ECLI:NL:RBNNE:2021:22

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
18/130821-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet met betrekking tot fosforzuur

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische drugs, specifiek amfetamine en metamfetamine, door het vervoeren van 34 jerrycans met fosforzuur. De verdachte, geboren in 1978, werd bijgestaan door advocaat mr. E. Tamas, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor het plegen van een strafbaar feit, in dit geval de productie van harddrugs.

Tijdens de zitting op 22 december 2020 werd het bewijs besproken. De officier van justitie voerde aan dat de verdachte op de bewuste dag in een bestelbus reed met jerrycans met fosforzuur, een stof die vaak wordt gebruikt in de productie van synthetische drugs. De verdachte verklaarde echter dat hij niet wist wat er in de jerrycans zat en dat hij slechts goederen vervoerde voor een kennis. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud van de jerrycans en dat hij zich bewust had blootgesteld aan de kans dat hij betrokken was bij de productie van drugs.

De rechtbank concludeerde dat de aanhouding van de verdachte rechtmatig was, maar dat er geen bewijs was voor de opzet of het voorwaardelijk opzet van de verdachte met betrekking tot de voorbereidingshandelingen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. De rechtbank gelastte tevens de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen jerrycans en het schrift, terwijl de handschoenen bewaard moesten worden voor de rechthebbende. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 5 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/130821-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 januari 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22 december 2020.
De verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door mr. E. Tamas, advocaat te Den Haag.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 februari 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine en/of metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine, zijnde (een) middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
voorwerpen (te weten 34 jerrycans) en/of een vervoermiddel (te weten een Mercedes-Benz bestelauto met kenteken [kenteken] ) en/of een stof (te weten fosforzuur) voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die voorwerpen en/of dat
vervoermiddel en/of die stof bestemd was/waren tot het plegen van dat feit.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte reed op de bewuste dag in een bestelbus met in de laadruimte jerrycans met fosforzuur. Fosforzuur is een chemische stof die wordt gebruikt voor de productie van synthetische drugs. In de cabine van de bestelauto werd een schrift aangetroffen met op een bladzijde verschillende afkortingen. De politie heeft geverbaliseerd dat deze afkortingen chemicaliën aanduiden die worden gebruikt voor het vervaardigen van amfetamine volgens een bepaalde methode. Verdachte was onderweg van Rotterdam naar Hoogeveen waar hij in opdracht van een bekende van hem voornoemde jerrycans zou bezorgen. Hij zou bij een tankstation in Hoogeveen moeten wachten op een persoon die hem zou benaderen voor de jerrycans.
Deze gang van zaken wijst zodanig sterk op illegale praktijken, dat er een aanmerkelijke kans bestond dat het fosforzuur bestemd was voor illegale doeleinden en dat verdachte door de stoffen te vervoeren bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zich schuldig maakte aan het hem tenlastegelegde feit.
Als reactie op de verweren van de raadsman heeft de officier van justitie gesteld dat geen sprake was van een onrechtmatige aanhouding van verdachte en schending van het consultatierecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat verdachte door de politie ten onrechte is aangehouden, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat in de vaten stoffen zaten voor het vervaardigen van drugs.
Bovendien heeft de raadsman gesteld dat de verklaringen die verdachte bij de politie heeft afgelegd van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat het consultatierecht is geschonden.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Rechtmatige aanhouding
Anders dan door de raadsman is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake was van een onrechtmatige aanhouding. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Toen de politie op 28 februari 2018 verdachte in de bestelauto het stopteken gaf, deed de politie dit ter controle op de naleving van de voorschriften van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet wegvervoer goederen. Verdachte heeft zich hierna met zijn paspoort gelegitimeerd en heeft aangegeven dat hij geen rijbewijs bij zich had. Bij navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek dat verdachte reed terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Verdachte vertelde dat de bestelauto door hem was gehuurd. Met toestemming van verdachte heeft de verbalisant in de laadruimte van de bestelauto gekeken. In de laadruimte bevonden zich twee pallets. Op de ene pallet stond een grote bruine doos die met bruin tape was dichtgeplakt. Op de andere pallet stond een vierkant pakket dat geheel was ingepakt in zwarte folie. Verdachte gaf toestemming om de lading nader te bekijken. Zowel in de doos als in het zwarte folie waren verschillende vaten verpakt, waarvan een deel niet was voorzien van een gevarenklassesticker. Desgevraagd heeft verdachte verteld dat hij niet wist wat er in de vaten zat. Verdachte had bovendien geen vervoersdocument. Mede als toezichthouder van de Wet wegvervoer goederen heeft de verbalisant verdachte gevraagd om achter hem aan te rijden naar het terrein van Rijkswaterstaat te Hoogeveen. Uit het aldaar verrichte onderzoek is niet duidelijk geworden wat in de vaten zat.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde bevindingen in samenhang bezien een redelijk vermoeden opleverden dat in de vaten stoffen zouden kunnen zitten die gebruikt worden voor het vervaardigen van verdovende middelen. De aanhouding van verdachte was dan ook rechtmatig.
Consultatierecht
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van schending van het consultatierecht, nu verdachte voorafgaand aan zijn verhoren de gelegenheid heeft gekregen om een advocaat te raadplegen.
Vrijspraak
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voor de strafbaarheid van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a Opiumwet is vereist dat de dader daadwerkelijk wetenschap heeft gehad van de omstandigheid dat hij met zijn handelingen de productie van harddrugs bevorderde. Dit opzet, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis en de vaste rechtspraak over artikel 10a Opiumwet, omvat ook voorwaardelijk opzet, waarvan sprake is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de genoemde omstandigheid zich zal voordoen (Hof Arnhem-Leeuwarden, 31 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6571).
Op 28 februari 2018 vervoerde verdachte in de door hem gehuurde bestelauto 34 jerrycans met fosforzuur, in totaal ongeveer 930 liter. Verdachte heeft verklaard dat hij op plotseling en eenmalig verzoek van ene [naam] , een kennis van hem uit de krakerswereld van wie hij geen verdere gegevens heeft, goederen in Hoogeveen zou afleveren. Deze [naam] had de gehuurde bus van verdachte geleend en zou ziek zijn geworden. Hij had de bus met daarin de goederen in Roermond achtergelaten en was zelf niet in staat de goederen te vervoeren, aldus verdachte. Verdachte heeft aan het verzoek van [naam] voldaan en heeft een kleine vergoeding van € 20,- gekregen en rekende erop dat ook de diesel zou worden vergoed. Verdachte wist niet wat voor spullen in de laadruimte van zijn bestelauto zaten maar hield er rekening mee dat het om gestolen goederen ging omdat hij [naam] uit ‘die wereld’ wel kende. Hij zou [naam] hebben voorgehouden dat het ‘best’ was zolang het niet om drugs ging. [naam] zou daarop hebben verklaard dat zich geen drugs in de bestelbus bevonden.
Hoewel de nodige kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de verklaring van verdachte, kan op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet met zekerheid worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het voorhanden hebben en vervoeren van de in de bus aanwezige voorwerpen wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze voorwerpen de chemische stof fosforzuur bevatten alsmede dat deze stof op enigerlei wijze in verband stond met het productieproces van synthetische drugs.
Verdachte ontkent te weten wat hij vervoerde. Bewijs dat hij dit wel wist ontbreekt. Dat verdachte geen vrachtpapieren had maakt niet dat verdachte het ernstige vermoeden had moeten hebben dat het vervoer met de productie van synthetische drugs te maken zou hebben. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat verdachte op regelmatige of beroepsmatige wijze goederen vervoerde en uit dien hoofde naar vrachtpapieren had moeten vragen. Nu verdachte naar eigen zeggen ervan uitging dat het om gestolen goederen ging, had verdachte ook om die reden niet hoeven aanslaan op het ontbreken van vrachtpapieren.
Ook de aanwezigheid in de bestelbus van het schrift met daarin vier afkortingen maakt niet dat verdachte had moeten vermoeden dat het vervoer in verband stond met de productie van synthetische drugs. De afkortingen zijn voor een leek niet te herleiden tot het door de officier van justitie genoemde bereidingsproces. Weliswaar maakt het aannemelijk dat het fosforzuur uiteindelijk voor het vervaardigen van synthetische drugs zou worden gebruikt, maar het bewijst niet zonder meer dat er sprake is van voorwaardelijk opzet bij verdachte gericht op het vervaardigen van synthetische drugs.
Nu voldoende bewijs ontbreekt dat verdachte wist dan wel ernstige reden had om te vermoeden dat hij jerrycans met voornoemde chemicaliën in de bus vervoerde alsmede dat hij het opzet had of zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij de productie van synthetische drugs faciliteerde, zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

Inbeslaggenomen goederen

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen, te weten:
- een paar handschoenen;
- een schrift;
- 34 jerrycans met inhoud.
De rechtbank is van oordeel dat de handschoenen moeten worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende, nu verdachte heeft verklaard die die niet van hem waren.
In de door verdachte gehuurde bestelbus zijn een substantieel aantal jerrycans aangetroffen met fosforzuur, een materiaal dat bijna alleen gebruikt wordt voor industriële toepassingen. Ook bij de productie van synthetische drugs wordt fosforzuur gebruikt. [1] Gelet op het onderhavige vervoer van stoffen zonder vervoersdocument en zonder nadere aanduiding van de inhoud op de verpakking, in een gehuurde bestelbus door een door een onbekende persoon ingeschakelde vervoerder, een schrift met aantekeningen die zien op het produceren van synthetische drugs, alsmede de hoeveelheid aangetroffen jerrycans bevattende fosforzuur is de rechtbank van oordeel dat er door (een) nog onbekende perso(o)n(en) een strafbaar feit is gepleegd, namelijk betrokkenheid bij de vervaardiging, bereiding, bewerking en/of verwerking van middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I. Om die reden is het ongecontroleerd bezit van die jerrycans en de inhoud ervan en het schrift met aantekeningen in strijd met de wet en/of het algemeen belang en dienen niettegenstaande de vrijspraak van verdachte die jerrycans en het schrift te worden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de bewaringvan de in beslag genomen handschoenen ten behoeve van de rechthebbende.
Verklaart onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen jerrycans met fosforzuur en het schrift.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Eelsing, voorzitter, mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper en mr. T.P. Hoekstra, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 januari 2021.
Mr. Orriëns-Schipper en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces verbaal van bevindingen d.d. 8 maart 2018, nr. 2018050022/Hoogeveen/RvPJV.