- en bijschriften van de rekening van aangeefster blijkt dat verdachte om 17:22 uur voor het eerst heeft gepind. Alleen al gelet op deze korte tijdspanne tussen de beroving en het pinnen, is het aannemelijk dat verdachte degene is geweest die de tas van aangeefster heeft gestolen. Daar komt nog bij dat de door aangeefster omschreven dader is te zien op camerabeelden en dat verdachte aan de hand van een foto van die beelden door een verbalisant is herkend. Bovendien was verdachte bij zijn aanhouding in het bezit van de weggenomen tas, een geldbedrag dat overeenkomt met het bedrag dat bij aangeefster was weggenomen en een mes. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij de tas heeft gevonden en dat hij, voordat hij met de betaalpas van aangeefster heeft gepind, op meerdere adressen heeft gevraagd of iemand een tas miste, ongeloofwaardig.
De rechtbank acht ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij een raam heeft ingeslagen en dat hij etenswaren heeft weggenomen. Uit de aangifte blijkt dat ook geld uit de kassa is weggenomen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bekentenis onder druk heeft afgelegd. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig, nu verdachte de verklaring heeft getekend en hij op dezelfde dag is gehoord omtrent feit 1 en toen bij zijn ontkenning ten aanzien van feit 1 is gebleven. Bovendien heeft verdachte niet eerder aangegeven dat hij door de politie onder druk is gezet. De rechtbank houdt verdachte daarom aan de bekennende verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, waarbij de rechtbank tevens in aanmerking neemt dat deze verklaring past bij hetgeen op de camerabeelden te zien is.
De rechtbank stelt met betrekking tot feit 4 op grond van de opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast. Op camerabeelden is te zien dat op 11 oktober 2019 rond 02:00 uur twee personen de [benadeelde partij 4] binnengaan nadat een ruit van de toegangsdeur kapot is geslagen. Tevens is te zien dat één van de daders een witte capuchon of hoody draagt. Op een zaklantaarn, aangetroffen buiten het café, is DNA van verdachte aangetroffen. Er is geen DNA van medeverdachte [medeverdachte] op de zaklantaarn aangetroffen, zodat niet kan worden vastgesteld dat hij de zaklantaarn heeft vastgehad. Van [medeverdachte] , die inmiddels voor dit feit is veroordeeld, is wel op andere plekken DNA aangetroffen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn dezelfde nacht samen aangehouden naar aanleiding van een inbraak bij een café in Leeuwarden, gepleegd vier uur na de inbraak bij de [benadeelde partij 4] . Eén van beide verdachten -niet is komen vast te staan wie- droeg toen een witte hoody. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de inbraak bij de [benadeelde partij 4] heeft gepleegd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 4 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. parketnummer 18/283418-20)
hij op 9 november 2020 te Groningen op de Europaweg een tas, inhoudende onder andere een telefoon en een portemonnee met pasjes en contant geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door, terwijl die [slachtoffer 1] in haar auto zat:
- de bijrijdersdeur van die auto open te trekken en
- die [slachtoffer 1] een mes te tonen en
- die [slachtoffer 1] (dreigend) toe te voegen de woorden "Ik heb een idee, jij stapt uit en dan neem ik de auto mee", en
- de tas van die [slachtoffer 1] van de bijrijdersstoel te grissen;
2.
hij op 9 november 2020 te Groningen, meermalen, telkens een geldbedrag, toebehorend aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door in een winkel ( [benadeelde partij 1] en de [benadeelde partij 2] ) goederen te kopen en te betalen met een op naam van [slachtoffer 1] staande bankpas;
3.
hij op 15 oktober 2020 te Groningen etenswaren, toebehorend aan [benadeelde partij 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
4. ( parketnummer 18/020180-20)
hij op 11 oktober 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag en een fles Berenburg, toebehorende aan [benadeelde partij 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
(parketnummer 18/283418-20)
1. diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2. diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
3. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
(parketnummer 18/020180-20)
4. diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan
6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf en daarnaast een voorwaardelijk deel, zodat verdachte zo snel mogelijk met een behandeling kan beginnen, zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte zal waarschijnlijk worden geplaatst bij Trajectum Berkelland, waar een wachttijd geldt van drie maanden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht hiermee rekening te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) van 21 december 2020, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee bedrijfsinbraken. Eén van deze inbraken heeft hij samen met een ander gepleegd. Daarnaast heeft hij uit een auto een tas met inhoud gestolen. In die tas zat onder andere een betaalpas, met welke pas verdachte twee keer een betaling heeft verricht. Bij de diefstal van de tas heeft verdachte het slachtoffer met een mes bedreigd. Vooral dit laatste feit rechtvaardigt zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, mede gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). De rechtbank heeft daarbij aansluiting gezocht bij het oriëntatiepunt dat ziet op een overval in een winkel en waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar wordt gehanteerd. Het oriëntatiepunt dat ziet op inbraak in een bedrijfspand met recidive, is een onvoorwaardelijke gevangenis van tien weken.
De rechtbank heeft tevens in strafverhogende zin in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten, waaronder het medeplegen van een inbraak. Het strafblad van verdachte, dat 33 pagina's behelst, maakt dat de reclassering van VNN in het advies van 21 december 2020 opmerkt dat aangestuurd wordt op oplegging van de ISD-maatregel indien de omstandigheden niet wijzigen. Uit dit advies komt naar voren dat verdachte sinds 1 oktober 2014 op de veelplegerlijst staat en op meerdere leefgebieden problemen heeft. Het lukt verdachte meestal wel enige tijd zijn hoofd boven water te houden, maar vroeg of laat kan hij de problemen niet op een andere manier de baas dan door het gebruik van harddrugs. Als verdachte zijn gebruik niet meer kan financieren, zoekt hij zijn toevlucht tot het plegen van delicten. De reclassering acht een klinische behandeling van maximaal 18 maanden noodzakelijk en adviseert dit, bij wijze van laatste kans, als bijzondere voorwaarde op te leggen. Daarnaast adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank acht de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden noodzakelijk om de kans op herhaling te verminderen. De rechtbank zal verdachte daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden koppelen. De rechtbank acht een lange voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur noodzakelijk om te voorkomen dat verdachte de klinische behandeling niet afmaakt, zoals al meerdere malen is gebeurd blijkens het reclasseringsrapport. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag ad € 60,-, moet worden teruggegeven aan aangeefster [slachtoffer 1] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet. Verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van dit geldbedrag.

Benadeelde partijen

Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 72,20 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [benadeelde partij 7] , tot een bedrag van € 250,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] toewijsbaar is tot € 12,20, het bedrag dat door verdachte met haar bankpas is gepind. Het weggenomen geldbedrag ad € 60,- is onder verdachte in beslag genomen en zal aan [slachtoffer 1] worden teruggegeven. Dit bedrag is daarom niet toewijsbaar.
De vordering van [benadeelde partij 7] is toewijsbaar.
De officier van justitie heeft telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] toewijsbaar is tot € 12,20. Gelet op de bepleite vrijspraak met betrekking tot feit 4, is een toewijzing van de vordering van [benadeelde partij 7] niet op zijn plaats.
Oordeel van de rechtbank
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] zal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 12,20, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 9 november 2020. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. Het overige deel van de vordering, € 60,-, zal worden afgewezen, omdat dit onder verdachte in beslag genomen bedrag aan de benadeelde partij zal worden teruggegeven.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat [benadeelde partij 7] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
4 bewezen verklaarde. De vordering zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte deze al heeft betaald, en andersom.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank telkens de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/304138-19 (in dit vonnis aangeduid als feit 5) is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 18 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, conform de geldende afspraken, meldt bij de reclassering van VNN, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich, onder voorbehoud van indicatiestelling, gedurende maximaal
18 maanden zal laten opnemen in een kliniek van Trajectum of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde zich na het ondergaan van de klinische behandeling onder ambulante behandeling zal stellen van VNN of een door de reclassering aan te wijzen instelling, en de aanwijzingen zal opvolgen van behandelaren en begeleiders;
4. dat de veroordeelde zich na zijn klinische behandeling onder begeleiding zal stellen van een instelling voor beschermd of begeleid wonen en de aanwijzingen in het kader van dit woontraject zal opvolgen.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Gelast de teruggaveaan aangeefster [slachtoffer 1] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven € 60,-.
Ten aanzien van 18/283418-20, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
12,20(zegge: twaalf euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2020.
Wijst het overige deel van de vordering af.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 12,20 (zegge: twaalf euro en twintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2020. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 1 dag worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/020180-20:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 7]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
250,-(zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] , te betalen een bedrag van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2019. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 5 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 7] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. H.R. Bracht en mr. S. Zwarts, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2021.
Mr. Bracht en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.