ECLI:NL:RBNNE:2021:2436

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
18/192443-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte voor diefstal met geweld en bedreiging, met vrijspraak voor poging tot zware mishandeling

Op 17 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 1], omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van opzet op de dood of aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had gehandeld uit noodweer, aangezien hij in een situatie van wederrechtelijke aanranding verkeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich verdedigde tegen een aanval van [slachtoffer 1] en dat zijn handelingen gerechtvaardigd waren.

De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan diefstal met geweld van een nep Louis Vuitton tas en een zonnebril, gepleegd in vereniging met een ander. De feiten vonden plaats op 7 april 2020 in Appingedam, waar de verdachte en zijn mededader de tas en zonnebril van de slachtoffers hebben afgenomen onder bedreiging met een mes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, en een voorwaardelijke jeugddetentie van 6 maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht van de jeugdreclassering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/192443-20
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/184518-20 en 18/099260-21
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juni 2021 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 03 juni 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Westerhof.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met
parketnummer 18/192443-20dat:
1
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet,
-
meermalen, althans eenmaal, met een schaar, althans een hard en/of scherp voorwerp, stekende en/of prikkende en/of stompende en/of snijdende bewegingen naar en/of in de richting van de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
gemaakt en/of (daarbij)
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in diens borst en/of dijbeen en/of hand, in ieder geval in diens lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 oktober 2019 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal, met een schaar, althans een hard en/of scherp voorwerp, stekende en/of prikkende en/of stompende en/of snijdende bewegingen naar en/of in de richting van de borst en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft
gemaakt en/of (daarbij)
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, in diens borst en/of dijbeen en/of hand, in ieder geval in diens lichaam, heeft gestoken en/of gesneden en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit/raam van de woning [adres] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3) hij, op een of meer tijdstippen, op of omstreeks 12 september 2019 te Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door
-
die [slachtoffer 3] middels meerdere whatsappberichten dreigend de woorden toe te voegen "Wat is je huisnummer? Als we achter zijn gekomen waar je woont. Gooien we 1 baksteen naar binnen. Met 1 brandbom er achter aan we steken je huis
in brand. Binnenkort krijg jij een brandbom in je huis jullie gaan allemaal dood. Spreek zijn naam ooit nog eens uit en op de naam van God er zullen tranen en ogen vallen" en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 3] via whatsapp een filmpje toe te sturen waar op te zien is dat een persoon een steen door een ruit van de woning van de buren van die [slachtoffer 3] , althans een woning, gooit, en/of
- die [slachtoffer 3] middels een whatsappberich dreigend de woorden toe te voegen "Mi mata to bo jave"
althans (telkens) handelingen en/of woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
en in de zaak met
parketnummer 18/184518-20dat:
hij op of omstreeks 7 april 2020 te Appingedam, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Opwierdeweg en/of Farmsumerweg en/of de Nicolaas Westendorpstraat,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
een (nep Louis Voutton) tas en/of een (La Coste) zonnebril, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en/of dat mes op het (boven)lichaam van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gehouden en/of heeft gericht, althans een mes heeft getoond aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of
- die [slachtoffer 5] bij de keel beet heeft gepakt en/of (daarbij)
- tegen die [slachtoffer 5] dreigend heeft gezegd: “afdoen,afdoen!”, althans woorden van gelijke aard- en/of strekking
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 april 2020 te Appingedam, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Opwierdeweg en/of Farmsumerweg en/of de Nicolaas Westendorpstraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van een tas (nep Louis Vuitton) en/of een zonnebril (merk: La Coste), in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] toebehoorde, door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te richten, althans te tonen aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 4] en/of die [slachtoffer 5] bij de keel te pakken en/of te
zeggen "afdoen, afdoen";
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
en in de zaak met
parketnummer 18/099260-21dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2020 te Groningen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door [slachtoffer 6] voornoemd via Instagram (d.m.v. berichten) de volgende
woorden/tekst toe te sturen:
"In sha allah gaan we 27 kogels door jouw lichaam heen schieten" en/of
"7x steken met 1 schroevendraaier in je knie" en/of
"en nemen we je mee na 1 bezemkast of schuur";
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder parketnummer 18/192443-20, 1 primair, 2 en 3, parketnummer 18/184518-20 primair en parketnummer
18/099260-21 ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe ter terechtzitting mondeling een bewijsmiddelenoverzicht gegeven
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/192443-20, 1 primair, 2 en 3.
Zij heeft ten aanzien van parketnummer 18/192443-20, 1 primair (de poging tot doodslag op [slachtoffer 1] ) aangevoerd dat opzet op de dood, al dan niet in voorwaardelijke vorm, niet kan worden bewezen. Verdachte heeft namelijk met geringe kracht en met een kleine huishoudschaar gestoken, waarbij een geringe verwonding bij [slachtoffer 1] is ontstaan.
De raadsvrouw acht de onder 1 subsidiair tenlastegelegde variant, poging tot zware mishandeling, gelet op de toedracht, wel te bewijzen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 18/192443-20, feiten 2 en 3, vrijspraak bepleit, nu niet vaststaat dat verdachte de bedreigingen tegen [slachtoffer 3] (feit 3) heeft geuit en het woningraam van [slachtoffer 2] (feit 2) heeft vernield, dan wel dat hij in deze als medepleger kan worden aangemerkt.
Tegen veroordeling ter zake van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de onder parketnummer 18/184518-20 ten laste gelegde diefstal van een tas en een zonnebril acht zij verdachte juridisch niet verantwoordelijk voor de bedreiging met geweld, nu deze door de mededader, zonder medeweten van verdachte, is begaan. Verdachte was zelf ook verrast dat mededader ineens een mes pakte en had dit niet voorzien.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraken
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/192443-20, 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vrijspraken het volgende:
- ten aanzien van
parketnummer 18/192443-20, 1 primair(poging doodslag op [slachtoffer 1] ):
Voor een bewezenverklaring van vol opzet gericht op het overlijden van [slachtoffer 1] , bevat het dossier geen aanknopingspunt. Derhalve dient de rechtbank te beoordelen of sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt, dat verdachte door [slachtoffer 1] werd aangevallen en in een hoek gedreven. Verdachte heeft hierop een schaar uit zijn jas gepakt. Verdachte heeft ten aanzien van de schaar verklaard dat hij die gebruikte voor het openen van zijn fietsslot. Gelet op de hele context van het incident, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze verklaring terzijde te schuiven. Verdachte duwde [slachtoffer 1] van zich af, met de hand waarin hij de schaar vast hield. [slachtoffer 1] heeft door deze duw onder andere een geringe verwonding aan zijn borst opgelopen.
Nu het letsel van [slachtoffer 1] gering is gebleven, terwijl bovendien niet kan komen vast te staan of verdachte – die in het nauw zat – doelgericht en met welke kracht heeft gestoken, komt de rechtbank tot het oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank zal verdachte daarom van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
- ten aanzien van
parketnummer 18/192443-20, 2 en 3(vernieling van het woningraam van [slachtoffer 2] (feit 2) bedreigingen tegen [slachtoffer 3] (feit 3):
De rechtbank overweegt dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is vast te stellen dat het verdachte is geweest die deze feiten zelf heeft begaan, nu het telefoonnummer en/of het account van waaruit de tenlaste gelegde bedreigingen (feit 3) zijn verstuurd niet aan verdachte kan worden gekoppeld. Dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict (feit 2) is evenmin gebleken. Voor het aannemen van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en anderen, in die zin dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, bevat het dossier, noch de verklaring van verdachte ter terechtzitting voldoende aanknopingspunten, zodat verdachte evenmin als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 2. en 3. ten laste gelegde vrijspreken.

bewezen verklaarde feiten

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair, parketnummer 18/184518-20 primair en parketnummer 18/099260-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten het volgende:
- ten aanzien van
parketnummer 18/184518-20 primair(diefstal met geweld van tas en zonnebril, in vereniging gepleegd):
De rechtbank acht - anders dan door de raadsvrouw is bepleit - medeplegen van diefstal met bedreiging met geweld bewezen. De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en plegers. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is van nauwe en bewuste samenwerking sprake als de bewezenverklaarde materiële of intellectuele bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is. Die vraag dient te worden beantwoord op basis van de concrete omstandigheden van het geval. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachte vooraf hebben afgesproken de nep Louis Vuitton tas te pakken bij de gemaakte afspraak met de jongens uit Meppel. Verdachte heeft daadwerkelijk de tas gepakt en is daarmee weggelopen en hij heeft de tas daarna aan de medeverdachte gegeven. De medeverdachte heeft nog een zonnebril van een andere jongen uit Meppel gepakt en meegenomen en heeft deze jongen bedreigd met een mes. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachte zowel op intellectueel niveau (er zijn plannen gemaakt) als op materieel niveau (beiden hebben uitvoeringshandelingen verricht) hebben samengewerkt, nu de bijdrage van verdachte naar het oordeel van de rechtbank zonder meer van substantieel gewicht is. Het feit dat niet ondubbelzinnig is gebleken dat tussen verdachte en de medeverdachte afspraken zijn gemaakt ten aanzien van het gebruik van of bedreigen met geweld, staat er niet aan de in de weg om verdachte ook daarvoor als medepleger aan te merken. Daartoe overweegt de rechtbank dat nu de verdachte en de medeverdachte gezamenlijk het plan hadden opgevat om de Louis Vuitton tas af te pakken, verdachte rekening had moeten houden met een escalatie waarbij geweld of bedreiging daarmee zou worden ingezet. Dit heeft verdachte niet weerhouden van deelname aan de beroving, zodat de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, waarvan naar het oordeel van de rechtbank sprake is, zich ook uitstrekt over de bedreigingshandelingen van de medeverdachte.
Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van een diefstal met bedreiging geweld bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2020, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020087942/202008973 van 23 juli 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op 07 april 2020 hadden we een afspraak in Appingedam. Ik was samen met een [naam 1] en achterneef [naam 2] . Deze afspraak was via Telegram met andere jongens gemaakt, omdat [naam 1] een Louis Vuitton tas wilde ruilen tegen een jas. [naam 1] had de Louis Vuitton tas in een Jumbo tas gestopt. Tegen 16.55 uur kwamen er twee jongens aangelopen bij een steegje aan de Nicolaas Westendorpstraat. Ik zag [naam 2] en [naam 1] naar die jongens liepen. Op het moment dat ik ter hoogte van de steeg was zag ik dat de Jumbo tas van [naam 1] werd afgepakt. Op een gegeven moment zag ik dat [naam 2] en [naam 1] naar mij toe renden. Achter hen aan renden die twee personen naar mij toe. Ik zag dat een van de personen een mes bij zich had. Het was een mes van ongeveer twintig centimeter. Ik zag dat hij twee of drie stekende bewegingen naar mij maakte. Het mes hield hij ter hoogte van mijn bovenlichaam. Ik zag dat [naam 2] en [naam 1] erg bang waren. De persoon met het mes riep tegen mij "af doen", " af doen". Omdat ik het buideltasje niet wilde afgeven heeft hij mijn zonnebril van het merk La Coste afgepakt. Daarna zijn de jongens weggerend richting de steeg aan de Nicolaas Westendorpstraat. Het gaat om twee jongens tussen de 17 en 19 jaar oud. De jongen met het mes was een blanke jongen. De andere jongen was donker getint.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2020, opgenomen op pagina 56 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik had de neppe Louis Vuitton tas aangeboden op Telegram. Ik zag dat de persoon een ruiling aanbood van een jack en een vest. Op 7 april 2020 zijn wij naar Appingedam gegaan. Omstreeks 16:45 uur zijn wij op een bankje gaan zitten in de omgeving van de Opwierdeweg en de Farmsumerweg te Appingedam. Op een gegeven moment zag ik 2 getinte jongens. Ik zag dat de jongen met iets donkere huiskleur van de 2 (Jongen 1), mijn Louis Vuitton tas pakte en zich omdraaide. Ik had de Louis Vuitton tas in een Jumbo tas gedaan en nadat deze van mij was afgepakt, probeerde ik de tas terug te pakken. Ik zag dat de andere jongen achter mij aanrende (Jongen 2). Op een afstandje zag ik dat [slachtoffer 5] werd vastgepakt door Jongen 2, met de lichtere huidskleur van de 2. Ik zag dat de jongen een mes tegen de buik van [slachtoffer 5] hield. Ik hoorde dat [slachtoffer 5] zei van niet steken
niet steken. Ik zag dat beide jongens toen heel hard wegrende.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 7 april 2020, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Vanmorgen vroeg [naam 1] aan [slachtoffer 5] mee te gaan met ons. [naam 1] had een nep Luis Vuitton tas in zijn bezit, die kon hij ruilen voor een jas in Appingedam.
Wij zagen twee jongens aan komen lopen. [naam 1] en ik liepen richting die beide jongens.
droeg een gele Jumbo tas met de nep Vuitton tas. Een van de twee jongens (jongen 1) vroeg: "heb je de tas bij je?" [naam 1] opende de Jumbo tas en de jongen die naar de tas vroeg pakte de tas. De jongen liep vervolgens met de tas weg. De andere jongen die bij hem was liep met hem mee. Hierna zag ik dat beide jongens zich omdraaiden. [naam 1] en ik stonden op dat moment ongeveer twee meter van hen af. [slachtoffer 5] stond vlak achter ons. Toen ik de messen zag ben ik weggerend. Ik merkte dat [naam 1] ook wegrende. [slachtoffer 5] bleef staan. Ik zag dat de twee jongens achter ons aanrenden. Een van de jongens kreeg [naam 1] te pakken. Hij pakte [naam 1] beet en ik zag dat [naam 1] zich kon losrukken. Ik hoorde nog dat die jongen tegen [naam 1] riep: "ik ga je steken". Dit was de andere jongen (jongen 2). Ik zag dat de persoon nummer 2 een mes vlak voor de buik van [slachtoffer 5] hield. Ik zag dat hij de zonnebril van het hoofd van [slachtoffer 5] trok. Ik hoorde dat persoon 2 riep: "Afdoen nu".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 juni 2020, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik hoorde [naam 3] naar aanleiding van de beroving in haar woonomgeving op 7 april 2020. Op de middag en rond het tijdstip van de beroving had zij buiten haar woning geschreeuw gehoord. Zij zag in de brandgang vijf jongens staan die aan het schreeuwen waren. Kort daarop renden twee van die vijf jongens weg. Zij kon van de twee wegrennende jongens de volgende beschrijvingen geven:
Persoon 1: Jongen van Surinaams/Antilliaanse afkomst. Droeg een gele Jumbo tas met zich mee. Persoon 2: Blanke jongen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 15 juli 2020, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
Ik was er bij omdat wij een Louis Vuitton tas wilden ruilen met een jas. De tas was van de drie Marokkaanse jongens. We spraken af in Appingedam. Ik was daar met [verdachte] op de plek waar wij die jongens hebben ontmoet. Die andere jongen met wie ik was wilde helemaal geen jas ruilen. Hij wilde hem gewoon pakken. Drie jongens zagen ons staan en kwamen naar ons toe. Een van de jongens had een Jumbo plastic tas bij zich. In de tas zat de Louis Vuitton tas. Die andere jongen pakte de tas en liep toen weg. Ik ben toen ook weggelopen. De jongens kwamen toen achter ons aanlopen. Ik heb mij toen omgedraaid. Ik heb toen een mes uit mijn vest gepakt. Ik heb toen een van deze jongens met het mes bedreigd. Ik heb stekende bewegingen gemaakt. De jongen droeg een zonnebril. Ik heb toen zijn zonnebril van zijn hoofd gepakt. U vraagt mij nogmaals dat de andere jongen [verdachte] is, dat klopt. Hij heeft de tas meegenomen. De tas heb ik later van [verdachte] gekregen. Ik heb hem verkocht. De Jumbo tas heb ik weggegooid toen wij samen wegrenden.
6. Een proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris in strafzaken in deze rechtbank op 17 juli 2020, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Het was een nep tas die aangeboden werd. Dat had die jongen van te voren ook al gezegd. De jongen kwam achter ons aan. [naam 4] had een mes. U vraagt mij wat de bedoeling was. De tas te pakken. U vraagt mij hoe het met de zonnebril zit. Die heeft [naam 4] afgepakt. Hij bedreigde de jongen met een mes. U vraagt mij wat er met de tas is gebeurd. Die heeft [naam 4] meegenomen.
- ten aanzien van
parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair(poging zware mishandeling van [slachtoffer 1] :)
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2021;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 42 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019329514 van 26 januari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
4. Een geneeskundige verklaring, op 27 januari 2020 opgemaakt en ondertekend door dr. [naam 5] , chirurg, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 1] :
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 3 oktober 2019, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2] ;
-
ten aanzien vanparketnummer 18-099260-21(bedreiging van [slachtoffer 6] ):
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18-099260-21 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2021;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 29 oktober 2020, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Pl0100-201048881 van 17 april 2021, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van identificatie van 19 januari 2021, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 2] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek gsm/simkaart(en)/geheugenkaart(en) van 8 april 2021, opgenomen op pagina 48 e.v.. van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 3] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair, parketnummer 18/184518-20 primair en parketnummer 18-099260-21 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met
parketnummer 18/192443-20dat:
1 subsidiair: hij op 1 oktober 2019 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, met een schaar, bewegingen in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt en daarbij
- die [slachtoffer 1] in diens borst en dijbeen en hand heeft gesneden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en in de zaak met
parketnummer 18/184518-20dat:
primair: hij op 7 april 2020 te Appingedam, op de openbare weg, de Opwierdeweg en/of Farmsumerweg en/of de Nicolaas Westendorpstraat, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een (nep Louis Vuitton) tas, toebehorende aan [slachtoffer 4] en een (La Coste) zonnebril, toebehorende aan [slachtoffer 5] , welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachtes mededader
- met een mes, stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt en dat mes op het bovenlichaam van die [slachtoffer 5] heeft gericht, en
- tegen die [slachtoffer 5] dreigend heeft gezegd: “afdoen,afdoen!”;
en in de zaak met
parketnummer 18/099260-21dat:
hij op 17 oktober 2020 te Groningen, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door [slachtoffer 6] voornoemd via Instagram (d.m.v. berichten) de volgende
woorden/tekst toe te sturen:
"In sha allah gaan we 27 kogels door jouw lichaam heen schieten" en/of
"7x steken met 1 schroevendraaier in je knie" en/of
"en nemen we je mee na 1 bezemkast of schuur".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:

in de zaak met
parketnummer 18/192443-20:
1 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
in de zaak met
parketnummer 18/184518-20
primair: diefstal gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen;
en in de zaak met
parketnummer 18/099260-21
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Beroep op noodweer(exces)
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw ten aanzien van het ten laste gelegde onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair, primair aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Zij heeft daartoe gesteld dat de verdachte, voor zover de rechtbank zou oordelen dat de verdachte de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
De raadsvrouw heeft de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Verdachte moest met twee personen, waaronder [slachtoffer 1] , meekomen. Hij kwam vervolgens bij een woning terecht. Hij werd daar mishandeld. Hij kon zich hier niet aan onttrekken, doordat hij in een hoek tegen de woning werd geduwd door [slachtoffer 1] . Verdachte moest zich tegen het geweld van [slachtoffer 1] verdedigen. Hij heeft ter noodzakelijke verdediging een schaar -die hij bij zich had om zijn fietsslot te openen- gepakt en heeft daarmee zijn lijf verdedigd door [slachtoffer 1] weg te duwen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces dient te worden verworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zichzelf in de situatie heeft gebracht door een afspraak maken voor een drugsdeal, onder medeneming van een schaar. De verklaring van verdachte dat hij in het nauw was gedreven, geen kant op kon en dat aangever [slachtoffer 1] een boksbeugel bij zich had, wordt niet door andere verklaringen bevestigd. Daarnaast heeft verdachte disproportioneel gehandeld door met een schaar te steken. Er was geen sprake van een noodweersituatie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Getuige [getuige 1] , de vriend van aangever, heeft verklaard [1] dat verdachte wilde wegrennen, maar dat hij geen kant op kon. Getuige en aangever zijn achter verdachte aangegaan om verhaal te halen. Ze kwamen terecht op een oprit naar een woning. Getuige [getuige 1] sloeg aangever op zijn hoofd.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard [2] dat zij drie jongens zag vechten op de oprit van de woning. Verdachte riep haar om hem te helpen, waarbij hij een voet tussen de voordeur en de dorpel van de woning stak. Het lukte verdachte niet om binnen te komen.
Verdachte heeft verklaard [3] dat één van de jongens een boksbeugel uit zijn broekzak haalde. Verdachte is naar een huis gerend en heeft gevraagd of ze hem wilden helpen. Hij werd toen bij dat huis klem gezet door die andere twee jongens. Hij stond met de rug tegen de muur. De beide jongens bedreigden hem ook verbaal. Hij kon geen kant op. De jongen met de boksbeugel kwam op verdachte aflopen en deed zijn vuist naar achteren alsof hij verdachte wou slaan. Verdachte heeft daarop een schaar gepakt uit zijn jaszak en duwde die jongen de bosjes in. Die andere jongen, de rechtbank begrijpt [getuige 1] , sloeg verdachte tegen zijn achterhoofd. Daarop viel verdachte op aangever, die op de grond lag.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever [slachtoffer 1] en zijn vriend getuige [getuige 1] worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eens anders lijf, in casu het lichaam van verdachte, waaraan verdachte zich niet kon onttrekken. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat de situatie zodanig is geweest dat de gedragingen van de verdachte geboden waren door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf. De rechtbank betrekt daarbij dat de verdachte zich tevergeefs aan het geweld van [slachtoffer 1] en [getuige 1] heeft getracht te onttrekken door de hulp van een derde te vragen en te trachten in veiligheid (de woning) te komen. De verdedigingshandelingen van verdachte gaan naar het oordeel van de rechtbank gezien de genoemde omstandigheden de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet te buiten. Nu het bewezenverklaarde handelen van de verdachte wordt gerechtvaardigd door voornoemde omstandigheden, komt de strafbaarheid van het delict te vervallen.
De rechtbank zal de verdachte dan ook ter zake van het bewezenverklaarde onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair, ontslaan van alle rechtsvervolging.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten onder parketnummers 18/184518-20 primair en 18/099260-21 strafbaar nu met betrekking tot die feiten nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte ter zake van de onder parketnummers 18/184518-20 primair en
18/099260-21 bewezenverklaarde feiten strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/192443-20, 1 primair, 2 en 3, parketnummer 18/184518-20 primair en parketnummer
18/099260-21 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
- een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen jeugddetentie,
waarvan 45 uur werkstraf (met aftrek van voorarrest) en
35 uur leerstraf (Tools4U PLUS verlengd);
6 maanden jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren onder het stellen van de bijzondere voorwaarden zoals door de raad voor de kinderbescherming is geadviseerd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf. Zij acht daarnaast toezicht en begeleiding door de Jeugdreclassering niet aangewezen, nu slechts veroordeling kan volgen voor een beperkt aantal feiten en verdachte thans een nieuwe vriendenkring heeft.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen in vereniging met een ander, schuldig gemaakt aan een vooraf geplande straatroof op 7 april 2020 te Appingedam. Zij hebben via Telegram een afspraak gemaakt over een ruiling van een nep Louis Vuitton tas tegen een jack. Tijdens de ontmoeting griste verdachte de tas uit handen van aangever en ging er vandoor, waarna zijn mededader een zonnebril van een andere aangever afpakte en deze bedreigde met een mes.
Dergelijke diefstallen met (bedreiging van) geweld, gepleegd op klaarlichte dag op de openbare weg veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de betrokken slachtoffers.
Daarnaast heeft verdachte zich door middel van berichten via Instagram schuldig gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 6] . Verdachte heeft verklaard de geuite bedreigingen uit verveling te hebben gedaan en dat hij het als grapje beschouwde. De rechtbank neemt verdachte de gedane bedreigingen kwalijk, temeer omdat politicus [slachtoffer 6] toch al regelmatig bedreigd wordt en dat dergelijke uitlatingen bij [slachtoffer 6] in redelijkheid de vrees konden doen ontstaan dat hij het leven zou verliezen of ernstig fysiek letsel zou oplopen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich desondanks geen rekenschap heeft gegeven van de mogelijke gevolgen van zijn uitlatingen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies, d.d. 17 december 2020 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad), onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het belangrijkste is dat er meer zicht komt op motieven en eventuele onderliggende problematiek bij verdachte. Daarnaast is het van groot belang dat hij zijn vaardigheden vergroot, waarbij te denken valt aan impulsbeheersing, weerstand bieden, inzicht in eigen aandeel en denkfouten en inzicht in de gevolgen van zijn handelen voor zichzelf en anderen. Verdachte vindt hulpverlening zelf niet nodig, daarom wordt een maatregel jeugdreclassering passend geacht. Een stok achter de deur in de vorm van geheel voorwaardelijke jeugddetentie is daarbij aangewezen. De Raad acht hulp op verschillende punten van belang, zoals het vergroten van verdachtes zelfstandigheid, zijn schoolgang, werken, het adequaat invullen van zijn vrije tijd, de (invloed van) sociale contacten, vergroten van vaardigheden ten aanzien van zijn weerbaarheid, het inschatten van risico's en het bedenken en inzetten van oplossingen. Ook moet er mogelijk meer zicht komen op eventuele onderliggende problematiek, indien nodig middels diagnostiek en moet er eventueel een op de tevens geadviseerde leerstraf aansluitende behandeling worden ingezet. De Raad adviseert de leerstraf Tools4U PLUS op te leggen. Dit betreft een leerstraf waarin verdachte kan werken aan het vergroten van zijn vaardigheden en inzicht.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke jeugddetentie geboden is. De rechtbank zal mede op basis van de rapportages en adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming aan deze voorwaardelijke straf de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met het oog op een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van verdachte. Ook zal de rechtbank de leerstraf Tools4U PLUS verlengd opleggen. Het daarnaast opleggen van een werkstraf, zoals door de Raad geadviseerd en door de officier van justitie gevorderd, acht de rechtbank niet aangewezen.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf en jeugddetentie van kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd, nu zij verdachte voor minder feiten zal veroordelen.

Benadeelde partij

[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 100 ter vergoeding van materiële schade en € 2000 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade kan hebben geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/184518-20 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen, nu de vordering niet is onderbouwd. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 771, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 302 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte het onder parketnummer 18/192443-20, 1 primair, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair, parketnummer 18/184518-20 primair en parketnummer 18/099260-21 ten laste gelegde bewezen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde onder parketnummer 18/192443-20, 1 subsidiair niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het bewezenverklaarde onder parketnummers 18/184518-20 primair en
18/099260-21 te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 1 maand.

Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende en door de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Groningen, te bepalen periode -op uitnodiging- meldt bij de jeugdreclassering en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat veroordeelde een adequate dagbesteding heeft;
dat veroordeelde meewerkt aan het actief bewerkstelligen van een adequate vrijetijdsbesteding;
dat veroordeelde meewerkt aan diagnostisch onderzoek en/of zich onder ambulante behandeling stelt van Accare of een soortgelijke instantie, indien en zolang dit door de jeugdreclassering nodig wordt geacht.
Geeft aan voormelde Stichting, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Tools4U PLUS verlengd
voor de duur van 35 uren.Het leerproject moet plaatsvinden binnen 9 maanden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 17 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van parketnummer 18/184518-20:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. J.G. de Bock en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juni 2021.

Voetnoten

1.pagina 98 e.v. het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019329514 van 26 januari 2020 (het dossier)
2.pagina 103 e.v. van het dossier
3.pagina 120 e.v. van het dossier