ECLI:NL:RBNNE:2021:2383
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering toeslagen na relatiebreuk en de gevolgen voor alleenstaande ouders
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland op 14 juni 2021, in de zaak tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen, staat de terugvordering van toeslagen centraal. Eiseres had tot 1 mei 2019 een toeslagpartner, maar na deze datum ontving zij alleenstaande ouder toeslagen. De Belastingdienst had het inkomen van de toeslagpartner tot 1 mei 2019 betrokken bij de berekening van de zorgtoeslag, het kindgebonden budget en de huurtoeslag over 2019. Dit leidde tot een terugvordering van in totaal € 1.043. Eiseres stelde dat deze terugvordering onevenredig uitpakte, omdat zij door de relatiebreuk in een financieel kwetsbare positie verkeerde.
De rechtbank oordeelde dat het belang van eiseres om geen schuld op te lopen door de relatiebreuk zwaarder weegt dan het algemeen belang bij terugvordering. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de Belastingdienst en oordeelde dat de terugvordering niet in stand kon blijven, omdat deze was gebaseerd op een fictief inkomen dat eiseres niet had genoten. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) in dit geval onevenredig uitpakte voor eiseres, die door de relatiebreuk en de bijstandsuitkering in een kwetsbare positie verkeerde.
De rechtbank droeg de Belastingdienst op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelde de Belastingdienst tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak om bij de terugvordering van toeslagen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen, vooral in situaties van relatiebreuk en financiële kwetsbaarheid.