Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten, te weten het in de zaak met parketnummer 18/010416-21 onder 1. en 2. ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 18/307752-20 onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/154915-20 onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/154915-20 onder 1. ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een veroordeling terzake van bedreiging vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden.
In de onderhavige zaak blijkt uit de stukken dat er een telefoongesprek is geweest tussen verdachte en aangeefster [slachtoffer 4] waarbij de in de tenlastelegging genoemde woorden door verdachte zijn geuit tegen aangeefster. Blijkens de aangifte was aangeefster, telefoniste bij het [organisatie] , een voor verdachte geheel anoniem persoon. Gelet hierop en op het feit dat er geen aanknopingspunt is voor de veronderstelling dat de personalia en/of verblijfplaats van aangeefster achterhaald had(den) kunnen worden door verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de vereiste redelijke vrees niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van parketnummer 18/010416-21
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 december 2020, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021011620, van 2 februari 2021, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik wil aangifte doen tegen mijn broer [verdachte] uit [woonplaats] met bedreiging met de dood. Het heeft plaatsgevonden op 28 november en 15 december 2020.
Ik heb de gesprekken van mijn voicemail uitgewerkt en deze mogen worden toegevoegd aan mijn aangifte. Ik heb de tekst letterlijk overgenomen en het is de onderstaande tekst:
(…)
28 november 2020 22.11 uur
“(…) ik ga er godverdomme voor zorgen dat je je graf ingaat”.
15 december 2020 02.21 uur
(…) “En je kinderen en niemand is veilig voor me, want ze gaan godverdomme geloven aan mijn wraak, die ik mijn hele leven zal hebben om jou en je kutfamilie”.
2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 10 januari 2021, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik beluisterde de opgenomen audiofragmenten en hoorde daarop het volgende:
(…)
Bericht 3, ontvangen op 28 november om 22.11 uur
(…) Ik ga je aangeven en ik ga godverdomme zorgen dat je je graf in gaat.
Bericht 6, ontvangen op 15 december om 02.21 uur
(…) En je kinderen en niemand is veilig voor mij want ze gaan godverdomme geloven aan de wraak die ik mijn hele leven zal hebben over jou en je kut familie.
Ik, verbalisant, herkende op alle voicemailberichten de stem van [verdachte] . Ik herkende zijn stem van eerdere meldingen en audioberichten.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 januari 2021, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2021011620, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik wil aangifte doen tegen mijn broer [verdachte] uit [woonplaats] van bedreiging met de dood. Op 13 januari 2021 heb ik mijn telefoon aangezet. Ik hoorde dat er meerdere voicemailberichten binnenkwamen die ik had binnengekregen tussen 03.38 uur en 05.06 uur van [verdachte] . Ik heb twee van de elf berichten geopend en afgeluisterd. Ik herkende direct de stem op de voicemailberichten van mijn broer [verdachte] . Ik werd zo bang dat ik de andere negen voicemailberichten niet af durfde te luisteren. Ik hoorde in de twee voicemailberichten dat [verdachte] wel tien of twintig jaar wilde zitten om mij om te brengen, dood te maken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2021, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft de elf voicemailberichten aan de politie overgedragen. Ik heb deze uitgehoord.
(…)
Voicemail 4:
Maar mocht het er op aankomen vieze vuile kinderverkrachter. Ja. Zit ik liever nog tien, twintig jaar vast dat ik jou omgebracht heb. Dan dat jij mij godverdomme weer in de cel gooit. (…)
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling onder meer is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging.
Onder feit 2 zijn diverse gedachtestreepjes opgenomen in de tenlastelegging.
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat zij twee van de elf voicemailberichten heeft afgeluisterd en heeft gehoord dat verdachte wel tien of twintig jaar wilde zitten voor het om het leven brengen van haar. Nu uit de stukken niet blijkt dat aangeefster daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van hetgeen verdachte verder nog heeft ingesproken op de overige negen voicemailberichten, acht de rechtbank op grond van de voornoemde bewijsmiddelen enkel en alleen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met de bewoordingen zoals die zijn aangegeven in de aangifte.
Ten aanzien van parketnummer 18/307752-20
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 18 mei 2020, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309036 van 6 december 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging door mijn broer [verdachte] , gepleegd op 5 mei 2020 om 23.08 uur te Makkinga , binnen de gemeente Ooststellingwerf.
Op 5 mei 2020 om 23:08 uur werd ik gebeld op mijn mobiele telefoon. Ik zag dat er gebeld werd vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer] . Dit telefoonnummer is van mijn broer [verdachte] . Ik besloot om mijn telefoon niet op te nemen.
Op 6 mei 2020 heb ik pas mijn voicemail teruggeluisterd. Ik hoorde de stem van mijn broer. Het begon meteen met schreeuwen en schelden. Mijn broer eindigde het bericht met de woorden: “Ik knijp je strot dicht, ik ga je vermoorden”.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2020, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Aangever heeft mij het voicemailbericht aangeleverd. Ik hoorde dat het voicemailbericht was ingesproken op 5 mei 2020 om 23:08 uur. Het voicemailbericht was afkomstig van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Ik hoorde dat het volgende bericht was ingesproken: (…) “kom maar op ik pak je bij je strot en ik vermoord je (…)”.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 oktober 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309036 van 6 december 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van bedreiging door mijn broer [verdachte] , gepleegd op 8 oktober 2020 te Makkinga , binnen de gemeente Ooststellingwerf.
Op donderdag 8 oktober 2020 zag ik op mijn mobiele telefoon dat ik drie voicemailberichten had gekregen. Toen ik dit voicemailbericht opende hoorde ik gelijk dat dit voicemailbericht afkomstig was van telefoonnummer [telefoonnummer] , ik herkende dit telefoonnummer gelijk als die van mijn broer [verdachte] .
Eerste ingesproken voicemailbericht op 08 oktober 2020 om 20:57 uur:
“Ik ga je vermoorden, vieze, vuile klootzak”. Vervolgens heb ik de tweede voicemailbericht beluisterd, deze was ook afkomstig van [verdachte] . Ik herkende zijn stem uit duizenden.
Tweede ingesproken voicemailbericht op 08 oktober 2020 om 20:59 uur:
“Ik steek je kapot vieze, vuile kutjongen. Ik maak je dood en je kinderen ook ja”.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris en de griffier, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ontken niet dat ik die bedreigingen heb geuit.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 oktober 2020, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309036 van 6 december 2020, inhoudend als verklaring van
[slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van bedreiging, gepleegd op 8 oktober 2020 te Makkinga , binnen de gemeente Ooststellingwerf.
Op donderdag 8 oktober 2020 om 20:54 uur kreeg een vriend van mij, [slachtoffer 3] , een voicemail van mijn broer, [verdachte] . In de voicemail werd ik met de dood bedreigd door mijn broer. Dit is wat hij zei: “Morgen is de stervende dag van [slachtoffer 2] . Ik steek haar kapot”.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2020, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 19 oktober 2020, deed [slachtoffer 2] wonende te [plaats 1] , aangifte van bedreiging
gepleegd door haar broer [verdachte] wonende te [woonplaats] . Er was een bericht ingesproken op de voicemail van de telefoon van haar vriend [slachtoffer 3] . Ik heb dit bericht beluisterd en woordelijk uitgewerkt.
Het voicemailbericht op de telefoon van [slachtoffer 3] :
“Morgen is de stervensdag van [slachtoffer 2] , ik steek haar kapot (…)”.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een schriftelijk bescheid, opgenomen op pagina 25 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020309036 van 6 december 2020, te weten een aangifte van [slachtoffer 3] , inhoudend:
Ik doe aangifte van bedreiging gepleegd op 8 oktober 2020 te Makkinga , binnen de gemeente Ooststellingwerf.
V: In de aangifte van uw vriendin [slachtoffer 2] , las ik dat op uw telefoon een voicemailbericht stond van [verdachte] , de broer van [slachtoffer 2] . Onder andere stond in dat bericht: "Morgen is de sterfdag van [slachtoffer 2] , Ik steek haar kapot, (…) ik steek jou kapot". Daar bel ik over, past dat op dit moment?
A: Ja hoor, zeker. Hij dreigt iedereen overhoop te steken. Hij heeft ook een verleden met agressie. Zelf ben ik niet zo gauw geïntimideerd, maar ik kijk nu vaak wel over mijn schouder als ik naar buiten stap. Het wordt steeds heftiger.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 november 2020, opgenomen op pagina 23 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 19 oktober 2020, deed [slachtoffer 2] wonende te [plaats 1] , aangifte van bedreiging
gepleegd door haar broer [verdachte] wonende te [woonplaats] . Er was een bericht ingesproken op de voicemail van de telefoon van haar vriend [slachtoffer 3] . Ik heb dit bericht beluisterd en woordelijk uitgewerkt.
Het voicemailbericht op de telefoon van [slachtoffer 3] :
“(…) ik steek jou kapot”.
Ten aanzien van parketnummer 18/154915-20
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 juni 2021 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
U houdt mij de aangifte van [slachtoffer 5] voor. Ik kan u daarop zeggen dat het ongetwijfeld waar zal zijn. Het staat op tape.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 juni 2020, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020154051 van 9 juli 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte van belediging van een ambtenaar in functie op 12 juni 2020 tussen 00.10 uur en 00.45 uur.
Op 12 juni 2020 omstreeks 00.10 uur was ik aan het werk. Ik werk bij de politie als hoofdagent en ben gestationeerd op het basisteam Groningen centrum. Ik ben tijdelijk werkzaam op het [organisatie] als zijnde centralist. Op voornoemde datum en tijdstip werd ik gebeld door het nummer [telefoonnummer] . Ik hoorde een mannenstem welke direct begon te schreeuwen en gefrustreerd overkwam. De persoon schold mij meerdere malen uit en ik voelde mij beledigd. Ook voelde ik mij beledigd door de beschuldigingen die geuit werden aan alle collega's van de Nationale Politie. Hieronder som ik een aantal dingen op welke de persoon tegen mij gezegd had:
“Jullie beschermen kinderverkrachters”.
“Jullie zijn een stelletje fucking nazi's en kinderverkrachters”.
“Vieze vuile kloothommel”.
“Vieze lul dat jij bent”.
“Dan ben jij ook een nazi”.
“Jij vuile kut nazi”.
Ik voelde mij beledigd door de uitingen van de persoon. De persoon bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] . Doordat de verdachte al eerder deze avond een collega had beledigd zijn er eenheden naar zijn woning gegaan hebben de verdachte vervolgens aangehouden. Ik heb de verdachte tot en met de aanhouding aan de telefoon gehad.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 12 juni 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 12 juni 2020 omstreeks 00.35 uur hield ik te Makkinga op heterdaad als verdachte aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] .