ECLI:NL:RBNNE:2021:2224

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
7 juni 2021
Zaaknummer
LEE 21/1454
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder bestuursdwang tot sluiting van een woning op grond van artikel 13b Opiumwet na aantreffen van harddrugs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 1 juni 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een last onder bestuursdwang. De burgemeester van de gemeente Heerenveen had op 12 mei 2021 een besluit genomen om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van drie maanden, omdat er op 18 maart 2021 een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 1 juni 2021 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De rechter heeft de rapportages van de politie in overweging genomen, waaruit bleek dat er niet alleen harddrugs, maar ook voorwerpen die wijzen op drugshandel in de woning aanwezig waren. Verzoeker heeft betoogd dat de aangetroffen drugs restanten waren van een feestje en dat de andere voorwerpen voor zijn restaurant bestemd waren, maar de voorzieningenrechter heeft deze argumenten verworpen.

De rechter heeft geoordeeld dat de burgemeester zijn bevoegdheid op de juiste manier heeft gebruikt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de sluiting van de woning ingaat op 8 juni 2021 om 12.00 uur, voor de duur van drie maanden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 21/1454
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 juni 2021 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M. Baadoudi),
en

de burgemeester van de gemeente Heerenveen, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [Stichting] , te [plaats] (gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een last onder bestuursdwang opgelegd tot het sluiten van de woning op het adres [adres 1] te [plaats] , met ingang van 31 mei 2021 om 12.00 uur, voor de duur van drie maanden.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verweerder heeft toegezegd dat hij de woning niet zal sluiten totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Het geschil is behandeld op de zitting van 1 juni 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • bepaalt dat de maatregel van woningsluiting ingaat op 8 juni 2021 om 12.00 uur.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat sprake is van een spoedeisend belang.
2. De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of verweerder bevoegd is om de woning van verzoeker te sluiten. In die woning heeft de politie op 18 maart 2021 een handelshoeveelheid harddrugs aangetroffen. Dat blijkt uit de bestuurlijke rapportages van 18 maart 2021 en 26 mei 2021. Weliswaar worden er in die bestuurlijke rapportages verschillende hoeveelheden drugs genoemd, maar uit beide rapporten blijkt genoegzaam dat er in ieder geval een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen in de woning. Verder volgt uit die rapportages dat de politie meerdere kortdurende bezoeken heeft waargenomen van bij de politie ambtshalve bekende drugsgebruikers, aan de woning van verzoeker. In de woning zijn bovendien naast de drugs ook andere voorwerpen aangetroffen die wijzen op drugshandel, zoals grinders, een kleine weegschaal en een grote hoeveelheid gripzakjes.
2.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn stellingen dat de drugs restanten zijn van een feestje – en dus voor eigen gebruik-, dat de gripzakjes bestemd zijn voor gebruik in zijn restaurant en dat de weegschaal gebruikt wordt bij het koken. Uit vaste rechtspraak volgt dat, zoals in dit geval, bij het aantreffen van een handelshoeveelheid harddrugs aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als er ter plaatse geen overlast of feitelijke handel is geconstateerd. Bovendien zijn er zoals gezegd gripzakjes en grinders aangetroffen en zijn bij de politie ambtshalve bekende drugsgebruikers waargenomen, hetgeen wijst op drugshandel. Dat het aantal bezoekers niet is omschreven, doet hier niet aan af. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is verweerder dan ook bevoegd om tot woningsluiting over te gaan.
3. De volgende vraag die moet worden beantwoord, is of verweerder in dit geval zijn bevoegdheid op de juiste manier heeft gebruikt.
3.1.
Omdat er meer dan een handelshoeveelheid harddrugs in de woning is aangetroffen, is er volgens vaste rechtspraak sprake van een ernstige situatie, zodat verweerder – anders dan verzoeker betoogt - niet kon volstaan met een waarschuwing. Dat volgt ook uit de beleidsregels.
3.2.
Verweerder heeft vervolgens de duur van de sluiting bepaald op drie maanden, zoals voorgeschreven in zijn beleidsregels. Hij moet zijn beleidsregels volgen tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiervan niet gebleken.
3.3.
Verzoeker heeft aangevoerd dat hij vanwege de coronapandemie niet terecht kan bij vrienden of familie en dat hij niet genoeg geld heeft om vervangende woonruimte te betalen. Hierin ziet de voorzieningenrechter geen bijzondere omstandigheden. Het feit dat verzoeker door de sluiting de woning tijdelijk moet verlaten is een logisch gevolg van de woningsluiting. Dit wordt in beginsel geacht te zijn verdisconteerd in het door verweerder gehanteerde beleid. Daar komt bij dat niet aan de hand van objectieve gegevens is gebleken dat verzoeker niet in staat is om vervangende woonruimte te krijgen.
3.4.
Verzoeker heeft vervolgens aangevoerd dat de tijdelijke sluiting voor hem permanente gevolgen zal hebben, omdat de eigenaar van de woning de huurovereenkomst zal ontbinden als de woning door verweerder wordt gesloten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hoeft ook dit niet aan de sluiting in de weg te staan, omdat eiser zelf de enige bewoner van de woning was en de aanwezigheid van de drugs daarom alleen hem verweten kan worden. Zoals de voorzieningenrechter al heeft geoordeeld is ook niet gebleken dat hij geen vervangende woonruimte kan vinden.
3.5.
Het enkele tijdsverloop tussen het aantreffen van de drugs op 18 maart 2021 en de (aangekondigde) sluitingsdatum op 31 mei 2021 doet naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten slotte evenmin af aan de noodzaak en evenredigheid van de sluiting. Het is namelijk aannemelijk dat verweerder de tijd heeft gebruikt om zijn besluit zorgvuldig voor te bereiden. Dit tijdsverloop is bovendien niet onevenredig lang, aangezien verweerder verzoeker eerst de gelegenheid heeft gegeven om zienswijzen kenbaar te maken tegen zijn voorgenomen besluit.
4. Het verzoek om een voorlopige voorziening moet daarom worden afgewezen.
5. Omdat verweerder de uitspraak van de voorzieningenrechter heeft afgewacht, en om verzoeker de gelegenheid te geven de woning te verlaten, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de woningsluiting ingaat op 8 juni 2021 om 12.00 uur, en drie maanden daarna eindigt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.S. van den Berg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.C.A. Hofman-Aupers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2021.
De griffier is verhinderd de De rechter is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen. uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.