Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
1.[verzoeker 1],
1.De procedure
- het verzoekschrift van [verzoeker 1] en [verzoeker 2] van 15 februari 2021,
- het verweerschrift van [verweerder],
- het tegenverzoek van [verweerder] van 19 maart 2021,
- het verweerschrift in het tegenverzoek van [verzoeker 1] en [verzoeker 2],
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 8 april 2021,
- het wrakingsverzoek van [verweerder] van 13 april 2021,
- de beslissing op het wrakingsverzoek van 6 mei 2021,
- de brief van mr. Van Dijk, waarbij is verzocht om een nadere mondelinge behandeling.
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het tegenverzoek
5.De beoordeling
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39).
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). In dit geval is geen sprake van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Weliswaar is de gang van zaken rond het opzeggen van de arbeidsovereenkomst niet volgens de regels gegaan, maar daarmee is nog geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker 1] en [verzoeker 2]. De kantonrechter weegt in dit verband de complexe onderlinge verhoudingen mee en het feit dat [verweerder] wisselend is geweest in zijn wens om het café over te nemen.