ECLI:NL:RBNNE:2021:2158

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
3 juni 2021
Zaaknummer
18/123676-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor seksueel misbruik van minderjarigen met schadevergoeding

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar voor het plegen van seksuele handelingen met de dochter van zijn toenmalige vriendin, die hij vanaf haar zesde tot en met haar negende jaar heeft misbruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer toegewezen, waarbij een bedrag van € 30.075,00 is vastgesteld. Voor andere ten laste gelegde feiten is de verdachte vrijgesproken, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft geen reden gezien om aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen te twijfelen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft eerder soortgelijke veroordelingen op zijn naam staan, wat heeft bijgedragen aan de ernst van de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/123676-20
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 juni 2021 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [instelling] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 mei 2021.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2016 in Winschoten, althans gemeente Oldambt, en/of Oude Pekela, althans gemeente Pekela, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en welke [slachtoffer 1]
- een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte (telkens)
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- zijn tong in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] met een of meer van zijn vingers betast/gestreeld en/of met zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geprobeerd te duwen/brengen en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] vastgepakt/betast en/of
- klaargekomen op de buik, althans op het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2016 in Winschoten, althans gemeente Oldambt, en/of Oude Pekela, althans gemeente Pekela, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, en welke [slachtoffer 1]
- een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens)
- de vagina van die [slachtoffer 1] met een of meer vingers betasten/strelen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] proberen te duwen/brengen/wrijven en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] houden en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] vastpakken/betasten en/of
- klaarkomen op de buik, althans op het lichaam van die [slachtoffer 1] ;
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 6 maart 2014 in de gemeente Oldambt, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die (telkens) bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- de vagina van die [slachtoffer 2] met een of meer van zijn vingers betast/gestreeld en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] met een of meer van zijn vingers gepenetreerd en/of
- de borsten van die [slachtoffer 2] vastgepakt/betast/gelikt;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 31 december 2016 in de gemeente Oldambt, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens)
- betasten/strelen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken van/bij en/of knijpen in en/of betasten en/of aanraken en/likken van een/de borst(en) van die [slachtoffer 2] ;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2014 tot en met 31 december 2016 in de gemeente Oldambt, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte (telkens)
- de vagina van die [slachtoffer 2] met een of meer van zijn vingers betast/gestreeld en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] met een of meer van zijn vingers gepenetreerd en/of
- de borsten van die [slachtoffer 2] vastgepakt/betast/gelikt;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 maart 2013 tot en met 31 december 2016 in de gemeente Oldambt, in ieder geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
(telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het (telkens)
- betasten/strelen van de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- vastpakken van/bij en/of knijpen in en/of betasten en/of aanraken en/of likken van een/de borst(en) van die [slachtoffer 2] .

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak ten aanzien van feiten 2 en 3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feiten 2 en 3. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De deskundige dr. A. Vredeveldt heeft onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] . Hij heeft hierbij kanttekeningen geplaatst. Het overige steunbewijs in het dossier, waaronder de verklaring van getuige [slachtoffer 1] , strookt niet geheel met de verklaring van aangeefster. Dit betekent dat – in zijn geheel beschouwd – er naar de mening van de officier van justitie onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feiten 2 en 3. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De deskundige dr. Vredeveldt heeft geconcludeerd dat van een betrouwbare aangifte geen sprake is. Niet voor wat betreft misbruik gedurende een langere periode en ook niet voor een eenmalig-misbruikscenario, waarover niet consistent is verklaard. Ook kan er volgens de deskundige niet goed onderscheid worden gemaakt tussen het geen-misbruikscenario en het eenmalig-misbruikscenario. Daarnaast is er een gebrek aan steunbewijs. Er zijn geen getuigen die iets van het misbruik hebben waargenomen, er is slechts één bewijsbron. De verklaring van getuige [slachtoffer 1] over de foto’s van aangeefster die zij zou hebben gezien, komt niet overeen met beschrijving in de verklaring van aangeefster zelf, zodat ook die verklaring geen steun kan bieden. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om te kunnen komen tot een bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte en verdachte heeft dit ontkend.
Deskundige dr. A. Vredeveldt heeft onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 2] , die zij heeft afgelegd tijdens het kennismakingsgesprek met de politie, het verhoor van de aangifte bij de politie en het studioverhoor bij de rechter-commissaris. Deze deskundige heeft naar het oordeel van de rechtbank op begrijpelijke gronden kanttekeningen geplaatst bij de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Die gronden houden verband met de inconsistentie, het gebrek aan details en de mogelijk druk van buitenaf op de getuige.
Daar komt bij dat de verklaring van getuige [slachtoffer 1] niet als steunbewijs kan dienen, omdat deze verklaring op een belangrijk punt niet strookt met die van aangeefster [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat ze foto’s van aangeefster heeft gezien waarop zij het geslachtsdeel van verdachte in haar mond zou hebben, terwijl aangeefster zelf claimt altijd te hebben geweigerd om zelf seksuele handelingen te verrichten bij verdachte.
De rechtbank merkt op dat voorgaande overwegingen niet betekenen dat er geen misbruik kan hebben plaatsgevonden, maar dat zij in zijn geheel beschouwd van oordeel is dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van feit 1 primair
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 1 primair. Zij beoordeelt de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] als consistent, concreet en gedetailleerd. Aangeefster is na een informatief gesprek gehoord bij de politie voor de aangifte en een jaar later tijdens een studioverhoor bij de rechter-commissaris. Haar verhaal wordt niet substantieel anders, en evenmin groter of heftiger. De officier van justitie acht de verklaring van aangeefster betrouwbaar. De vraag is of haar verklaring op specifieke punten voldoende ondersteund wordt door bewijsmateriaal uit een andere bron. De officier van justitie meent dat daarvan sprake is. De moeder van aangeefster bevestigt uit eigen waarneming een aantal specifieke punten uit de verklaring van aangeefster, zodat sprake is van wettig en overtuigend bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw bepleit vrijspraak van feit 1 primair en subsidiair. Zij acht de verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] onvoldoende betrouwbaar. Het geen-misbruikscenario kan niet worden uitgesloten, omdat ze druk voelde te verklaren om de vermoedens van haar moeder te bevestigen. Er zijn geen getuigen van het misbruik en de verklaring van aangeefster is inconsistent. Om de verklaring van haar moeder te gebruiken als steunbewijs past enige terughoudendheid, omdat zij een rol lijkt te hebben gehad bij het naar buiten treden van aangeefster omtrent het misbruik, de
disclosure.Ook heeft moeder verklaard zelf nooit iets van het misbruik te hebben gemerkt. Zij verklaart enkel voor zover zij achteraf van aangeefster in de loop van de jaren heeft gehoord over het misbruik, zodat sprake is van maar één bewijsbron. Gelet op moeders negatieve gevoelens over verdachte is de kans groot dat hier sprake is van zogenoemde
confirmation bias. Moeder kan achteraf de omstandigheden verbonden hebben aan het vermeende misbruik.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Het klopt dat ik [verdachte] wordt genoemd. Ik heb inderdaad een relatie gehad met [getuige] , de moeder van [slachtoffer 1] . Ik woonde toen in Winschoten. Het klopt dat ik ook wel in Oude Pekela heb geslapen bij [getuige] . [slachtoffer 1] had inderdaad een cavia.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 mei 2020, opgenomen op pagina 79 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2020080985 d.d. 4 augustus 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te Winschoten:
Het begon allemaal in Oude Pekela, mijn moeder kreeg een nieuwe vriend, [verdachte] . De eerste keer was op zolder. Ik had een cavia op zolder. Wij zouden kijken en toen begon hij met friemelen en zo. Gewoon met zijn vinger erbij. Er de hele tijd over heen wrijven. Over mijn vagina. Gewoon onder mijn broek. Door mijn broek heen, mijn broek uittrekken of met mijn broek aan voelen. Ik schrok. Hij dreigde als ik wat zou zeggen dan zou hij mijn moeder vermoorden. De eerste keer was met broek aan. Het ging steeds meer eigenlijk. Hij zei dan tegen mijn moeder dat we even naar de Action gingen maar we gingen naar zijn huis. We gingen naar zijn slaapkamer toe of we gingen douchen. Ik moest mij uitkleden. Hij ging dan met zijn geslachtsdeel over mij geslachtsdeel heen.
V: Hoe ging het precies toen jij naar zijn woning ging met hem.
A: We gingen naar binnen. Ik deed mijn jas uit hij zei: kom we gaan naar boven. Ik begon meestal te huilen en hij zei dan als je niet op houdt, duurt het alleen langer. We gingen naar zijn slaapkamer en dan moest ik mij uitkleden. Ik moest dan op zijn bed gaan liggen. Ik had dan niets meer aan. Zijn broek en onderbroek was dan uit. Dan ging hij met zijn geslachtsdeel over de mijne heen wrijven. En als het dan klaar was dan gingen we ons weer aankleden en naar mijn huis.
V: Wat bedoel je met zijn geslachtsdeel over jou geslachtsdeel?
A: Ja, gewoon er over heen wrijven, hij probeerde er ook in te komen maar dat lukte niet. Hij ging net zolang door tot hij klaarkwam. Hij ging net zo lang door met wrijven. Hij kwam klaar en spoot het op mijn buik. Daarna ging hij het wegvegen met een doekje. Met een babydoekje. Ik lag te slapen en toen stond hij daar ineens. Hij liep lachend weg. Ik wist dat hij het geprobeerd had bij mijn mond. Zijn geslachtsdeel hing uit zijn broek. Hij liep lachend weg. Het gebeurde vaker. Dan duwde hij hem in mijn mond, of hij duwde zijn piemel erin. Ik moest hem in mijn mond doen en hem pijpen.
V:Wat is er op seksueel gebied nog meer gebeurd?
A: Alleen dat. Piemel in de mond, over de vagina gewreven met zijn piemel, en met zijn vingers wrijven over mijn vagina. Onder de broek gewoon door. Hij wou er wel in maar dat lukte niet. Het gebeurde heel vaak.
V: Hoe vaak is dat pijpen gebeurd?
A: Tien keer ofzo.
V: Gebeurden er nog meer dingen op seksueel gebied, die je zag of deed?
A: Ja, dat hij mijn vagina ging likken. Ik moest gaan liggen en de benen wijd doen en dan ging hij dat doen.
V: Waren er verder nog meer dingen die er gebeurd zijn?
A: Pijpen en aftrekken.
V: Je vertelde dat je [verdachte] moest aftrekken, wat moest je doen?
A: Ik moest op en neer met zijn piemel met mijn hand. Als ik het niet door had ging hij een melodie fluiten, dan moest ik mee. Ik had een bankbed en die had ik ook omgedraaid, omdat hij elke ochtend als hij moest werken zijn tanden ging poetsen. Dan liet hij de kraan lopen en kwam dan in mijn kamer en begon bij mij te friemelen. De stang van de bedbank zat er dan tussen daarmee wilde ik voorkomen dat hij dat kon doen. Toen ik negen jaar was is het gestopt. Hij vroeg mij wil je nog doorgaan. Ik zei: “nee". Hij zei: 'Oké dan stop ik'.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 4 mei 2020, opgenomen op pagina 100 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige] :
V: Tegen wie heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan?
A: [verdachte] is zijn achternaam, Zijn bijnaam [verdachte] . Dat is een ex van mij. Sinds het huiselijk geweld is onze relatie voorbij. We hadden een lat-relatie maar we sliepen veel bij elkaar. Hij was bijna dagelijks bij ons in Pekela. Hij woonde in Winschoten.
V:ln hoeverre was [verdachte] alleen met de kinderen?
A:Dat gebeurde wel eens. Dan ging [slachtoffer 1] wel eens mee met [verdachte] een boodschapje doen, of even naar de Action.
V:Wat heeft [slachtoffer 1] jou vertelt?
A: Toen heeft ze een keer gezegd dat hij een keer had zitten friemelen. Ik dacht eerst spelende wijs ofzo. Dus ik vroeg wat dan? Maar toen zei ze nee, echt onder mijn kleren te friemelen, bij haar plassertje. Ze had des tijds zo’n bed met van die tralies en die wilde ze omgedraaid hebben, met de tralies aan de voorkant. Dat vond ik toen wel gek. Later hoorde ik dat hij dan bij haar op bed kwam. Bij haar te friemelen. Dat deed hij dan heel vroeg voor zijn werk aan zeg maar. Dan liet hij de kraan aan zodat ik dacht dat hij onder de douche stond. Later hoorde ik steeds meer.
[slachtoffer 1] slaapt met haar mond open, en toen heeft hij geprobeerd zijn geslachtsdeel in haar mond te doen. En toen heeft hij haar een keer gevraagd of ze samen een geheimpje wilden. En [slachtoffer 1] had gezegd dat ze dat wel wilde en toen is dat friemelen begonnen.
Ik heb constant afgewacht tot dat [slachtoffer 1] zelf ging praten. Ik heb er nooit achter aan gezeten. Ik weet van [slachtoffer 1] dat ze ook werd bedreigd door [verdachte] als ze iets aan mij zou vertellen, zou hij mij wel wat aan doen, hij zou mij dan vermoorden of in elkaar slaan. V:Hoe vaak is het misbruik gebeurd?
A:lk heb daar wel naar gevraagd, elke dag zei [slachtoffer 1] . Bij ons thuis, in de schuur,op de vliering. Want daar had ze cavia staan. Daar zaten ze vaak samen
.[slachtoffer 1] was 6 jaar oud toen dit is begonnen met [verdachte] . En toen [verdachte] weg ging bij ons was ze 9 jaar.
V: Wat heb je in die tijd vernomen van [slachtoffer 1] ?
A: Ja nu achter af. Hij had altijd een deuntje wat hij floot. En als hij dat floot dan zei hij ik ga weg. Ik zag dan dat [slachtoffer 1] even later ook weg ging
.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte dat zou hebben plaatsgevonden in de periode van haar zesde tot en met haar negende jaar. Verdachte heeft dit ontkend.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft over het misbruik door verdachte gesproken met haar vriendin [slachtoffer 2] . Beiden verklaren dat [slachtoffer 1] hierover als eerste heeft verteld. Zij begon spontaan over het misbruik te verklaren en in het dossier zijn geen concrete aanwijzingen te vinden voor druk of anderszins invloeden van buitenaf.
Uit de verklaring van aangeefster blijkt ook niet dat ze onder druk is gezet door haar moeder om te verklaren dat verdachte haar seksueel heeft misbruikt. Tijdens het studioverhoor geeft ze weliswaar aan dat haar moeder een keer heeft gevraagd of verdachte aan haar had gezeten en dat heeft ze toen bevestigd, maar daarna heeft ze haar moeder pas meer verteld nadat ze jaren later met de politie sprak. Haar moeder heeft verklaard dat ze terughoudend is geweest in de gesprekken. Haar is geadviseerd het eerst te laten en te wachten tot aangeefster zelf meer zou vertellen. Er zijn geen aanknopingspunten in de beide verklaringen voor beïnvloeding van aangeefster door haar moeder.
Aangeefster is gehoord in een informatief gesprek, in een studioverhoor door de politie en een jaar later in een studioverhoor bij de rechter-commissaris. Zij heeft consistente verklaringen afgelegd over wanneer het misbruik heeft plaatsgevonden en dat de eerste keer gebeurde op de zolder bij haar cavia. Het gebeurde veelal bij haar thuis of bij verdachte thuis en ook over de handelingen heeft zij een consistente en gedetailleerde verklaring afgelegd, zoals het wrijven door verdachte met zijn penis over haar vagina en dat het niet lukte om met zijn penis bij haar naar binnen te dringen, het friemelen met de vinger over haar vagina, het pijpen, aftrekken, het likken van de vagina en het stoppen van zijn penis in haar mond, omdat ze vaak met een open mond sliep.
Daarnaast benoemt ze concrete details, zoals het klaarkomen over haar buik en het wegvegen met een babydoekje, het laten stromen van de kraan zodat haar moeder dacht dat verdachte aan het tanden poetsen was, dat verdachte dreigde haar moeder te vermoorden als ze haar moeder erover zou vertellen en dat het misbruik uiteindelijk stopte nadat de relatie met haar moeder was beëindigd en ze op zijn vraag of ze ermee wilde doorgaan, had geantwoord dat ze ermee wilde stoppen.
Enkele inconsistenties ten aanzien van de frequentie van het misbruik of dat het stopte toen ze negen of tien jaar oud was maakt niet dat haar verklaring onbetrouwbaar is. Kleine vergissingen of veranderingen en toevoegingen zijn gebruikelijk wanneer er meerdere keren een verklaring wordt afgelegd, zeker als het gaat om de verklaring van een aangeefster van nu vijftien jaar oud die verklaart over misbruik van toen zij een zeer jong kind was.
Over het geheel bezien is de rechtbank van oordeel dat aangeefster [slachtoffer 1] een consistente, concrete en gedetailleerde verklaring heeft afgelegd en zij ziet geen reden om op voorhand te twijfelen aan de betrouwbaarheid.
De vraag is of de verklaring van aangeefster voldoende ondersteuning vindt in ander bewijsmateriaal, zoals de verklaring van haar moeder. Uit eigen waarneming heeft moeder over enkele specifieke punten verklaard. Ze bevestigt dat aangeefster een cavia op de zolder had waar aangeefster en verdachte vaak samen zaten. Ook bevestigt zij het deuntje dat verdachte floot, waarna hij aangaf weg te gaan en dat ook [slachtoffer 1] dan even later weg ging. Ook herinnerde moeder zich dat haar dochter opeens het bed met tralies omgedraaid wilde hebben en dat verdachte en [slachtoffer 1] wel ‘even naar de Action’ gingen.
De rechtbank constateert dat dit gaat om opmerkelijke details die weliswaar niet rechtstreeks over het misbruik gaan, maar die wel daarmee te maken hebben en dusdanig stroken met details uit de verklaring van aangeefster dat ze naar het oordeel van de rechtbank ondersteuning bieden. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de verklaringen van aangeefster en haar moeder elkaar op die onderdelen of anderszins bewust of onbewust hebben beïnvloed.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de eigen waarnemingen van moeder de aangifte van [slachtoffer 1] op voldoende wijze kunnen ondersteunen. Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 13 oktober 2011 tot en met 13 oktober 2016 in Winschoten en Oude Pekela, telkens met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2005 te Winschoten, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, en welke [slachtoffer 1]
- een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
telkens een of meer handelingen heeft gepleegd, die telkens bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- aan de vagina van die [slachtoffer 1] gelikt en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] met een of meer van zijn vingers betast/gestreeld en/of met zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] is binnengedrongen, en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geprobeerd te duwen/brengen en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [slachtoffer 1] gehouden en/of
- zich laten aftrekken door die [slachtoffer 1] en/of
- klaargekomen op de buik van die [slachtoffer 1] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en dat daarnaast de maatregel terbeschikkingstelling van overheidswege wordt opgelegd. De officier van justitie wijst erop dat er in 2009 door de psychiater een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken is vastgesteld. Een persoonlijkheidsstoornis gaat niet over, zodat deze er ook was tijdens de ten laste gelegde periode en ook nu nog. Ondanks weigering van verdachte om mee te werken aan onderzoek in het Pieter Baan Centrum zijn er voldoende aanknopingspunten voor vaststelling van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken. De officier van justitie heeft in dit verband verwezen naar de verschillende over verdachte opgemaakte rapportages.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat de maatregel terbeschikkingstelling niet opgelegd kan worden op grond van een enkele rapportage uit 2009 van een psychiater waarin een persoonlijkheidsstoornis wordt vastgesteld, terwijl de psycholoog ten aanzien van dezelfde zaak geen stoornis kon vaststellen. Bovendien is de stoornis in de jaren daarna nooit bevestigd, zelfs niet tijdens twee observaties door het Pieter Baan Centrum. Op grond van de jurisprudentie is het niet mogelijk om de maatregel terbeschikkingstelling op te leggen, nu geen stoornis kan worden vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering d.d. 30 april 2021, het rapport van het Pieter Baan Centrum d.d. 18 februari 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 februari 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft seksuele handelingen verricht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen, bij de dochter van zijn toenmalige vriendin vanaf haar zesde tot en met haar negende jaar. Het gaat om een kind van zeer jonge leeftijd dat gedurende een lange periode en vrijwel dagelijks de handelingen van verdachte moest ondergaan. Verdachte heeft gebruik gemaakt van de kwetsbare positie binnen de huiselijke sfeer waarin het slachtoffer zich bevond en heeft ten behoeve van de bevrediging van zijn lustgevoelens de verantwoordelijkheid die hij als stiefvader ten opzichte van haar had genegeerd. Verdachte heeft de belangen van het slachtoffer volledig veronachtzaamd en heeft door aldus te handelen een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychologische gevolgen van mogelijk lange duur kan meebrengen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Tijdens zijn aanhouding inzake onderhavige ten laste gelegde feiten stond hij onder reclasseringstoezicht in verband met een voorwaardelijke invrijheidsstelling van de gevangenisstraf voor verkrachting van zijn overbuurvrouw. Ook staat er een veroordeling voor een verkrachting en betreffende een bedreiging uit 2008 op zijn justitiële documentatie. De reclassering geeft aan dat verdachte na geen van deze veroordelingen open stond voor een passende behandeling, en niet meewerkte aan diagnostisering van zijn psychisch-emotionele problematiek. De toezichthouder geeft aan dat behandeling, delictanalyse en preventieplannen moeizaam verliepen vanwege de gecontinueerde ontkennende houding na zijn veroordeling(en).
De rechtbank stelt vast dat verdachte wederom geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor het door hem gepleegde strafbare feit. De zorgen rondom de impulsbeheersing van verdachte zijn groot en het hoge gevarenrisico dat uit de risicotaxatie komt blijft onverminderd hoog, en de reclassering acht de kans op risicobeperking zonder dwang kader bijzonder klein. Zij zien geen mogelijkheden om met ambulante behandeling of oplegging van bijzondere voorwaarden bij te dragen aan de afname van het recidiverisico. Verdachte zal er niet aan mee werken.
Gelet op het voorgaande – en op de eis van de officier van justitie – ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte in aanmerking komt voor de maatregel van terbeschikkingstelling. Daarvoor is om te beginnen nodig dat de rechtbank vaststelt dat er ten tijde van de gepleegde delicten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens.
De rechtbank beschikt over Pro Justitia-rapportages over verdachte uit de jaren 2009, 2018 en – in het kader van onderhavige strafzaak – 2021. De laatste twee betreffen rapportages van het Pieter Baan Centrum; verdachte heeft beide keren zijn medewerking aan het onderzoek geweigerd.
In 2009 heeft de psychiater een persoonlijkheidsstoornis vastgesteld; de toen ook benoemde psycholoog niet. Er was in 2009 dus geen consensus over een diagnose.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum uit 2018 staat kort vermeld dat verdachte tussentijds een behandeling heeft gehad en dat die recidiveverlagend heeft gewerkt. De deskundigen stellen geen stoornis vast. Dat laatste geldt ook voor de rapporteurs in 2021. Zij hebben kennelijk in de conclusie van de psychiater uit 2009 geen aanleiding gezien om opnieuw te concluderen tot een persoonlijkheidsstoornis.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de officier van justitie niet volgen, voor zover deze stelt dat vaststaat dat verdachte in het verleden een persoonlijkheidsstoornis had en dat deze ook ten tijde van de gepleegde delicten nog aanwezig moet zijn geweest, omdat een persoonlijkheidsstoornis ‘niet over’ gaat.
Daar komt bij dat het voor de rechtbank geen feit van algemene bekendheid is dat een persoonlijkheidsstoornis nooit over zou gaan, gelet ook op de discussie hierover onder gedragsdeskundigen.
De rechtbank is van oordeel dat zij aldus te weinig handvatten heeft om vast te stellen dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Zij zal dan ook geen maatregel tot terbeschikkingstelling opleggen.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd ziet de rechtbank geen andere mogelijkheid dan een forse gevangenisstraf op te leggen van na te melden duur.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 15,08 ter zake van materiële schade en € 20.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 75,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 30.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] moet niet ontvankelijk worden verklaard nu de feiten onder 2 en 3 niet bewezen kunnen worden.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] moet worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vermeerdering met de wettelijke rente. Het bedrag wat zij heeft gevorderd past bij de ernst van de feiten, en hetgeen bekend is, algemeen en in haar specifieke geval, over de gevolgen die dat voor haar in haar verdere leven zal hebben.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt beide vorderingen benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen nu zij heeft gepleit voor vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten 2 en 3 niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij [slachtoffer 2] zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is – mede gelet op het gebrek aan inhoudelijke betwisting - voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. Het gaat om een bedrag van € 75,- aan materiële schade (reiskosten) en € 30.000,- immateriële schade. Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen in de vorm van PTSS en dat zij is doorverwezen naar een klinische behandelsetting. Er zijn geen andere aanleidingen naar voren gekomen die ook zouden hebben kunnen bijdragen aan dit letsel. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist en die de rechtbank redelijk voorkomt, zal daarom in zijn geheel worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 oktober 2011.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
30.075,00(zegge: dertigduizenden vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2011
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 30.075,00 (zegge dertigduizendenvijfenzeventig euro), te verhogen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2011. Dit bedrag bestaat uit € 75,00 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling voor de duur van 185 dagen worden toegepast, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feiten 2 en 3:
Verklaart de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet ontvankelijk. Bepaalt dat verdachte en deze benadeelde partij ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en mr. H. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 juni 2021.