ECLI:NL:RBNNE:2021:263

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
18/850012-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens het in bedrijf hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 februari 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het gedurende langere tijd in bedrijf hebben van een grote hennepkwekerij. De elektriciteit voor deze kwekerij werd illegaal afgenomen. De rechtbank heeft in de strafmaat rekening gehouden met het feit dat de verdachte naar alle waarschijnlijkheid een beperktere rol heeft gespeeld dan hij zelf heeft verklaard. Gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een bipolaire stoornis en schizofrenie, heeft de rechtbank besloten om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V., tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 22.562,66, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de feiten als bewezen verklaard, waaronder het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit, en heeft de verdachte vrijgesproken van overige tenlasteleggingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850012-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [postadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
18 januari 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 12 februari 2019, te Ezinge, gemeente Winsum en/of (vanaf 1 januari 2019) gemeente Westerkwartier, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, (een) grote
hoeveelhe(i)d(en), althans (een) hoeveelhe(i)d(en), van hennep en/of hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2019, te Ezinge, gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] , Ezinge) een grote hoeveelheid van ongeveer 410, althans een hoeveelheid, van hennep en/of hennepplanten en/of 216 stekjes van hennepplanten en/of 446 gram gedroogde hennep/hennepgruis, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 12 februari 2019, te Ezinge, in de gemeente Winsum en/of (vanaf 1 januari 2019) gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de weg te nemen electriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2 en 3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 januari 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij
d.d. 14 maart 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019010074 d.d. 5 april 2019, inhoudend het relaas van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2019, opgenomen op pagina 119 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2019, opgenomen op pagina 255 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van
[gemachtigde] , namens Enexis Netbeheer B.V.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 12 februari 2019 te Ezinge, gemeente Winsum en (vanaf 1 januari 2019) gemeente Westerkwartier, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, een
grote hoeveelheid hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 12 februari 2019 te Ezinge, gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] , Ezinge) 410 hennepplanten en 216 stekjes van hennepplanten en 446 gram gedroogde hennep/hennepgruis, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 juli 2017 tot en met 12 februari 2019 te Ezinge, in de gemeente Winsum en (vanaf 1 januari 2019) gemeente Westerkwartier, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis, waarbij verdachte en zijn mededader(s) de weg te nemen elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in
strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in
strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarbij zij de rechtbank heeft verzocht om de persoonlijke omstandigheden van verdachte in hoge mate mee te laten wegen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN), het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met een ander of anderen, schuldig gemaakt aan het gedurende langere tijd in bedrijf hebben van een grote hennepkwekerij waarbij de elektriciteit illegaal werd afgenomen. De teelt en het gebruik van hennep leveren veel maatschappelijke overlast op. Daarbij komt dat deze softdrugs bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee vaak gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Doordat de stroom op illegale wijze is afgenomen is daarnaast financiële schade toegebracht aan de leverancier van de elektriciteit. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het op grote schaal en professioneel telen van hennep in beginsel geen andere straf dan een vrijheidsbenemende.
De rechtbank weegt evenwel ook mee dat door het dossier en door hetgeen verdachte tussen neus en lippen door heeft verklaard, sterk de indruk wordt gewekt dat verdachte slechts (mede)uitvoerder was van een plan dat door een ander of anderen is bedacht en gefinancierd en waarvan deze ander(en) vooral het voordeel heeft/hebben genoten. Verdachte kiest er echter voor om de volledige verantwoordelijkheid op zich te nemen, niet alleen voor de gepleegde strafbare feiten, maar daarmee ook voor financiële consequenties, te weten een zeer forse ontnemingsvordering en een flinke elektriciteitsnota. De rechtbank zal er desondanks in de strafmaat rekening mee houden dat verdachte naar alle waarschijnlijkheid een beperktere rol heeft gespeeld dan op basis van zijn eigen verklaring zou kunnen worden aangenomen.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank verder acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het reclasseringsadvies van 19 december 2019 en het onderzoek ter terechtzitting komt naar voren dat verdachte is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en schizofrenie. Verdachte heeft verklaard dat hij suïcidaal en zelfdestructief is. Hij heeft zijn woning moeten verkopen en 'woont' momenteel in de auto van het bedrijf waar hij fulltime werkt. Hij heeft geen relevante documentatie en is na het plegen van de onderhavige feiten niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank ook meegewogen dat pas twee jaar na het plegen van de strafbare feiten een uitspraak volgt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf. Gelet op de ernst van de feiten, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden, met een proeftijd van twee jaren.
Benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 22.562,66 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met incassokosten, proceskosten en wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Ter terechtzitting van 18 januari 2021 heeft
mr. D.P.M. Buysrogge, als advocaat van de benadeelde partij, de vordering toegelicht.
De officier van justitie en de raadsvrouw hebben zich ten aanzien van deze vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder
3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 februari 2019.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. De rechtbank zal daarom bepalen dat verdachte de schadevergoeding niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen indien zijn medeverdachte/medeverdachten deze al heeft/hebben betaald, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 1.800,63, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V.toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
22.562,66(zegge:
tweeëntwintigduizend vijfhonderdtweeënzestig euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 1.800,63.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Zwarts, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2021.